Het visserslied

André Desmidt

Toen Heyst Leeft in 1985 startte met een liedjeswedstrijd voor vissersliedjes, dan nog in de schuur van ons toenmalig lokaal ‘Het Boerenhof’, dachten velen dat het een eenmalig initiatief zou zijn.

Het was niet gemakkelijk om kandidaten te vinden, toeschouwers waren er gelukkig ruimschoots voldoende. Moeizaam groeide deze wedstrijd uit tot een volwaardig liedjesfestival.

Als locaties hadden wij de schuur van het Boerenhof, de oude Ravelingen, de nieuwe Ravelingen en nu het podium op de Zeedijk, ter hoogte van het Heldenplein.

Nu wordt er samengewerkt met SABAM (Artistieke Promotie), de Roularta Media Group met de Krant van West-Vlaanderen en twee trouwe hoofdsponsors: Groep Cauwe en het zakenkantoor Morbee-Ballegeer.

Betekenis van het visserslied

Van oud-inwoner Jan De Corte (zoon van schepen Robert De Corte) kregen wij enige tijd terug toelating om een en ander te publiceren uit zijn licentiaatsverhandeling (1976), precies handelend over dat visserslied. (Het volkslied te Heist, in het bijzonder het visserslied)

Daarin lezen wij dat het visserslied op de eerste plaats een communicatiemiddel is binnen de visserij. Een manier om iets mede te delen, meestal slecht nieuws trouwens.

Jammer genoeg gaat dit slecht nieuws bijna altijd over scheepsrampen, hetzij in volle zee, hetzij dicht bij het strand.

Wanneer het onheil zich voordoet op volle zee dat wordt de onmacht bezongen van de vissers die niet op kunnen tegen het natuurgeweld van de machtige zee.

De visser in zijn schuitje als speelbal van de zee.

Wanneer de ramp zich voordoet dicht bij de wal dan bezingt men de hulpeloosheid van diegenen die op het strand of in de duinen machteloos moeten toezien.

Het hele visserslied is steeds gebaseerd op de tegenstelling: land - zee.

Doordat de visser de zee intrekt en dus het land verlaat verliest hij meteen het directe contact met het land, en ook de zekerheden en hulpmiddelen die daar te vinden zijn.

Het enige gezelschap bestaat dan nog uit de zee. die zee wordt dan ook persoonlijk, krijgt een gestalte.

Er worden ook specifieke eigenschappen aan gegeven: gewelddadig, onbetrouwbaar, demonisch.

In de tekst vertaalt zich dat door een heel speciaal woordgebruik: briesen, beven, inslikken, ontrukken, opzuigen, smijten...

Men spreekt ook minder van storm maar van orkaan en tempeest. Om het negatieve, het onheilspellende nog te onderstrepen wordt de kracht van de zee gekoppeld aan andere natuurelementen zoals mist, wind, onweer, felle stroming, springvloed.

De rampen blijven echter een harde realiteit (zie namen op het visserskruis te Zeebrugge, de boeien in het visserskapelletje te Heist) en beroeren de ganse volksgemeenschap.

Met spreekt dan ook meer van noodlot dan van toeval.

En hier speelt dan de situering in de tijd een grote rol: men spreekt van ‘bij nacht en ontij’ waarbij de nacht een negatief gegeven is, onheilspellend, ondoorgrondbaar.

Het onverwachte, het noodlottige wordt dan weer benadrukt bij de rampen tijdens de zomer, waar men zich niet verwacht aan zware stormen.

Het verhaal

Bij het bezingen van wat er zich op zee afspeelt gaat het niet zozeer over het individueel beleven, maar wordt gezongen over de groep, de bemanning.

Het is inderdaad zo dat het helaas meestal rampen zijn met meerdere slachtoffers, zelden met slechts één slachtoffer.

Het verhaal wordt dus opgebouwd via een aantal duidelijke punten :

  • het mondeling afscheid van vrouw en kinderen
  • het huilen en kermen gedurende de strijd met de zee
  • de vraag om vergeving
  • het bidden en smeken
  • wanhoopsgebaren om aandacht te trekken

In de vorige eeuw waren de vissersschuiten inderdaad nietige dingen op de immense zee. Er werd nog met zeilen gevaren op de platbodems die dan op het strand aanlegden.

Dit in tegenstelling met onze huidige vissersvaartuigen die voorzien zijn van de moderne technologie.

Inhoudelijk heeft men het ook over de sociale relatie van de vissers. De verhoudingen tussen de bemanningsleden onderling, hoe zij elkaar helpen en troosten...

Maar het allerbelangrijkste en steeds wederkerende is de relatie van de visser met zijn vrouw en zijn gezin.

Elke afvaart is een tijdelijke breuk in die relatie. Een scheepsramp kan daar onvoorzien een definitief afscheid van maken.

In het verhaal hoort men dan ook steeds bij de beschrijving van de scheepsramp, op het ultieme moment, het afscheid van de visser naar zijn vrouw: vaart wel...

En na de ramp is er dan de omgekeerde reactie: de vrouw die aan haar man, haar visser denkt.

Soms richt zij haar geklaag naar de familie en vrienden, meestal richt zij het naar de zee. De zee die geeft, maar ook de zee die neemt.

Dit alles met een gevoel van gelatenheid of een gevoel van bitterheid.

Wanneer de treurnis beschreven wordt dan zien wij de vrouw, al dan niet met haar kinderen, op het strand dicht bij de zee, het graf.

Vaak komt dan op het einde nog het aspect van eeuwige trouw, wat ook betekent zeer lang lijden en treuren..

Regelmatig wordt ook de deerniswekkende situatie bezongen van de weesjes die bij moeder achterblijven, met een onzekere toekomst gelet op de heersende armoede en het verdwijnen van de kostwinner.

Bijzonder tragisch wordt het wanneer de vrouw zowel haar man als haar zoon verliest. De troost en steun komt dan van de gemeenschap die een bijzondere samen­horigheid toont en een daaruit voortvloeiende solidariteit.

Het stukje brood dat de man in de moeilijkste omstandigheden op zee wilde verdienen, is immers verdwenen.

Het religieuze aspect

Het is duidelijk dat men in noodsituaties grijpt naar een ultieme steun, naar iets dat meer macht zou kunnen hebben dan de woeste zee, naar de Almachtige die de zee ooit kon bedaren.

Geloof en bijgeloof hebben hier veel raakvlakken.

Toch is een soort oergeloof hier van groot belang. Het is niet het gelovig zijn van de traditionele kerkganger die bepaalde rituelen nodig heeft, maar wel een hoopvol uitkijken naar hulp van hierboven. De oproep, het gebed, beperkt zich dan ook meestal tot: Och God.

Er zijn vooral twee toestanden waarin zich godsdienstige houdingen situeren. Een eerste is die van de visser bij het vergaan van de boot. Daar treft men naast het aanroepen, ook bidden en smeken aan. Dit nogal dikwijls gekoppeld aan vragen voor vergiffenis, verlossing uit de pijn.

Algemeen mag aangenomen worden dat de visserij een gelovige gemeenschap is (zie de vele tradities, het succes van het visserskapelletje...).

Hierbij valt het op dat men vooral Onze Lieve Vrouw aanbidt en om hulp vraag. Zij is immers de Stella Maris, de Ster der Zee.

Een tweede toestand waarin we een godsdienstige houding aantreffen is die van de vrouw en/of de kinderen bij en na de ramp.

De beroepssituatie als visser wordt als een soort fatum aanvaard, het (nood)lot.

Uit armoede moest men wel in zee gaan, om den brode.

Structuur van het visserslied

Wat de opbouw van een visserslied betreft, vallen een aantal constanten op. Rampliederen bevatten bijna altijd een vaste opbouw :

  • een korte situeringschets met vermelding van de ramp
  • het eigenlijke verhaal van de ramp, het gebeuren
  • de gevolgen van de ramp voor vrouw en kinderen

Heel merkwaardig is dat de meeste liederen het ongeluk beknopt in de eerste strofe vermelden, wat naderhand dan verder uitgewerkt wordt.

Soms wordt de nieuwsgierigheid gewekt door het stellen van een vraag, soms begint men met een beeld van geluk als tegenstelling tot wat zal volgen.

Meestal eindigt het lied in een hopeloze situatie, vol treurnis en verdriet. Men spreekt zelfs van zogenaamde klachtenliederen.

Gemiddeld bevatten de liederen vier strofen en een refrein, hoewel het aantal strofen soms kan oplopen tot tien. Elke strofe heeft vier tot maximum tien versregels, meestal acht.

Besluit

Het visserslied was (en is) een manier om een verhaal over te brengen naar een grote groep mensen. Dit heeft in eerste instantie waarde als het overbrengen van een verhaal, een boodschap. Op de tweede plaats is het ook een manier om het ongeluk, het rampgebeuren, te verwerken. Dit zowel voor de onmiddellijke familie als de solidaire groep vissers en verwanten.

Een vergelijking met de marktzangers ligt hier voor de hand.

Met de organisatie van het Festival van het Vlaamse visserslied wil Heyst Leeft op de eerste plaats verdere aandacht vragen voor het traditionele visserslied, maar wil zij ook de zee bezingen aan de hand van nieuwe liedjes.

Bronnen Jan De Corte en Jef Klausing

Stichting van de Oudleerlingenbond

VISSERSVREUGD

Tekst overgenomen uit Albatros

Op initiatief van directeur Karei Ackx had de stichting van de oud-leerlingenbond plaats op het kerstfeest 1949 in de school, Pannestraat 144.

Tot dit feest werden de gediplomeerden van 1948 en 1949 uitgenodigd (daar de zaal niet groter was konden meerdere jaren niet gevraagd worden) die een voorlopig bestuur kozen.

Tot voorzitter werd de heer André Vandierendonck en tot ondervoorzitter de heer Frangois Vlietinckx verkozen.

De eerse ploeg bestuursleden bestond uit de heren Emiel Ackx, Maurice Braet, Frans Cattoor, Theo Degraeve, Leon Jonckheere, Robert Popelier, Jozef Rappé, Leon Utterwulghe, Edmond Vantorre, Jan Vantorre.

Het doel van de oud-leerlingenbond bestaat er in de band tussen de school en de oud-leerlingen te bewaren en te verstevigen. Daaruit vloeit onder andere voort dat de oud-leerlingenbond wars staat van politiek.

Op de bestuursvergadering van 29 maart 1950 werden reeds 68 leden genoteerd. Het lokaal werd gevestigd bij de heer Frans Cattoor, uitbater van het café ‘IBIS’.

Later werd het lokaal overgebracht naar de school.

Op de bestuursvergadering van 25 mei 1950 kreeg de oud-leerlingenbond de naam ‘Vissersvreugd’ en werd het jaarboekje ‘Albatros’ geboren.

In hetzelfde jaar werd voor het eerst een bal ingericht. Ook werd de helft van het bestuur herkiesbaar gesteld.

In 1951 kon Vissersvreugd reeds overgaan tot het schenken van prijzen aan verdien­stelijke leerlingen van de dagschool.

In dit jaar bereikte Vissersvreugd reeds de 100 leden. Het bestuurslid Maurice Braet gaf ontslag maar bleef natuurlijk steeds een trouw lid.

De reis naar Boulogne kende een groot succes en werd gerapporteerd in Albatros.

In 1952 kocht Vissersvreugd voor de gediplomeerde aspiranten een paar zeelaarzen. Het ledenaantal liep op tot 145.

Op 10 en 11 juni kon men reeds uitpakken met een tweedaagse reis naar Han-sur- Lesse, het volgende jaar gevolgd door een reis naar Amsterdam.

Maar keren wij even terug naar de stichting.

Het ging er gezellig aan toe op dat feestje op tweede kerstdag van 1949. Benevens de voltallige beheerraad van de school, het schepencollege, de leraars en leerlingen zaten aan de tafels verenigd een dertigtal oudleerlingen, gediplomeerden uit de schooljaren 1948 en 1949.

Het is de bedoeling om in de toekomst de leerlingen en oud-leerlingen enkele aangename feestjes te bezorgen. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de diploma- uitreikingen, carnaval, een reis op kermis-zondag en tenslotte een feestavond rond Nieuwjaar.

De vriendenbanden gesmeed op de schoolbanken, versterkt door de angsten van het examen en de vreugde van het welslagen, mochten in de dagelijkse strijd om het brood, niet te loor gaan.

Daarom, spijts de vele zorgen van het harde bestaan, en juist daarom, is het nodig om af en toe eens van een degelijke ontspanning te genieten.

Alle aanwezigen waren entoesiast.

We vermeldden reeds de samenstelling van het bestuur.  Toch nog aandacht voor de functies.

  • Voorzitter André Vandierendonck
  • Ondervoorzitter Frangois Vlietinck
  • Penningmeester Karei Ackx
  • Secretaris Gustaaf Vermeille.

Zeer Eerwaarde Heer pastoor Masschelein en de heer Robert de Gheldere waren zo bereidwillig het ere-voorzitterschap te aanvaarden.

Ondertussen heeft Vissersvreugd zichzelf meer dan bewezen.

Het boekje Albatros is voor ons een goede bron om een en ander te vernemen over de visserij te Heist, en vooral de Heistse vissers.

Wij wensen de vereniging alvast een goede voorbereiding voor het gouden bestaansjubileum en zullen in ons tijdschrift zeker nog aandacht besteden aan het waardevolle werken van het bestuur van Vissersvreugd.

Wie ons kan helpen met fotomateriaal of andere informatie, is van harte welkom bij de voorzitter of een van de bestuursleden.

Het Visserslied

André Desmidt

Heyst Leeft
1998
04
003-009
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22