Heistse vluchtelingen komen aan in Engeland
Bij de aankomst van de vissers in Engeland ondergingen die mensen een ware cultuurshock. Een eerste trauma die ze te verwerken kregen was de ontluizing. De Engelsen vonden de vluchtelingen vervuild en wilden hen onderwerpen aan een medisch onderzoek.
Iedereen moest de bovenkleren uittrekken en het bovenlijf ontbloten, wat niet evident was voor die preutse volkse mensen uit die tijd. Voor de Engelsen leek het er op dat de Barbaren op invasie kwamen...
Veel vluchtelingen kenden een armoedig bestaan en de welvaart en vooruitgang in de steden was hen onbekend. Zo maakten Louise en Gilberte ook plots kennis met ongekende luxe: een echte badkamer met stromend warm water en een lekker heet dampend bad. Wat een tegenstelling bij thuis, waar men zich in die tijd waste in een grote zinken kuip of wastobbe, in ’t dialect een “bassing”. En dan de WC met stromend water binnen in huis, een vertrek met een “chasse”.
Thuis at men gewoon aan tafel uit één bord, de aardappelen en de groenten werden gesmoesd, en als er vlees was... overgoten door vleesnat. De vork was het enige stuk bestek. Maar “over ’t water” ging het er wat deftiger aan toe.
Op tafel lag een heel arsenaal aan “eetwapens”. Er was een bord voor de soep en een bord voor de vaste voeding (een platte en een diepe tallore...). Eten in de handen nemen was uit den boze. Dit in tegenstelling met de vluchtelingen die de gewoonte hadden het stuk vlees in de handen te nemen om er een stukje af te bijten, want tafelmessen waren niet in gebruik. De tafelmanieren moesten dus bijgeschaafd worden en het was al een hele opdracht te onthouden waarvoor elk bordje en elk kommetje diende, en waarvoor messen, lepels en vorken dienden gebruikt te worden.
Neem nu de koffie: een leuke tas met ondertas, een lepeltje, een melkkannetje, een suikerpotje... al die complimenten waren de Heistse vissers in die tijd niet gewoon. Ja, wadde, thuis was dat één kom zonder oren, die diende voor het opslurpen van de koffie, om de handen te verwarmen, en om de soep en de karnemelk in te doen. En dan was er nog de taal, een groot probleem om te communiceren, om zich verstaanbaar te maken. En kende men al wat woordjes, dan moest men ze nog kunnen uitspreken ook... en ge kunt toch de ganse dag niet met een warme patat in uw mond rondlopen...
Maar dank zij het geduld en de inzet van het gastgezin kwam alles in orde en spreken onze dames nu nog perfect English.
Naar A.J. Beirens