Wie herinnert zich meester smid ?
Gesprek met dochter Veva Desmedt

Interview Rita Peckelbeen

Richard Desmedt is als gewoon onderwijzer in 1919 in het gemeenteonderwijs in Heist gekomen. In 1927 is hij hoofdonderwijzer geworden in opvolging van meester Devlieger. Op het moment dat hij hoofdonderwijzer werd, is het gezin hier in het schoolgebouw komen wonen. Voorheen woonden zij in de Hendrik Consciencestraat. Ze moesten niet ver verhuizen.

Samenstelling gezin Richard Desmedt:

  • Richard Desmedt werd geboren te Heist-aan-zee op 22 april 1886 gehuwd met Maria Magdalena Dejaegher, geboren op 21 juli 1889 Zij hadden samen zes kinderen :
  • Godelieve geboren op 10 augustus 1916 Lutgarde geboren op 9 mei 1919
  • Genoveva geboren op 11 juli 1921
  • Karel geboren op 17 april 1924
  • Godfrieda geboren op 19 juli 1928
  • Geertrui geboren op 20 augustus 1932

IETS OVER HET SCHOOLGEBOUW

Het huidig Onthaal en secretariaat van het Museum was de ontvangstplaats en bureau van Richard Desmedt, de hoofdonderwijzer. Naast een bureau en een tafel stonden daar ook schone plaasteren beelden.

Vlaamse koppen aan de muur met o.m. Guido Gezelle, Hugo Verriest, Cyriel Verschaeve, Albrecht Rodenbach... De plaasteren beelden zijn ongelukkig genoeg kapot (enkel Hugo Verriest bestaat nog).

Op de tafel lag een geschiedenisboek (een grote dikke Larousse). Dat boek hebben wij nog altijd. Dat was voor de mensen die moesten wachten, zoals bij de dokter. Achteraf heeft Richard Desmedt dat boek nog gebruikt om Sinterklaas te spelen.

De piano stond daar ook. Wij mochten niet in deze plaats. Enkel wel op zondag als moeder in de winter de kachel had aangestoken. Dan mochten we daar zitten om boeken te lezen, piano te spelen.... Maar in de week was dat voor het volk.

Waar nu het café is gereconstrueerd was de woonkamer. Als kinderen waren wij enkel toegelaten in de keuken, waar nu het toilet voor de vrouwen is. Tussen de keuken en de twee w.c.’s buiten was de veranda met glazen dak (achteraan waar we druiven kweekten).

Op de eerste verdieping waren er drie slaapkamers. Je kunt duidelijk de vensterindeling zien in de achtergevel. Boven (op de lage zolder) waren er nog twee mansardekamers, waar broer Karel sliep.

Het duivenkot van vader Desmedt was op de (hoog)zolder waar nu het visserskeukentje staat. We moesten dat twee tot driemaal per jaar mooi opkuisen met nat zand.

Op de zolder stonden veel glazen kasten, waar schelpen in lagen, aanschouwingsmateriaal voor de onderwijzer.

De tuin rond het museum was toen een ommuurd grasplein. We konden de schoolkoer (speelplaats) niet zien. Wij gingen toen van de trapjes af, langs een wegeltje naar het poortje en toen kwamen we op de meesterkoer. Wij hielden in de tuin een schaap en konijnen. Toen de kinderen van school kwamen plaagden ze het schaap !

Tussen het museumgebouw en afrastering was het ook grasplein.

De Pannenstraat was geen zandstraat meer op dat moment, er lagen reeds kasseistenen. Er rond was het al enigszins effen. Mijn broer Karel ging in de Ijzerstraat rolschaatsen samen met o.m. Sniedertje (Desnyder).

GEMEENTESCHOOL VOOR 1940

Een volksschool vooral bezocht door overheersend vissersjongens vanaf 6 tot 14 jaar.

Na de oorlog 1914-1918 groeide het aantal leerlingen zodanig dat het schoolgebouw (6 klassen) opgetrokken werd. Er kwamen 5 lokalen bij en een voor de lessen handwerk, voor de hoogste klas (meester Albert Meseure).

Richard Desmedt werd nu schoolbestuurder zonder klas en had er zijn afzonderlijk bureau.

Het lerarenkorps bestond toen uit 12 onderwijzers. In mijn herinnering waren er toen rond de 300 leerlingen.

De nationale feesten zoals 11 november en 21 juli werden door de school opgeluisterd. Samen met de leerlingen van de meisjesschool werd aan het standbeeld van de gesneuvelde soldaten (op het Heldenplein) een lied gezongen.

Er werd veel gezongen en vooral meester Ackx was de dirigent bij de optredens. Meester Aloïs Walgrave was de bezieler van het zangkoor van het Davidsfonds

OMGANG MET BUREN EN MENSEN HELPEN

Er werd geen onderscheid gemaakt omdat wij kinderen van een onderwijzer waren. Ik heb nog altijd contact met mijn maten (vrienden) van in het lager onderwijs. Mijn moeder vroeg dikwijls (een beetje kwaad) waar ik gezeten had. Ik zei dan dat ik eens meegeweest was tot aan het huis van Irène Bonny, of van Irène Desmidt, of van Angèle uit de Polderstraat.

Mijn vader was niet voor de hogere stand, hij was voor het volk. De mensen keken wel op naar hem, maar hij was niet neerbuigend.

De mensen vroegen: “Meester, wil je ons eens met dit of dat helpen, wil je hiervoor eens schrijven....”. Mijn vader wilde daar niets voor krijgen, dat wilde hij allemaal gratis doen. Maar natuurlijk… plotseling ging de bel: er werd een seule (een emmer) met vis aangeboden (als wederdienst). Levende verse vis! Vis moesten wij nooit kopen.

Tijdens de oorlog was er ‘Het werk van den Akker’. Dat was voor mensen die een stukje grond omgespit hadden, zoals hier voor de school al de graspleinen werden omgespit. Zij hadden toen vette (meststof) nodig.

Mijn vader had dat allemaal onder toezicht. Hij kreeg bericht dat er in het station een wagon vette aangekomen was. En vader ging naar het station en hij stak ook de kruiwagens hoor! Hij is altijd iemand geweest die sociaalvoelend was. Wij allemaal trouwens door onze opvoeding.

Mijn moeder was in het Kinderwelzijn, om de kindjes te wegen. Dat bestond reeds voor de oorlog. Mevr. Bulcke was toen voorzitster en de mevrouw van de Rerum Novarum. Ik denk als men van de Kroostrijke Gezinnen was, dat men zo tijdens de oorlog meer melk kon verkrijgen voor de zuigelingen. Er zat daar ook een dokter bij. Ik kan niet zeggen of het dokter Alexander was of wie anders.

Zeer sociaal en cultureel voelend als ze waren, werden de gemeenteonderwijzers ook lid van verschillende verenigingen zoals Davidsfonds, Kroostrijke Gezinnen, Muziek St. Cecilia. Tijdens de oorlog: het Werk van den Akker.

Mijn vader was ook duivenmelker en secretaris van de bond “De Zwaluw” bij Patjes (Martony) en délégé van de voetbalclub. Ook de toneelbond had onder de onderwijzers zijn spelers.

AVOND- EN VAKSCHOOL EN DE VISSERSCHOOL

De Vrije Vissersschool en de avondschool voor volwassenen had zijn leraren o.m. onder de meesters van de gemeenteschool

Meester Ackx en Vlietinck gaven les in de dagschool. ’s Avonds kwamen zij dan van 18 tot 20 uur les geven in de vissersschool. In de avondschool voor volwassenen gaf Richard Desmedt in de winter les Frans en boekhouding.

Meester Gobert, de latere secretaris, gaf Engels. Ik heb nog avondles bij hem gevolgd.

Zolang mijn vader schoolmeester was, heeft hij les gegeven in de avondschool.

De vakschool, de avondschool en de vissersschool waren gelegen naast de woning van de hoofdonderwijzer.

De vissersschool was toen nog avondonderwijs (cfr. boekje Nollet). Meester Ackx gaf daar les omtrent de sextant (de zon schieten zoals ze zeiden - je moest de zon pakken en draaien totdat hij beneden kwam op de kim. Dan kan je aflezen om je positie te bepalen).

Meester Vlietinck gaf daar ook les, evenals pastoor Masschelein, ook een zekere Pieter Vantorre. Hij was een oud visser die de leerlingen het splitsen van de touwen leerde en de zeilmakerij gaf. Dat ging door in de lokalen boven.

Beneden was de werkwinkel, de timmerwinkel. Ik heb dat ook nog de zondagvoormiddag geweten. De avondscholen werden in de zomer gegeven.

De vissersschool viel niet onder de bevoegdheid van de gemeente. Dat was een Vrije Vissersschool. Dat was van de pastoor. Dat is later verhuisd naar De Tap (in de Kerkstraat). Nu is dat het Provinciaal Maritiem Instituut in de Kursaalstraat. In mijn kindertijd was dat nog hier.

De vakschool was van de gemeente.

LIEDBOEK VAN RICHARD DESMEDT

Richard Desmedt had een lied gedicht en getoondicht voor de festiviteiten van 11 november 1930. Het lied werd in twee stemmen gezongen. Hij noteerde alles achteraf in een boekje (woorden en muziek van R. Desmedt).

De kinderen van de Zustersschool en meester Ackx van de Knechtenschool repeteerden samen op de koer van de meisjesschool. De dag zelf gingen we aan het monument gaan zingen. Richard Desmedt noteerde in zijn liedboek waar en wanneer welke liederen gezongen werden ter gelegenheid van welke festiviteit bv. de koningsmars (Peter Benoit) gezongen 21.07.1928. Hij kopieerde dat toen hij op zijn pensioen was. Bv. Zeejongenslied bij bezoek van minister Baels op vissersfeest in 1929 en België bovenal (1931)

Al die liedjes werden geleerd op school.

Toen de familie Desmedt ging wandelen, was vader altijd aan het zingen. Toen hij studeerde voor onderwijzer, kon hij ook als koster werken omdat ze ook muziek leerden spelen. Hij kon goed piano spelen.

Wat wij ook hadden: cultuur. Ik stel mij de vraag of de kinderen nu nog leren gedichten opzeggen, leren zij nu nog voordragen ... Wij hadden dat. Je moest vooraan in de klas komen en een gedicht van buiten voordragen met gesten (gebaren) en alles erop en eraan. Wij hadden wekelijks zangles.

Meester Aloïs Walgraeve had een harmonium staan in zijn klas. Zou dat het harmonium zijn dat nu in de museumklas staat? Als de schooltijd gedaan was, zijn we daar dikwijls op gaan spelen. Wij hadden pianoles thuis gekregen van vader, want er was nog geen muziekschool in Heist.

Mijn vader had de piano mee, van toen hij kind was. In Torhout had hij ook voort piano geleerd. Het was een oude piano, hij was meer vals en moest dikwijls gestemd worden. Ik heb de eerste drie boeken van Schmoll geleerd en kon al goed spelen. In het pensionaat in Brugge moesten we ook verder piano leren, om het niet te vergeten.

Er werd bij ons thuis ook veel gezongen. Mijn broer had een speciaal talent... als hij iets hoorde, wist hij onmiddellijk de noten te vinden. Meester Ackx was daarin een heel knappe man, die direct het accompagnement wist te spelen. De zang en het accompagnement. Toen mijn broer ongeveer 12 jaar was heeft hij van meester Ackx een paar speciale lessen gekregen om ook dat accompagnement te leren. Hij speelde daarmee: hij speelde accordeon, gitaar, piano....

Meester Leliaert en meester Raymond Gobert speelden tijdens de zomer in de hotels. En ze waren ook in het muziek. Vader en verschillende collega’s onderwijzers waren ook in het muziek (vermoedelijk Sint Cecilia). Mijn vader bespeelde een piccolootje, dat hebben we nog altijd. Meester Mesuere speelde ook en meester Ackx, die was een zeer begaafde muzikale man...

Meester Ackx maakte muzikantjes van zijn leerlingen. Karel Desmedt zat ook bij hem in klas. Alle kinderen hadden toen een ‘mirleton’ een klein blaasinstrumentje (piepen - toeten) . Dat was geen mondharmonica, geen fluit. Er zaten geen tonen op.

De leerlingen speelden daar een heel concert op. Karel Desmedt moest dirigent zijn. Een jongen van 12 jaar met pitaller aan !

De schoolkinderen gingen maandelijks naar de kerk om te biechten. Meester Ackx ging met zijn kinderen al zingend naar de kerk. De mensen hadden dat graag!

OORLOGSJAREN

In de oorlog werden alle graspleinen omgespit en toen kweekten we niets anders dan aardap­pelen en groenten. En content dat we waren !

In de oorlog vroeg mijn vader de buren of ze zin hadden om op het grasplein voor het gebouw een beetje aardappelen en groenten te kweken. Wie dat waren weet ik niet, maar ze hadden daar wel zin in.

In de oorlog waren er veel minder kinderen op school, want er waren veel kinderen weg. Maar hoe het er juist op school aan toe ging weet ik niet.

Tijdens de oorlog zaten we in de kelder (onder het secretariaat) met een aantal families tezamen. Met 13 zaten we daar, o.m. met tante Milletje en Fikken, en kleine Fikken (Victor een jongetje van een jaar of 10). Milletje was de tante van de moeder van Rudy Vanhalewyn (en Fikken zijn zuster) die de Wandelaar in Zeebrugge openhielden. Milletje kon hartelijk lachen, we hebben daar eigenlijk veel plezier gehad.

We hebben dat maar enkel de eerste winter gedaan, omdat we toen bang waren. De Duitsers hebben zwaar gebombardeerd in Heist. Er waren toen negen doden aan de Molenhoek.

De angst was er daarna uit: ze bombardeerden toen niet meer, we zagen de vliegers nog wel in de lucht, maar we keken daar niet meer achter.

Verder in de oorlog (in 1943 ?) is Torten Goetinck in zijn huis op de Square, met een schrapnel in zijn bed getroffen. Torten Goetinck is een heel korte tijd schepen geweest en was een vermaard voetbalspeler. Richard Desmedt was, als délégué van het voetbal, goed bevriend met Torten Goetinck. Mijn vader was overal en in alles.

Al de onderwijzers waren lid van verschillende verenigingen.

ETEN IN DE OORLOGSJAREN

In de oorlog was de haring de redding. De conciërge (huisbewaarder van de school) was toen Medard De Groote en Steffen Bonte met al hun kinderen. Daarna Maurice De Groote gehuwd met Rosa. En toen Constant De Groote, gehuwd met Germaine van Medard De Groote.

Wij waren al de haring beu gegeten. Hij zei dat hij buiten een rookkot zou maken in het gangetje achter de meesterschool (achter de klassen moet er toen een streep grond geweest zijn), waar men toen nog de as van de kachels uitziften. Er werd zagemul gebruikt. De haring werd dan in het rookkot opgehangen, maar dat mocht eigenlijk geen vuur zien. De conciërge was de ganse dag op school en kon daar bij blijven staan. Daar werd dan de haring gerookt en gesteamd. Wij hebben nooit zo’n goeie haring meer gegeten !

Zo zie je maar hoe de mensen in de oorlog vindingrijk en creatief waren.

Ge kunt niet raden wat wij ook allemaal maakten. Wij waren met vijf kinderen thuis. Mijn twee zusters vrijden en die vrijers kwamen natuurlijk ook in huis. In het keukentje kwam er één grote casserolle op tafel: wortels, aardappelen, gedroogde erwten, en een beetje spek dat moeder geplet had om een beetje saus te kunnen maken.

Alles samen in één pot, een soort stamppot of hutsepot. Ze aten niet uit die pot!!!

In het keukentje stond een oude kachel. Brood bakken met hetgeen men had. Worteltaarten maken, dat was ook heel goed. Voor de oorlog hadden wij chocolade, maar in de oorlog bakten wij spekken. Wij leerden dat allemaal in de Vrouwengilde.

En toen wij vergadering hadden van de Kajotsters, hebben wij hier nog gevolksdanst met de kleine gasten!

En de koffietafel! Als ze wilden spekken hebben werd er afgesproken: iedereen brengt bijvoorbeeld drie klontjes suiker mee. Er was toen kunsthoning te krijgen. Ik weet niet wat mijn moeder daar nog in deed, maar zij maakte de zeemspekken! Misschien was er daar nog een beetje koffie bij, ik weet het niet. Dat werd gekookt en op een marmeren blad in de keuken uitgerold. En toen rekken en snijden met de schaar. Een beetje zoals de babbelutten! Toen was het feest !

DE TIJD VAN DE MATTEN

Dat was waar ze hier de camouflage voor de Duitsers maakten. Wij gingen daar dan liedjes zingen in de matten, tussen de mensen die zaten camouflage te maken. Je had de matten in de Splendid cinema en in De Tap. De meeste zaten in De Tap. Daar gingen wij ook zingen. Wij zaten in de jeugdbeweging, de Kajotsters enz. Wij hielden dat een beetje samen. Ze hielden daar (=in de matten) ook feest hoor. Ook Goede Vrijdag feest.

Er zaten daar verschillende van onze meisjes. De matten, waren een soort netten, slunsen tesamen waar ze allerlei zaken tussen vlochten. Dat was gedwongen arbeid voor de vrouwen (jonge meisjes van een jaar of 14 en ook getrouwde vrouwen) voor de Duitsers. Zo moesten ze niet naar Duitsland gaan werken.

Wij hadden daar ons plezier in.

VERBROEDERING OF VERZUSTERING MET ANDERE SCHOLEN

De gemeenteschool had in de jaren ’30 een verbroedering of verzustering met een gemeenteschool van tegen Charleroi, Lodinsart? Dat was drie jaar naeen, tot de oorlog uitbrak. Zij kwamen in de grote vakantie naar de zee met één of twee klassen. Zij kregen toelating van de gemeente om een paar klassen te ontruimen en daar britsen (bedden) te zetten.

Mijn vader ging dan matrassen vullen met stro (kafzakken).

Zij kookten dan in de schoolgang. De meisjes, de meegekomen kokkinnen en directrice konden zo naar het strand gaan. Wij als kinderen liepen daar ook tussen en zaten ook met hen aan tafel.

SAMENLEVEN MET HET SCHOOLLEVEN

Wij moesten meehelpen met vader. Als schoolbestuurder moest hij op het einde van het schooljaar van iedere meester weten wat zij in het nieuwe schooljaar zouden nodig hebben. Op de briefjes stond toen bv. Meester Ackx: zoveel schoolboeken, zoveel schrijfboeken, zoveel potloden, zoveel leesboeken, rekenboeken, griffels en leien...

Vader kreeg al die lijsten van al zijn onderwijzers. Er was hiervoor een leverancier in Brugge Op het einde van augustus kregen wij de bestelling thuis. In aanwezigheid van vader werden de pakken geopend en op tafels in de schoolgang uitgestald en gesorteerd. Opnieuw nam hij de lijst van elke onderwijzer en per onderwijzer werd een tafel voorzien, waarop de stapels werden klaargelegd. Wij moesten dat op de afzonderlijke tafels leggen. Nadien werd alles in de klas klaargelegd zodat alles in orde was tegen dat de Meester uit vakantie kwam.

Wij hebben dus ook onbezoldigd meegeholpen in school. Maar we deden dat erg graag! Wij mochten dan ook uiteraard de schoolboekjes lezen van vader. Het is spijtig dat wij dat allemaal niet meer hebben. Dat moet toch nog ergens bestaan?

UNIFORM OP SCHOOL

De kinderen droegen allemaal een voorschoot als ze naar school gingen. Dat was geen uniform. Elk kind droeg de voorschoot dat zij wilde, van gelijk welke kleur. De schort werd thuis al aangedaan.

Ik weet het niet zeker, maar het zou kunnen dat er in het pensionaat een uniform verplicht was, maar niet in de gemeenteschool. Ik heb dat toch nooit geweten. Een uniform was meer een ‘rijkemansgewoonte’ en was ook meer een verplichting in het middelbaar.

Mijn broer droeg ook een schort (stofjas), maar dat was volgens mij niet verplicht. De gewone jongens droegen soms een wollen pullover. Wij moesten ook de kleren van mekaar afdragen. Dat was allemaal heel simpel.

BETALEND EN NIET BETALEND

In Heist waren er een meisjesschool (bij de Zusters in de Kursaalstraat) en twee jongensscholen (gemeenteschool in de Pannenstraat en de Frères in de Oude Kerkstraat).

De school van de Frères (Broeders) was een betalende jongensschool en het pensionaat voor de meisjes bij de Zusters was ook betalend. Maar dat was meer om frans te leren. Zuster Irene die toen bestuurster was van de meisjesschool had eens aan mijn vader gezegd: ‘Hoe dat je jouw meisjes na hun plechtige communie niet naar het pensionaat zendt?’ Mijn vader antwoordde dat hun school een hele goede school was, maar ze moeten zij naar geen pensionaat’

Achteraf zijn wij toch naar het pensionaat in Brugge gemoeten. Maar dat was wat anders. Maar de Zustersschool (zowel meisjes als pensionaat) was een hele goede school, dat was gekend.

TUCHT, SFEER OP SCHOOL

Er moest tucht zijn op school: met zo’n bende kinderen (er waren klassen van 30 kinderen) en al die kloefen (klompen) die lawaai maakten...

De jongens werd beleefdheid geleerd. Mijn vader wilde hebben dat als de jongens een onderwijzer passeerden, zij hun pet afnamen en de meester groeten. Als ze dat niet gedaan hadden, trok mijn vader hun pet af en smeet hem weg, zodat ze achter hun pet konden lopen.

De vissersjongens hadden allemaal een scharrekop (haar zeer kort geknipt) met vooraan een klein kuifje (truzetje) haar. En als ze in de zomer geen klep aanhadden, dan trok hij aan hun haar.

De tucht en de sfeer was heel streng. Ik mag niet zeggen dat het stoute jongens waren, maar wel bruut. Vader heeft nog verteld dat in het begin dat hij in Heist was, de kinderen met stenen naar hem smeten. Hij kende ze en was vlugger bij hen thuis dan zijzelf. Toen zij thuis aankwamen, stond hij daar en wachtte hij hen reeds op.

Hij vertelde aan hun moeder het voorval. De kinderen waren geschrokken dat hij wist wie ze waren en waar ze woonden (maar hij was van Heist)!

Ze vochten op de schoolkoer (speelplaats) met hun kloefen aan. We moesten daar dikwijls in tussenkomen.

De mensen hadden toch veel vertrouwen in hem gekregen. Er was een vrouw wiens man visser was. Als haar man in zee was en de kinderen waren stout of ze liepen op straat en wilden hun huiswerk niet maken..., dan kwamen zij aanbellen bij mijn vader om hem te vragen de kinderen eens goed onder handen te pakken. Mijn vader riep de kinderen dan bij hem in het bureau en vroeg hen of het waar was wat hij gehoord had van hun moeder: dat de kinderen ongehoorzaam waren, dat ze stout waren.

Als de kinderen dit moesten toegeven, dan hadden ze de keuze tussen straf schrijven 100 regels ‘Ik zal gehoorzaam zijn” of een troefeling (kastijding). De kinderen hadden liever een troefeling. Stel je voor: ze waren er dan vlug vanaf. Mijn vader sloeg met zijn lat op het achterwerk van de kinderen !

De kinderen waren gewoon om thuis nu en dan eens een taarte (slaag) te krijgen. Er werd veel meer geslagen. Dat was niet uit droevigheid (kwaadaardigheid), maar de mensen wisten er geen weg meer mee.

Wij hebben nog in Oostende Heistenaars ontmoet, die zeiden dat ze slagen van mijn vader hadden gekregen. Ik denk dat alle onderwijzers dat deden. En de visserij was een beetje bruut. Al de jongens die hier in de omgeving woonden waren visserskinderen.

MEDISCH SCHOOLTOEZICHT

In de school, zowel meisjesschool als jongensschool was er ook jaarlijks een medisch onderzoek. Iedereen had zijn gezondheidsboekje. Dat was toen voor de pokken. Ik zat waarschijnlijk al in het zesde leerjaar toen ik de pokken gezet werd. Je moest dan allemaal in een lange rij staan, met de arm ontbloot.

Dat moest toen opkomen, dat waren van die grote ringels. Later werden de pokken gezet toen de kinderen klein waren. Nu is dat niet meer verplicht.

X-stralen bestonden nog niet. Maar men luisterde wel naar het hart en de longen.

SPAARBOEKJE

Het spaarboekje van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas bestond toen ook al in de school. Dat was dikwijls maar een half frankje dat je daarop plaatste. Vele kleintjes maken ook een groot. En zo leerden de kinderen (en de ouders) wat geld sparen.

11 JULI FEEST

11 juli, de Vlaamse nationale feestdag, werd gevierd op school. Dat was toen nog een schooldag, want de vakantie begon maar op het einde van juli (na 21 juli?). Dat was een Vlaams feest. In de namiddag moesten de kinderen dan niet in de klas. Allemaal op de speelkoer, om allerlei volksspelen uit te voeren: smoelen trekken (Vader had dan de meeste leute), appeltje knap (uit een emmer water een appel met hun mond halen), verspringen, liedjes zingen, rond de koer lopen (ik geloof met de vlag).

SCHOOLREIZEN

Er werden elk jaar schoolreizen georganiseerd. En wij mochten dan mee, als er plaats over was op de autobus. Wij moesten dan aan de Zuster vragen om thuis te mogen blijven om mee te kunnen. Zo zijn we af en toe ook eens mee gemogen.

Ik herinner mij nog goed Frans Vlaanderen op de Catsberg of de Casselberg. Ik weet nog goed dat mijn vader zei op de bus: Jongens, je mag hier allemaal Vlaams spreken, want de mensen spreken hier nog Vlaams. Want er waren jongens bij die geen frans spraken en zij zouden anders niets kunnen bestellen in een cafeetje.

Mijn broer is nog eens met de klas van meester Ackx (hogere klassen) voor twee dagen (weekend) naar de streek van de Semois geweest. Zij bleven daar uitslapen.

Ik denk dat er daar allemaal niet veel geld voor gevraagd werd, of dat het gemeentebestuur daar ook voor een stuk in tussenkwam.

SCHOOLPLICHT

De kinderen waren schoolplichtig tot hun 14 jaar. Maar er waren er maar weinigen die zolang bleven.

Na hun plechtige communie moesten ze mee in zee.

Vader wilde dat ook niet aangeven bij de politie. Hij ging wel naar de ouders, maar hij begreep de situatie. Dat was overal zo.

De principal (directeur)van het Sint Pieterscollege kwam naar mijn vader om te vragen of hij gasten had die zouden kunnen voortleren (verder studeren in het hoger onderwijs). Als ze wilden voortleren, konden de gasten met de tram naar Blankenberge naar school. Dat was wel eerder een uitzondering. Mijn vader vond dat somtijds zo spijtig als hij een krak van een vissersjongen in school had.

Die jongens konden dan wel terecht in de Vissersschool, dat was toen nog avondonderwijs. De stuurman moest wel een soort diploma hebben.

Wie herinnert zich Meester Smid?

Rita Peckelbeen

Heyst Leeft
2000
01
004-012
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:43:22