Het Vliegend Tapijt

RITA VANDEWALLE
Naar een verhaal van mijn moeder.

Mijn moeder - Adolphine Jaumain - kon goed vertellen.

Ik herinner mij toen ik klein was, dat ze ons uren kon boeien met haar warme verhalen.

Veel later heb ik dikwijls gevraagd: "mama, zet die beleve­nissen eens op papier, zodat ik ze nooit zal vergeten."

Het korte verhaal dat nu volgt is er één van. Ik zal er niet in slagen het even ludiek te verwoorden als mijn moeder dat kon!

Maar ik probeer het toch.

Het verhaal speelt zich af in de oorlog, en heeft een moedige ondertoon, want er was schaarste en reden genoeg om ontmoedigd te zijn.

Maar onze hoofdrolspelers slaagden erin om met weinig middelen gelukkig te zijn. Hun motto was:

humor, levensmoed, tevredenheid!

"In ons dorp woonden er veel vrolijke authentieke Heistenaars met gevoel voor humor!

Dit relaas gaat over een goede metser uit een oerras van de familie Vandepitte uit de Moefe.

Gedurende de oorlog - na de krijgsgevangenschap van mijn man Albert Vandewalle - begonnen André Vandepitte en Albert hier en daar karweitjes op te knappen. De materialen waren schaars, maar toch hadden ze werk.

Er waren altijd gegoede burgers die ook schade aan hun huizen hadden en door toedoen van hun vrienden aan cement, zand en stenen raakten.

Het Hotel de la Plage van Dhr. Van Isacker had ook fel gele­den. De familie besloot hun intrek te nemen aan de achterkant van het hotel, die volledig opgeknapt moest worden. Beide metsers - Albert en André - kregen de belofte dat zij die job mochten klaren.

Korte tijd nadien echter, moest Albert dienst nemen bij de pompiers en de burgerwacht. De ex-soldaten kregen prioriteit op de gewone burgers.

Deze laatsten kregen toen werk bij Willem D'Hauw, een bakker uit de Onderwijsstraat.

Hun werkterrein was de zaal van de "Cinema Moderne" - "Café London" en nog andere plaatsen.

Daar moesten ze netten camoufleren met "krakke" dat was "brem", ook wel eens 'bezemstruik' genoemd. Met de takken van bremkruid worden ook bezems vervaardigd. Die netten dienden om kanons en ander oorlogstuig te bedekken.

Door toedoen van die bakker was er werk voor gans Heist.

Zo liep met veel miserie, rantsoenering, evacuatie naar Knokke en dood, de oorlog op zijn einde.

Eind november waren wij weer thuis.

Albert en ik waren geschokt want ons mooi huis had geen ach­tergevel meer! André had meer geluk, hij had geen schade thuis.

De firma De Vreese-Simon die altijd aan Albert en André gele­verd had verkochten hun materialen met "bons."

Die kon je krijgen op het stadhuis en werden toegekend aan geteisterde gezinnen met kleine kinderen.

Zo konden onze metsers de achtergevel herstellen, want er was een bom recht door ons huis gegaan tot in de gang. Die had veel schade aangericht, ook onze meubels waren vernietigd.

Nu ja, klagen hielp ons niet vooruit en wij waren al blij dat niemand van ons gekwetst of dood was.

Zo zijn wij Vlamingen, wij kunnen niet bij de pakken blijven zitten.

Toen ons huis dan hersteld was kwam Dhr. Van Isacker onze metsers vragen om bij hem te gaan werken. Hij zorgde voor het materiaal, en ze konden aan de slag.

Het eens zo mooie hotel lag er desolaat bij. De Duitsers en de ratten hadden er lelijk huis gehouden. Ook de regen had veel beschadigd. Vóór de oorlog lagen er prachtige lopers en tapij­ten, maar van al dat moois bleef er niet veel over.

Kortom de schade was niet te overzien, maar onze metsers gingen van start.

De tapijten werden op hun steekkar geladen, en André zou ze naar onze nonkel Morbee brengen.

(Oud ijzer- en voddenhandelaar - Westkapellestraat.)

't Was op een dinsdag.

De vrouwen kwamen van de markt... en ... zagen die tapijten.

"Wel Pitte jongen, leur je nu met tapijten ??? "

"Benink joenk, 'k verkopen ze, vijftig frank voor de kleintjes en honderd voor de grote!"

Er kwamen veel vrouwen rond zijn kar staan, en toen begon het sleuren en trekken, het bieden en oprollen, en maar 'komeren. '

De vrouwen waren zó blij met de koopwaar, en in geen tijd was zijn kar leeg. Hij moest zelfs naar Morbee niet meer gaan!

Met zijn kar kwam hij bij ons aan, maar hij raakte niet uit zijn woorden. Na elke zin volgde een bulderende lach, tot wij het ook uitschaterden maar niet wisten waarom.

Hij legde al zijn geld op tafel want hij was eerlijk als goud! Hij telde meer dan duizend frank neer, die toen heel veel was. De sfeer was weer eens denderend, want hij imiteerde die vrouwen. Met veel gebaren bracht hij het tafereel weer tot leven, dat kon hij zo goed.

Maar het mooiste moest nog komen!

Hij had gezegd aan die vrouwen dat hij er de volgende dinsdag weer zou staan en... waar gebeurd, die andere week stonden de dames er weer.

Albert ging toen mee, hij had scharen meegenomen om de tapij­ten te versnijden.

Maar Albert had schroom!

Wij leven NU in een andere tijd en kunnen ons nog moeilijk voorstellen waar die "schroom" voor nodig was.

Maar hij dacht aan zijn moeder die niet zou begrijpen dat "de zoon van Meester Vandewalle tapijten stond te verkopen op de hoek van de markt." Het mensje zou zich doodgeschaamd hebben.

Maar André had daar allemaal geen moeite mee! Met een kwink­slag en een 'lepe zet' verkocht hij al zijn tapijten.

Later kreeg Pitte van Van Isacker al de serviesresten zoals borden, kopjes, suikerpotten, melkpotten, kortom alles wat door de bezetter beschadigd was. Dat werd dan verkocht aan de achterkant van het Hotel.

In een tijd waar iedereen de eindjes aan elkaar moest knopen, kwam er bij ons en bij Pitte wat geld binnen!

Wij konden het echt goed gebruiken, want buiten was het volop winter.

Er was nog geen elektriciteit, het casino was platgebrand, vele huizen waren zwaar beschadigd, en de moraal stond bij veel mensen op een laag pitje.

Er was honger, er waren geen kolen en het was koud.

De oorlog had zijn tol geëist..."

 grand hotel heist

Het Vliegend Tapijt

Rita Vandewalle

Heyst Leeft
2000
03
002-004
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22