Frans Jacob Duysers. (1861-1912)
“Bediende bij den buurtspoorweg Brugge-Sluis-Heyst”

Jacques Larbouillat

1. lnleiding

De aanleiding voor dit genealogisch opstel is de mededeling in de Sint Guthago-Tijdingen van juli 2009, nr. 363, p. 15: “125 jaar Kusttram: mondelinge geschiedenis. Vraag om getuigenissen en verhalen.”

Bij deze raadpleegde ondergetekende het familiearchief, daar mijn grootvader langs moederszijde, Frans Jacob Duysers, bediende was bij de “Kusttram”.

De bewaarde geschreven bronnen bestaan uit: het huwelijkscontract van mijn grootouders, de teksten op de gedachtenisprentjes bij hun overlijden in 1912 en een beperkt dossier van het arbeidsongeval van mijn grootvader. In het fotoalbum van mijn moeder vond ik de foto’s van mijn grootouders en een foto van één stoomtractie, genomen in september 1900 met mijn opa in werkuniform.

Verder berust de herinnering op het mondeling verhaal van mijn moeder zaliger, die met veel liefde vertelde over haar veel te vroeg ontvallen ouders, toen zij 13 jaar oud was. Het is mij bijgebleven als een warm familieverhaal, dat eindigt met het tragisch arbeidsongeval van mijn grootvader in 1912. De informatie over de kusttram, vond ik in de onvolprezen studies   1 van Daniël De Volder uit Brugge.

2015 09 16 113820Frans Jacob Duysers.      X      Joanna Vantorre

2. Frans Jacob Duysers x Joanna Vantorre

Frans Jacob Duysers werd geboren te Heist op 30 april 1861. Hij was de zoon van Louis Duysers en Rosalie Vandenbriele. Zijn vader Louis Duysers was geboren in Wenduine in 1829 en zijn moeder Rosalie Vandenbriele in Lissewege in 1825. Na hun huwelijk baten ze samen een hoeve uit aan de Evendijk in Heist.

Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren: Hendrik (1857), Frans Jacob (1861), Lodewijk (1866) en Rosalie (1870). In 1859 en 1867 werden waarschijnlijk twee kinderen dood geboren. Frans Jacob werd gedoopt door de pastoor van Ramskapelle, zijn peter was Jacobus Verheye, zijn meter Joanna Vandenbriele. 2 Welke schoolse opleiding Frans Jacob genoot heb ik niet kunnen achterhalen. Hij kon wel lezen en schrijven. Frans Jacob vervulde zijn militaire dienstplicht bij het regiment van de Lansiers in Brugge. Hij was nogal groot van gestalte en als zoon van een landbouwer, kon hij goed omgaan met paarden. Hij was ook zeer handvaardig en had een zekere kennis van mechaniek. In 1891 is hij in dienst als bediende bij “Den buurtspoorweg Brugge-Sluis-Heist”.

Inmiddels maakt hij kennis met de mooie Joanna Vantorre uit Heist. Joanna Vantorre werd geboren in Heist op 29 september 1862. Zij was de dochter van Jan Frans Vantorre en Rosa Theresia Tarasse. Beiden waren geboren in Heist.

Jan op 7 oktober 1829, Rosa op 24 april 1835. Zij huwden op 10 november 1856. Jan Frans was visser van beroep. Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren: Maria-Theresia (1857), Constant (1858), Virginie (1860), Joanna (1862), Eugenia (1864) Francisca (1866), Medard (1868), Pieter(1870), Eugenia (1874).

Rosa Tarasse overlijdt op 23 januari 1876, zij is 41 jaar oud. Na een jaar en zes maanden weduwnaarschap, hertrouwt Jan Frans met Lems Isabella. Uit dit huwelijk worden er geen kinderen geboren.

Eind september 1891 wordt Joanna Vantorre 29 jaar. Gedurende de zomermaanden is zij van beroep “bad-geefster” of zelfstandige bad-karhoudster op het strand van Heist. Buiten het badseizoen zorgt ze voor het zomerverblijf van de familie Davis uit Brussel. De ruime villa van deze rijke nijveraar is gelegen aan de westkant van de zeedijk in Heist.

Frans Jacob Duysers is 30 jaar en heeft een vaste betrekking als bediende bij “den stoomtram” en ze willen een gezin stichten. Op 10 oktober, na het zomerseizoen, beslissen ze naar Brugge te reizen om een huwelijkscontract af te sluiten. Zij verschijnen voor meester Richard Pollentier, notaris te Dudzele, die zitting houdt binnen de afspanning “Au Jambon” gelegen in de Spanjaardstraat in Brugge.

3. Het huwelijkscontract

In de afspanning “Au Jambon” had notaris Pollentier vooraf twee bereidwillige “vrolijke vrienden” uit de gelagzaal gehaald om aanwezig te zijn als getuigen.

Beide heren, Jules Claeys uit Oostkerke en Leopold Wenteyn uit Dudzele konden lezen en schrijven. Het huwelijkscontract zelf besloeg twee en een halve bladzijden. Het opschrift en de wettelijke bepalingen waren vooraf in een mooie kalligrafische letter geschreven. De identiteitsgegevens van de comparanten werden ter plaatse ingevuld. Dan volgen in schoonschrift vier rubrieken. De juridische tekst is inzake taal vrij archaïsch. Hierna een korte samenvatting. De aanstaande echtgenoten gingen een contract aan:

  1. In volle en algemene gemeenschap van al hun tegenwoordige als toekomende roerende en onroerende goederen.
  2. Ze gaven in “vooruitmaking” gift aan de langstlevende van al hun klederen, linnen en juwelen.
  3. De langstlevende kreeg alle roerende en onroerende goederen van de eerst overledene echtgenoot, toebehorende aan de gemeenschap. Na schatting door deskundigen of door de rechter. Bij ontbinding van de gemeenschap vóór Sint-Jan-dag (24 juni), zullen de op de velden wassende vruchten na schatting, slechts mogen krijgen de waarde van “zole en zaad” (de arbeid en het plantgoed).
  4. De langstlevende kreeg het recht om alle pachten, huurgelden en cijnzen voort te zetten. Zij deden ook gift onder levenden van al hun roerende en onroerende goederen, zo ver de wet het toelaat, zelfs van het vruchtgebruik dat de wet in het voordeel van de ascendenten (verwanten in opklimmende lijn)voorbehoudt, zonder borgstelling.

Tot slot kwamen ze overeen dat bij overlijden van één van de aanstaande echtgenoten, zonder kinderen na te laten, voor het afsterven van zijn ascendenten, de langstlevende in volle bezit zal blijven van al de goederen van de gemeenschap.

Het huwelijkscontract werd ondertekend door mijn grootvader, de twee getuigen en de notaris. Er werd genoteerd dat mijn grootmoeder verklaarde niet te kunnen schrijven en ondertekenen.

Op 12 oktober 1891 huwden ze voor de wet en de kerk in Heist. Ze gingen wonen in de Sint-Antoniusstraat 48 in “Heyst”. Benevens zijn betrekking bij de buurtspoorweg,  bewerkte mijn grootvader een stuk land en kweekten mijn grootouders jaarlijks een varken. Mijn grootmoeder hield ook na haar huwelijk, bad-karren in het zomerseizoen en ze zorgde verder voor de villa van de familie Davis.

Een eerste dochter Maria werd geboren op 25/01/1893. Er volgde een zoon Medard ,die geboren werd op 08/08/1894, op 15/12/1895 volgde nog een dochter Germaine en op 21/01/1899 werd mijn moeder geboren, die Virginie werd gedoopt, omdat haar meter deze naam droeg. Alle kinderen werden geboren in Heist.

In 1897, na het overlijden van Isabella Lems, de stiefmoeder van mijn grootmoeder, kwam haar vader Jan Frans Vantorre bij haar inwonen in de Sint Antoniusstraat. Mijn grootvader en grootmoeder zorgden voor haar vader tot aan zijn overlijden op 25 juni 1910. In de “Almanak en wegwijzer van de Stad Brugge en Der Provincie West-Vlaanderen” van 1904, staat mijn grootvader vermeld bij de “Uitreeders van garnaalschuiten”. Dat bevestigt dat mijn grootouders ook een Heistse schuit hadden. Volgens mijn moeder was haar “nonkel Pier” (Pieter Vantorre 1870), de broer van mijn grootmoeder, stuurman op deze platbodem. Deze investering leek op termijn niet zo winstgevend en mijn grootouders verkochten dit vaartuig opnieuw.

4. De Buurtspoorweg Brugge-Sluis-Heyst

De “Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen” werd gesticht op 6 juli 1885. De maatschappelijke zetel bevond zich te Brussel.

Het doel van de maatschappij was verbindingsdiensten te verzekeren tussen gemeenten en steden, waar het voor de Staatsspoorwegen toen niet mogelijk was door te dringen of dat de uitbating er niet voldoende rendabel zou zijn. Vooraleer een buurtspoorweg werd aangelegd waren er vooraf verschillende besprekingen met de overheden van de gemeenten en werden studies uitgevoerd. Het was op 18 maart 1890 dat de eerste stoomtramlijn in de streek van Brugge officieel in dienst kwam.

Deze buurtspoorweg , met lijnnummer 37, was de lijn Brugge-Westkapelle-Knokke-Heist. De uitbating werd verpacht door de N.M.V.B. aan de “Antwerpsche Maatschappij voor den dienst van Buurtspoorwegen”, die ook in 1885 was gesticht, met maatschappelijke zetel in Deurne. Op maandag 13 januari 1890 vertrok een stoomlocomotief met twee reizigersrijtuigen aan het stationsplein in Brugge. Deze rit was een testreis naar Koolkerke (Ter Panne),   3 en had als passagiers de ingenieurs en de bestuurders van “de Maatschappij”. Het baanvak Brugge-Westkapelle-Knokke-Heist werd op 18 maart daaropvolgend geopend en op 5 juni plechtig ingehuldigd. Op 1 mei werd vervolgens het baanvak Westkapelle-Sluis geopend.   4

Wanneer mijn grootvader, Frans-Jacob Duysers, precies in dienst getreden is van de buurtspoorweg, heb ik niet kunnen achterhalen. Afleidend uit zijn huwelijkscontract was hij op 10 oktober 1891 reeds bediende bij de buurtspoorweg “Brugge-Sluis-Heyst” Vermoedelijk zal hij in dienst getreden zijn in 1890 of 1891.

Ook wat zijn functie was als bediende bij de buurtspoorweg, heb ik niet kunnen achterhalen. Afleidend uit zijn bleek werkuniform, het dragen van een blaashoorn en een notaboekje in zijn uniformjas, vermoed ik dat hij tot de logistieke dienst van de buurtspoorweg behoorde. De mannen links op de foto, behoren tot wat men noemt het rollend personeel: de man op de stoomtractie in donker pak, is vermoedelijk de bestuurder-machinist, de beambte voor hem in donker uniform één controleur, de man naast hem, eveneens in donker uniform met schoudertas en blaashoorn, de kaartjesverkoper en begeleider van de tram, terwijl de man naast mijn grootvader, met een bleke jas en donkere broek, waarschijnlijk een werktuigkundige is.

2015 09 16 113857Op deze foto genomen in september 1900 ,staat een stoomtractie en het opstapplatform van een reizigersnjtuig. De man uiterst rechts is Frans Duysers.

Op deze foto genomen in september 1900 ,staat een stoomtractie en het opstapplatform van een reiziger-rijtuig. De man uiterst rechts is Frans Duysers. Op 22 november 1904 werd een overeenkomst gemaakt tussen de “Antwerpsche Maatschappij voor de Dienst van Buurtspoorwegen” en de “Sociéte anonyme des Railways Economiques de Liège-Seraing & Extention” voor de verdere exploitatie van de lijn 37 vanaf 1 januari 1905. Deze laatste verpachtte de uitbating van de lijn 37 aan de “Naamloze Maatschappij voor de Exploitatie van den Elektrischen spoorweg Oostende-Blankenberge & Uitbreiding”. De uitbating en de uitbreiding van het net gebeurde tot in 1910 met stoomtrams. Het is in 1911 dat aangevangen werd met de werken tot elektrificeren van de lijn 37.

5. Cokesfabriek in Zeebrugge.

Op 21 april 1900 ondertekenden “die Moselhütte Aktiengeselischaif’ en de “Compagnie des Installations Maritimes”   een overeenkomst, waarbij een stuk grond van 13,32 ha, gelegen aan het in aanbouw zijnde Boudewijnkanaal, verkocht werd aan de “Moselhütte AG”. Deze wilde hierop een moderne cokesfabriek bouwen. In welke mate deze vennootschap banden had met de groep  Maatschappij van de Brugse zeevaartinrichtingen Solvay is niet geweten. In het Brugse stadsarchief berust een bouwvergunning voor de “Usine des fours â Cokes de Zeebruges”, die op 24 augustus 1900 verleend werd aan de gebroeders Solvay & Cie. De bijgevoegde plannen werden getekend door architect René Buyck (vanaf 1878 provinciaal architect, ontwerper van de kerken van Zeebrugge en Beernem, en samen met Delacenserie ontwerper van het Provinciaal Hof en het postgebouw op de Markt in Brugge).

Korte tijd nadien, eveneens in 1900, werden aan Solvay nog bouwvergunningen verleend voor “4 batteries de 32 fours, bâtiment pour extraction â gaz avec moteurs électriques, tour â charbon broyé”,   5 evenals een atelier en een sulfaatgebouw. Een vraag tot vergroting van de bestaande opslagplaatsen werd in 1905 ingediend door de “Moselhütte AG”. Op 16 september 1905 werd het terrein doorverkocht aan de “Rombacher Hüttenwerke” die in Mülhofen in Elzas-Lotharingen een viertal hoogovens uitbaatte. De productiecapaciteit bedroeg op dat ogenblik 150.000 ton cokes per jaar. Deze werden vervaardigd uit ingevoerde (vooral Engelse) steenkool, en uitgevoerd naar Duitsland. De” Rombacher Hüttenwerke” kreeg in 1908 vergunning voor het bouwen van een woning voor een meestergast, een kantoor en een cokes sorteergebouw.   6

Wanneer mijn grootvader ontslag nam bij de buurtspoorweg en in dienst getreden is van de cokesfabriek in Zeebrugge is mij niet bekend. Ik vermoed rond 1905. Zijn gezin telde op dat ogenblik zeven mensen. Sociale zekerheid en pensioenen waren er toen niet. Volgens mijn moeder begon mijn grootmoeder problemen te hebben met haar gezondheid. Mijn grootvader werd de enige kostwinner. Het uurloon zal in de cokesfabriek zeker hoger gelegen hebben dan bij de buurtspoorweg. Hij had kennis van mechaniek en had ervaring opgedaan bij de buurtspoorweg. In de cokesfabriek werd hij aangesteld voor het onderhoud van de machines. Op 19 juni 1912 overleed mijn grootmoeder Joanna Vantorre.

Dat was voor mijn grootvader en zijn familie een zwaar verlies. De vier kinderen hadden de leeftijd van: Maria (19 j.), Medard (18 j.), Germaine (17j.) en mijn moeder Virginie (13 j.). Geen volle maand later op 16 juli1912 sloeg het noodlot terug toe, mijn grootvader werd gegrepen door één van de machines, de details zijn mij niet bekend. Mijn grootvader overleed in de fabriek te Zeebrugge. Na het zo vroeg en tragisch verlies op korte tijd van hun ouders, werden twee ooms als voogden aangesteld: Charles Van de Pitte, “Opzichter van 1ste klas aan den dienst van Brugge en Heyst-aan-zee” en Frans De Cuyper, timmerman.

De oudste dochter Maria Duysers huwde in 1911 met Maurice Ameye. Zij nam de zorg op zich van haar broer en twee zusters. Bij het uitbreken van Wereldoorlog I (1914), nam Medard Duysers vrijwillig dienst in het Belgisch leger. De familie Maurice Ameye-Maria Duysers, met hun twee dochtertjes, samen met mijn tante Germaine en mijn moeder Virginie weken uit naar Brixham in Engeland.

2015 09 16 113920Familiefoto genomen in Brixham in 1916: van links naar rechts, mijn tante Maria met op haar schoot haar dochtertje Madeleine, haar man Maurice Ameye, mijn moeder Virginie, voor haar mijn nicht Jeanette.

2015 09 16 113939Familiefoto uit BHxham 1917, genomen gedurende een militair verlof van mijn oom: Medard, Virginie, Maria en Germaine Duysers. Met dank aan Thomas Vandeplas, mijn kleinzoon, voor de fotocorrecties.

Voetnoten

  1. 1. Daniël De Volder, Openbaar Vervoer in West-Vlaanderen, Van 1838 tot 1914, Geschiedkundig overzicht der voorziene lijnen van de N.M.V.B. Lijn 37 Brugge-Sluis-Heist, p. 05 tot 138 p. 11 en p. 22 tot p. 25.
  2. RaB., Databanken Akten West-Vlaanderen. Opzoekingen in de klappers op de West Vlaamse geboorteakten Burgerlijke Stand. Beste dank aan onze medeleden Cecile Dewilde & Jozef Couwijzer, genealogen, voor de informatie over de familie Duysers.
  3. Ter Panne: nu verdwenen hoeve en herberg , in een gelijknamig gehucht, tussen Brugge en Koolkerke.
  4. Daniël De Volder, a.w., p.5 tot p.1 1, p. 24-25.
  5. Vier batterijen met 32 ovens, één bouwwerk voor de winning van gas met elektrische motoren, stapelplaats voor verbrijzelde kolen.
  6. Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, www.vvia.be, geschiedenis, p. 2.

Frans Jacob Duysers (A° 1861-1912) - “Bediende bij den buurtspoorweg Brugge-SIuis-Heyst”

Jacques Larbouillat

Rond de Poldertorens
2010
04
138-144
Mado Pauwels
2023-06-19 14:43:22