MET HART EN ZIEL!
Er zijn zo van die Heistenaars die stil hun weg gaan in het leven, maar ons leren hoe eenvoudig mooi het leven kan zijn. Heyst Leeft heeft aandacht voor alle bewoners die het verleden boeiend kunnen navertellen aan haar meer dan 500 leden.
Het levensverhaal van Marie-Louise Van Weiden brengt herkenning door de inhoud van een vorig boekje. Toch is de vertolking anders want het werd opgetekend door de ogen van “Wies van de Lilas Blanc.”
Marie-Louise Van Weiden werd geboren op 1 juni 1920. Haar vader Firmin Van Weiden, Heistenaar, werkte in het Boerenhof bij de familie Goormachtigh. Hij overleed in 1947.
Haar moeder Nathalie Vyncke was afkomstig van Aardenburg (Nederland) en stierf in 1940. Het gezin had vier kinderen:
Rosa +
Margriet +
Albert +
Marie-Loulse
HISTORISCH BEGIN
Als 16 jarig meisje ging Marie-Louise in dienst bij het gezin Bailyu-De Jonghe. Studeren was geen optie in die tijd. Het werd geen vuurdoop, eerder een “gevoel van thuiskomen” in een warm gezin. Na de dood van haar moeder Wies was amper 20 jaar oud kwam ook haar zus Margriet deeltijds werken in de Lilas Blanc. Hun vader leefde nog, en Margriet ging elke avond naar huis om voor vader te zorgen en het huishouden te doen. Marie-Louise zag het met lede ogen aan, ze weende elke avond toen ze haar zus zag vertrekken
Nochtans in de Lilas Blanc had ze een mooie kamer, en thuis in de Stieslag (huidige Leenstraat) sliep ze onder de pannen.
Haar heimwee was van korte duur, want het meisje dat al te vroeg haar moeder verloor was geboren met geluksgenen.
Met haar 16 jaar was ze nog niet gevormd en Madame Odile heeft haar geleid naar de volwassenheid. Naast job van respectievelijk kindermeisje, huishoudster en winkeldochter heeft ze Wies bijgebracht dat “optimisme” het sleutelwoord is voor een gelukkig leven.
Reeds van in het begin wilde vader Gustave Bailyu dat Wies aan tafel at samen met de familie. Zij had voor zichzelf de tafel gedekt in de keuken, maar dat was buiten de waard gerekend! Bij haar thuis was het geen gewoonte dat er elke dag vlees op tafel kwam en ze keek stiekem naar de anderen hoe zij hun vlees sneden.
Onbelangrijk voor de familie, maar voor zichzelf wilde ze haar mooiste tafelmanieren bovenhalen. Zij werd kind aan huis en woonde intern. De werksfeer was prettig en het stak op geen uur. Dochter Yolande Bailuy zat in de bureau met pa, Rosa Bailyu stond in de winkel en samen sterk vormden ze een team. Op mijn vraag wat Wies op zondag deed volgt een eenvoudig antwoord: “Ik was bij de kajotsters, de arbeidersjeugd. Marie-Madeleine Buicke was voorzitster en wij konden terecht in de school van Heist voor wat ontspanning.”
De jaren gingen voorbij en Wies van de ‘Lilas Blanc’ bleef vrijgezel, naar eigen zeggen omdat ze geen tijd had om een lief te zoeken.
Haar eerste taak was om Dany (8 maanden) groot te brengen, en de babyboom groeide met de jaren. Haar “madame” Odile De Jonghe kreeg 19 kleinkinderen en het 21ste achterkleinkind was op komst toen Odile stierf. Marie-Louise was de helpende hand, de steun van het gezin Bailyu.
‘t OUD MARKTJE VAN HEIST
Ik hoor het Wies graag vertellen wanneer ze praat over het klein Marktje en zijn bewoners. Het was pakweg 1955 toen Maria Jonckheere en Hektor Schoonbaert er “hun” Franco Beige uitbaatten, dit was op de hoek met het Canadezenplein (huidige Bolle.)
Tegenover de Lilas Blanc had je de pottenwinkel van Eugeen Kuborn en Madeleine Everaert.
‘t Oud marktje of Canadezenplein
“Ons Heist” was echt een familiedorp met hechte banden. Die gesloten gemeenschap doet het nog steeds niet slecht in de nieuwe eeuw en “Heyst Leeft” streeft ernaar om dit volkseigen te bewaren.
Het dagelijkse leven in de Lilas Blanc heeft Wies ervaren als de mooiste uit haar leven. Madame was zeer opgewekt en telkens ze Wies begroette was het van: “Hoe is ‘t met slakke ziele?”
Marie-Louise had een kamer naast die van de meisjes. Op mijn vraag hoe ze zich ‘s avonds bezighielden antwoordt Wies: “veel kaarten of kousen toppen, het was best gezellig.” En inderdaad het woord “gezellig” komt veel voor in haar levensverhaal. De chauffage werkte nog met kolen, en dit was Wies haar taak. De mensen hadden nog geen T.V. maar beeld en klank aan elkaar.
Wies zorgde ook voor haar zus Margriet die doof was sinds haar kindertijd De hoorapparaten waren nog niet zo goed in die tijd, maar ze kon goed liplezen.
Als Wies over vader Bailyu spreekt zegt ze “pa.” Hij leerde Wies autorijden, ze oefenden in de Ramskapellestraat (huidige Heistlaan) op een kasseiweg! Na zijn dood werd Wies chauffeur van de familie.
Het was niet zo dat ze haar grenzen nooit heeft verlegd, want toen de winkel gesloten was in september ging ze regelmatig op reis. Met de familie bezocht ze Luxemburg, en ook met haar eigen zus ging ze naar Oostenrijk en Zwitserland.
Zo wist ze nog een anekdote te vertellen over de reis met haar “baas” en “madame” naar Lugano en Locarno.
Op het terras van het hotel zaten ze samen te genieten, (haar eigen zus was ook mee) toen ze plots hoorden: “dag Tante Odile!” Ze draaiden zich om en wie stond daar... hun buurman van thuis, apotheker Georges Dumortier. Van toeval gesproken, of beter nog: wat is de wereld klein...
1920-1930
Met verwondering of is het vertedering luister ik naar het verhaal van Wies.
Ze ging slechts tot aan haar veertiende naar school, dus van het 1e tot het 8e leerjaar. Ze volgde de lessen aan de Vlaamse kant van de meisjesschool in Heist en herinnert zich Zuster Scholastiek, Geneviève en Martina.
Aan haar eerste communie werd niet veel aandacht besteed, maar voor haar plechtige communie droeg ze een lang wit kleed. Voor die gelegenheid werd er feestelijk gekookt: Tomatensoep met balletjes,Konijn met pruimen en.. taart die haar zus had leren bakken op school.
Toen Wies in dienst ging was ze ergens nog een kind, en het is niet verwonderlijk dat haar vorming, haar opvoeding in handen lag van de familie Bailyu. Van karakter was Wies altijd optimistisch, Odile en haar gezin hebben die natuurlijke gave versterkt, ze hebben haar met liefde opgenomen en er veel voor teruggekregen.
“TU N’ES PAS D’ICI SANS DOUTE?!”
Als winkeldochter heeft Marie-Louise een aardig mondje frans geleerd in de Lilas Blanc. Op een dag stond er een dame uit Charleroi in de winkel, en wilde een broek passen. Zij vroeg in het frans: “Kan het niet wat goedkoper?”
Wies antwoordde: “Je bent niet van hier zeker?”
Waarop die dame antwoordde: “Nee ik ben van Charleroi.” Odile hoorde die letterlijke vertaling glimlachend aan, maar corrigeerde achteraf.
Wies had soms een grappige manier van verkopen. Zo was er een klant die badpakken kwam passen. Na elke pasbeurt ging Wies een kijkje nemen in het pashokje. Hoe dikwijls vragen mensen niet aan de verkoopster: “Wat vindt jij ervan?” Waarop Wies: “Ach die tweede vind ik toch méér gekleed dan die eerste.” Een leuke woordspeling, want in hoeverre kun je spreken over “gekleed” gaan als je in badpak staat.
Ooit kwam er een vrouw met haar dochter de winkel binnen. Het meisje wilde een bikini, maar de moeder vond dit ongepast gezien de blote buik. “Koop dan een mooie bikini” zei Wies, “dan kijken ze naar de bikini en niet naar de buik.”
De gezusters Dejonghe: : Maria, Odile, Margriet en Anna
De Lilas Blanc stond garant voor degelijke kwaliteit, en Wies en haar zus droegen altijd kleren uit de winkel. Daar hing die typische geur eigen aan mercerie, stoffen en nieuwe kledij. Confectie en aanverwante vond je ook in de winkel van Madeleine De Spiegelaere, in de Kleine Winst, in de winkel van Jef D’Hondt en later in Le Progrès. Het was ook de gewoonte in Heist dat handelaars hun inkopen deden bij elkaar.
Bij Gustave en Odile was het alleszins “de zoeten inval” maar als er teveel vrouwvolk over de vloer liep, ging Gustave rustig een pintje pakken in het café “Belgisch Hof” bij Maurice Van Halewijn. In elk geval, ambiance was er genoeg. Margriet Van Weiden kookte elke dag voor het ganse gezin.
SAMEN STERK
En toen kwamen ze allen ongemerkt in de avond van hun leven. In 1961 verhuisden Odile en Gustave naar hun villa in Duinbergen. Wies en haar zus Margriet gingen mee, en samen hebben ze nog mooie jaren gekend.
De kinderen kwamen er graag op bezoek en wisten dat ze welkom waren. Ook Margriet, ze noemden haar tante Margot, kwam dikwijls naar haar zus Odile om te kaarten en bij te praten. Wies heeft een paar opmerkelijke talenten die ik toch in de bloemetjes wil zetten. Ze kan zingen, liedjes maken, mooie verzen en teksten opstellen en haar publiek in de juiste sfeer brengen. Zo kreeg ze in 1989 op het Festival van het Visserslied een eervolle tweede plaats. Zij vertolkte het lied “Op de vismarkt ben ik geboren” en won er bovenop de prijs van het publiek’
Wies was lange tijd actief in het zangkoor Toontje, en schreef ook leuke teksten die ze bundelde in boekjes. Haar vriendin Geneviève (Veva) Desmidt, met wie ze vroeger bij de Kajotsters was, verzorgde de tekeningen en de kalligrafie. De boekjes werden meestal gemaakt in opdracht van vrienden en voor bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen, gouden jubileums e.a.
De familie Bailuy voor hun villa ELIDO (omgekeerde van Odile)
Madame Odile richtte dikwijls feesten in voor de ganse familie, en Wies amuseerde het publiek. Zij zorgde ervoor dat de franssprekende genodigden konden meezingen, en de tekst was altijd komisch getint. Zo haalde ze de eerste zin van haar liedjes uit grote hits zoals “Voulez vous danser grand-mère?” Ambiance verzekerd! 1986 was een hoogtepunt in haar leven toen men haar jubileum vierde van 50 jaar in dienst van de familie Bailyu-De Jonghe. Het dankwoord van Dany, als kakkemest en tolk van de familie vond ze enig mooi.
Als ik haar vraag hoe ze nu haar leven vult, merk ik ontroering. “Ik woon nu in de Knokkestraat sinds 1995” zegt ze “en heb het hier best naar mijn zin.” Ze wandelt nog dagelijks, leest de krant, kookt haar eigen potje, en wast en strijkt zelf. Op zaterdagnamiddag gaat ze naar de mis in de Noordhinder, en spreekt er met de mensen.
De mooiste uren beleeft ze met de kinderen en kleinkinderen, het is echt haar familie en niemand die daaraan twijfelt. Zij waakte toen haar baas stervende was in de kliniek van Knokke, en was erbij toen hij overleed. Madame Odile is ook in haar armen gestorven thuis in de villa te Duinbergen.
Anderzijds herinnert ze zich de begrafenis van haar zus Margriet in 1999. Zij stond er niet alleen voor, want de ganse familie Bailyu was vertegenwoordigd. De kleinkinderen brachten een hulde aan Margrietje om hun dankbaarheid te uiten. Toen Wies 80 jaar werd, kwam Ann Bailyu (dochter van Luc) haar halen, ‘t was op een zondag. Wies verwachtte dat ze naar het huis van Ann zouden gaan, maar ze reden er voorbij, zogezegd om nog een boodschap te doen. Voor ze het wist reden ze een helling op en stopten voor het restaurant “Ten Bos.”
Wies was erg geschrokken want toen ze binnenkwam was er een groot feest aan de gang met de voltallige familie! Het feest was ingericht voor haar, voor Wies, omdat ze 80 werd, en omdat ze dit wilden vieren met en voor haar.
Zij was er altijd voor iedereen, en de familie is haar toewijding nooit vergeten. Wies was zus, mama, oma, en zoveel meer! Een grote dame die gedeeld, gewerkt en geleefd heeft met hart en ziel!
RITA VAN DEWALLE
MARIE-CHRISTINE DEZUTTER
+++++++
AU LILAS BLANC
Waar tijd getuigt dat elk moment
gewonnen of verloren
mij kostbaar is, zo ver nabij
die weg kruist mijn verbeelding.
Van wiegelied tot avondzoen
van weten en vergeten
van prikken in een luchtballon
en klimmen op de morgenzon.
Waar ik geloof dat elke dag
verzonnen of bezongen
mij kwetsbaar is, zo wakend mooi
die nacht deelt mijn verleden.
Daar waar mijn hand de hemel reikt
en ik ontwaak onder bloesems van witte jasmijn...
RITA VANDEWALLE