De ontvolking van Zwinstreek  op het einde van de 16de eeuw

N. Maddens

Het is algemeen bekend dat de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, met zijn nasleep van genadeloze oorlogen, in Vlaanderen en elders bijna onherstelbare verwoestingen heeft teweeggebracht. In zijn “Historie der Nederlandscher ende haerder Naburen Oorloghen ende Gheschiedenissen tot den jare XV1CXII 

(Gravenhagen 1614) beschrijft Emmanuel van Meteren de toestand van Vlaanderen en Brabant in 1587 als volgt: De ellende, armoede, honghersnoot, pestilentien ende sterften, daer de ghereconcillieerde landen in ghecommen zijn, is onghelooflick. Want in Vlaenderen, tot Brugge, Yperen, Cortrijck ende minder steden ende dorpen, soo oock in Brabant, zijn bycans geheele steden verwoesl, om d’oorloghe verloopen, ende uytghestorven van honger, armoede ende peste, soo dat veel schoone groote dorpen, daer een, twee ofte drie duysent huysen in stonden, wel bewoont, nu gheheel verlaten ende verwoest geworden zijn [...]. De landen waren so verwoest, dat men de velden van de bosschen, noch de grachten van de hooghe weghen niet en kende. De lieden en conden de plaetsen niet vinden daer haer huysinghen ghestaen hadden. Het was al verwoest ende overghegroeyt met boomen, haghen ende kruyden. 

In verschillende artikelen hebben wij de omvang van de crisis in het Brugse Vrije, de kasselrij Kortrijk en de kasselrij leper, vooral aan de hand van belastingopbrengsten, trachten te meten. Wat het Brugse Vrije betreft publiceerden wij daarover een artikel, getiteld Het uitzicht van het Brugse Vrije op het einde van de XVl de eeuw, in: Handelingen van het Genootschap “Société d’Emulation” te Brugge, XCVII (1960), p. 31-73. Daaruit halen we de gegevens voor de Zwinstreek, het werkgebied van Rond de Poldertorens, aangevuld met enkele andere gegevens.

Vooraf een paar administratieve gegevens. Genoemd studiegebied behoorde grotendeels tot het Brugse Vrije, meer bepaald tot het Platteland, dat het noordelijke deel van het Brugse Vrije besloeg. Het Platteland was ingedeeld in ambachten. Sommige ambachten omvatten meer dan één parochie (de vroegere naam voor een gemeente); andere maar één parochie. We sommen de ambachten met parochies uit de Zwinstreek op en geven tussen haakjes de parochies die ertoe behoorden. De namen van de parochies van de Zwinstreek zijn vet gedrukt: Dudzele-ambacht (Dudzele, Koolkerke, Ramskapelle), Lissewege-ambacht (Lissewege, Heist, Knokke), Moerkerke-ambacht (Moerkerke), Oostkerke-ambacht (Lapscheure, Oostkerke, Sint-Katelijne-buiten-Damme, Westkapelle). Damme, Hoeke, Sint-Anna-ter-Muiden en Sluis behoorden tot geen enkele kasselrij.   1

Nu overlopen we enkele belastingen die in het Brugse Vrije geïnd werden en noteren de opbrengst in de genoemde ambachten. Jammer genoeg bezitten we geen opbrengstcijfers per parochie.

Eerst de opbrengst van de impost. Dat was een belasting op het verbruik van bier, wijn en vlees, die de Staten van Vlaanderen over geheel het graafschap inden. Die belasting werd zowel voor als na de opstand tegen hetzelfde tarief geïnd, zodat een vergelijking van de opbrengst zeer goed mogelijk is. In het rekenjaar mei 1575 - april 1576 bedroeg de opbrengst in het Platteland 12.96 guldens en in het rekenjaar mei 1587-april 1588 nog... 192,-.

In 1597-1598 was de opbrengst gestegen tot 743 f1. of tot 5,73%.

Het bestuur van het Brugse Vrije inde in het Platteland een accijns op wijn en bier. We kunnen opnieuw de opbrengst v66r en na de opstand met elkaar vergelijken, want de belasting werd onafgebroken tegen hetzelfde tarief geïnd. Opbrengst van de accijns op wijn en bier in het Platteland van het Brugse Vrije:

Periode 3 Opbrengst 4 Verhouding 5
1575-1576 24.935 -
1576-1577 22.042 -
1577-1578 21.769 -
1584-1585 375 1/66
1585-1586 290 1/86
1586-1587 178 1/140
1587-1588 84 1/287
1588-1589 612 1/41
1589-1590 904 1/28
1590-1591 549 1/45
1591-1592 499 1/50
1592-1593 433 1/55
1593-1594 765 1/33
1594-1595 1.091 1/23
1595-1596 1.150 1/22
1596-1597 1.611 1/15
1608-1609 2.259 1/11
1613-1614 5.917 1/4

In Moerkerke-ambacht was het nog erger.

Daar viel er tot 31 oktober 1591 voor de fiscus niets te innen, behalve 1fl. 4 1/2 st .in mei-oktober 1589. Oostkerke-ambacht tenslotte startte met 9 % st., maar betaalde niets vanaf 1 november 1589 tot 31 juli 1590. In heel het Platteland waren er in de periode 15 oktober 1588 - 30 april 1589 niet minder dan 29 ambachten van de 34 waar de opbrengst nihil was. In 1593 waren er nog altijd 15 waar er niets te rapen viel.

De opbrengst van het bestiaelgheldt of belasting op het vee, door de Staten van Vlaanderen in 1591 ingevoerd, belicht de staat van de ontvolking op een andere manier. In de periode 1 juni 1591 - 30 april 1592 bracht die belasting in Dudzele-ambacht 99 f1. 2 1/2 st. op, in Lissewege-ambacht 51fl. 11 st. (w.o. Heist met 4 f1. 17 st.), in Moerkerke-ambacht 6 f1. 1 st. en in Oostkerke-ambacht 63 f1.10 st. (w.o. Westkapelle met 18 f1. 3 st.). Het tarief van deze belasting was als volgt: op elk paard 6 st., op elke os of stier van drie jaar of meer 3 1/2 st., op elke koe 3 st., telkens per maand. Het tarief in acht nemend, ziet men duidelijk hoe gering de veestapel was, ook al dient rekening gehouden te worden met, door het bestuur van het Brugse Vrije gemelde, belastingontduiking. In 19 ambachten ving de fiscus bot. De regering-commissarissen, belast met de controle van de Statenrekening 1591-1592, schreven telkens in margine: Parattestation du magistrat du Franc qu’en ce Iieu [...] ne demeure personne. Al is het niet zeker dat er in al die ambachten werkelijk niemand woonde en dat deze verklaring telkens naar de letter genomen dient te worden, toch is zij tekenend voor de catastrofale situatie.

In 1591 hieven de Staten van Vlaanderen een belasting op het dragen van kostbare kledij. Hoewel dit fluweelgeldt in erge mate gefraudeerd werd - reden waarom het na zes maanden verdween toch is de opbrengst merkwaardig. Het tarief varieerde van 1 tot 9 f1. naargelang van het kledingstuk. Welnu, in het totale Brugse Vrije bedroeg de opbrengst 17 f1. In de naburige kasselrij Veurne - aanzienlijk kleiner dan het Brugse Vrije werden 1.146 1/2 f1. geïnd.

Ook de opbrengst van de belasting op de bedreven landen toont aan dat het Brugse Vrije, na de verovering van Brugge door Farnese op 20 mei 1584 (samen met Damme), quasi totaal verlaten was en dat het leven er slechts zeer langzaam hernam.

Eenmaal per jaar, in oktober, sloegen der schepenen van het Brugse Vrije een bepaald bedrag op over de verschillende ambachten en heerlijkheden. Deze ommestellinghe geschiedde volgens een vaste schaal, transport genaamd, daterend van 1518. Hierin werd bepaald hoeveel elke plaats moest betalen in elke 101 f1., die over het Brugse Vrije omgeslagen werd. Misschien is het interessant te vernemen hoeveel de parochies van de Zwinstreek daarin bijdroegen: Deze repartitieschaal werd voor de laatste maal in oktober 1583 gebruikt voor de repartitie van 100.394 Ib. par. Rond die tijd werd het Brugse Vrije, dat al vroeger herhaalde malen geteisterd werd, ten volle in het oorlogsgebeuren betrokken.

Landvoogd Alexander Farnese, een militair genie, had immers met zijn bekende belegeringstactiek leper ingesloten en begon op dezelfde wijze de blokkade van Brugge en Gent. Het Brugse Vrije kreeg hierdoor de doodsteek en werd in korte tijd een woestenij. De crisis trad op een brutale wijze in. Dit blijkt duidelijk uit de opbrengstcijfers van de hiervoor vermelde accijnzen op wijn en bier. Waar deze voor het seizoen mei-oktober 1583 nog 6.340 Ib. par. bereikten, viel er voor het halfjaar november 1583 — april 1584 nog 263 te rapen.

Van de gesmaldeelde 100.394 Ib. par. ontving het bestuur van het Brugse Vrije slechts enkele duizenden Ib. en dan nog voor een deel met jaren vertraging. Wegens de destructie van de kasselrij was het onmogelijk geworden nog bedragen te smaldelen volgens de transport. Het kasselrij bestuur besloot in september 1587 dan ook mits dat den meesten deel vanden Platten Lande ende Appendantsche vanden Vrijen alsnoch niet bewuendt~ bedreghen, noch ghecultiveert en es gheweest deur de teghenwoordeghe oorloghe, elk gemet te belasten met 25 schellingen par 6. De belasting trof de zaailanden en de weiden.

Aan de hand van de opbrengstcijfers is het mogelijk de bedreven oppervlakte te schatten. We berekenden in de hiervoor vermelde studie het aantal bebouwde hectaren in heel het Brugse Vrije. Maar we beperken ons hier tot de ambachten met dorpen van de Zwinstreek: Dudzele-ambacht: ca. 137 ha.; Lissewege ambacht: nihil; Moerkerke-ambacht: nihil; Ooskerke-ambacht: ca. 201 ha. In heel het Platteland noteren we voor 1587 geen ontvangst in 18 ambachten. In 1590 was dat nog altijd het geval in 16 ambachten, maar onze vier ambachten waren daar niet meer bij. Wel was bedrijfsoppervlakte in 1590 meer dan verdubbeld: in 1587 ca. 1.253 ha. en in 1590 ca. 2.978 ha. Toch nog bittert weinig in heel dat uitgestrekte Platteland van tienduizenden hectaren.

We hadden het nog niet over de stadjes Damme, Hoeke, Sint-Anna-ter-Muiden, die zoals gezegd tot geen enkele kasselrij behoorden. We hebben alleen de opbrengst van de impost. - Damme: 1 mei 1576 - 30 oktober 1577: 250 f1. ; 1 mei 1587 - 30 oktober 1588: 121 f1. - Monnikerede, Hoeke, Sint-Anna-ter-Muiden: 1576 - 1577: 188 f1.; 1 mei - 30 oktober 1587: 0 (omme dat daer gheen habitanten en woonden); 1 november 1587 - 30 april: 1588: 99 f1. - Sluis: 1 mei 1576 - 30 oktober 1577: 756 f1.; 1 mei 1587- 30 oktober 1588: 0 (mits de rebelle).

We geven ook de opbrengsten in twee naburige steden: - Blankenberge: 1 mei 1576 - 30 oktober 1577: 664 f1.; 1 mei 1587-30 oktober 1587: 0 (mits dat daer niemant en resideert); 1 november — 30 april 1587 (samen met Oudenburg): 9 1/2 st. - Aardenburg en Oostburg: 1 mei 1576 - 30 oktober 1577: 752 f1.; 1 mei 1587 -30 april 1 588: 0 niet geïnd (mits de deen distancie van Sluys).

Indien het Platteland, en ook de rest van het Brugse Vrije, zolang een bijna ontvolkt gebied bleef, dan was dat, afgezien van het feit dat zelfs in normale omstandigheden het herstel jaren tijd zou gevergd hebben, hoofdzakelijk te wijten aan de vrijbuiterij. De herleving werd inderdaad voortdurend doelmatig gehinderd door de actie van de vrijbuiters, die in dienst van de Noordelijke Nederlanden, vanuit hun basissen in Noord-Vlaanderen, vooral vanuit Oostende, heel het Vlaamse platteland en vooral het naburige Brugse Vrije afpersten en terroriseerden. Aldus wisten zij het weer in cultuur brengen van de landerijen tegen te gaan en ontwrichten zij het verkeer over wegen en rivieren. In 2008 verscheen daarover een mooie studie vanT. Peceu, Over vryvbuters en quaetdoenders.

Terreur op het Vlaamse platteland (eind 16de eeuw), Leuven, Davidsfonds. Ook het optreden van de Spaanse soldaten en de soldaten van andere nationaliteiten in Spaanse dienst heeft schuld aan de bestendiging van het verval. Het platteland bezweek onder de passages ende rapassages en de logementen van troepen. In dit opzicht waren de jaren 1587 en 1588 bijzonder nefast. West-Vlaanderen werd toen onder de voet gelopen door de massale troepenverplaatsingen, die de geplande invasie van Engeland met zich meebracht.

Vanaf september 1588 begon het grootste deel van het expeditieleger uit Vlaanderen weg te trekken. Het Brugse Vrije en heel het gewest geraakten voorlopig verlicht van militaire overlast; maar niet voor lang, want na enkele maanden begonnen de slecht betaalde soldaten zich te roeren en de reeks foulen, exaxtien, eteryen, rudesschen, of hoe hun baldadigheden ook genoemd werden, verder te zetten.

Een bijzonder tragisch aspect van de crisis was de watersnood. Hele parochies bleven in het Noorden jarenlang onder water staan. Het doorsteken van de dijken, een der klassieke middelen van de oorlogsvoering, had als gevolg dat het zeewater zich over duizenden hectaren verspreidde. Eerst tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1 621) zouden grootscheepse her-bedijkingen gebeuren.

Voetnoten

  1. Volgens Rond de Poldertorens was Zeebrugge een vroegere gemeente. Dat is niet juist. Het grondgebied van Zeebrugge werd, met het oog op de aanleg van de zeehaven, in het begin van de 20ste eeuw, in verscheidene keren genomen uit Heist en Lissewege en telkens gevoegd bij de stad Brugge.
  2. De gulden of florijn of pond tournois (voortaan afgekort tot f1. De f1. bevatte 20 stuivers (voortaan afgekort tot St.).
  3. Telkens van 1 Mei tot 30 April.
  4. In ponden (Ib.) parisis (par.). 1 Ib. par. is 1/2 f1.
  5. Tegenover 1575-1 576.
  6. 0fl Ib. 5 schellingen par. 1 Ib. par. = 20 schellingen parisis.

De ontvolking van Zwinstreek op het einde van de 16e eeuw

N. Maddens

Rond de poldertorens
2010
04
133-137
2023-06-19 14:43:22