Toespraak Academische zitting;
50 jaar Geschied- en Heemkundige Kring St.-Guthago
Stadhuis Damme - 28 maart 2009
Louis Dekeyser
Mijnheer de Burgemeester
Mijnheer de Volksvertegenwoordiger Van Nieuwkerke
Collega’s Schepenen Bogaert van Brugge en Lannoy van Knokke-Heist
Mijnheer de Voorzitter van de Heemkundige Kring
Mijnheer de Erevoorzitter
Dames en heren
Beste leden en vrienden van Sint-Guthago
Zijn clichés om een slottoespraak te beginnen afgezaagd? Het is een retorische vraag, maar toch verkies ik om vandaag op een zeer klassieke wijze te starten door te zeggen dat het voor mij werkelijk een eer en een genoegen is om u namens de Stad Damme in de Vierschaere van ons historische Stadhuis toe te spreken naar aanleiding van de viering van 50 jaar Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago. Als zoon van één van de stichters, was ik oprecht vereerd toen de huidige voorzitter mij de vraag stelde en het doet mij uitermate plezier even een aantal zaken, soms uit lang vervlogen jaren, in herinnering te brengen.
Graag belicht ik enkele feiten en gebeurtenissen uit de annalen van Sint Guthago, zoals ik ze zelf beleefd en ervaren heb, uiteraard zonder daarbij volledigheid te willen nastreven. Noem het voor mijn part misschien een eigenzinnige keuze van de keizer.
Sommigen onder u weten wellicht dat ik voor een heel stuk opgegroeid ben met “Sint-Guthago”; niet letterlijk vanzelfsprekend, maar ik was amper 9 jaar toen de heemkundige kring in januari 1959 gesticht werd rond de keukentafel van wijlen mijn vader René De Keyser die en dat herinner ik me nog zeer levendig eigenlijk dik tegen zijn goesting meteen gebombardeerd werd tot “voorlopige voorzitter”, iets wat hij uiteindelijk gebleven is tot in 1996.
Maar er werd daaromtrent vanzelfsprekend al veel vroeger vergaderd. Een aantal mensen staan in m’n geheugen gegrift omdat ze bij ons in die vijftiger jaren, vooral de zaterdagnamiddag en soms ook ‘s avonds, veelvuldig over de vloer kwamen. Dat waren vooral Jos Rau (op dat moment Broeder Gaëtan van de Xaverianen uit Brugge), meester Raymond Vandenberghe hier uit Damme, de imposante Willy Theerens (vader van de huidige secretaris) uit Westkapelle en de immer bedachtzame meester Antoon Verminck uit Moerkerke.
Ik heb mijn vader in z’n vrije tijd overigens altijd nota’s en artikels over geschiedenis en heemkunde op kleine kladblaadjes weten neer te pennen, met een vergrootglas oude kaarten van de streek te bekijken en ingewikkelde oude teksten met veel mysterieuze krullen op dik papier weten te ontcijferen.
Zijn belangstelling voor de geschiedenis van de streek was ontstaan zo vernam ik later door toedoen van de toenmalige hoofdonderwijzer van Oostkerke, meester Schutyser, en werd nadien nog fel aangewakkerd doordat hij als hovenier tewerkgesteld was op het historische Kasteel van Oostkerke, dat in bezit gekomen was van de familie van der EIst, en totaal werd gerenoveerd.
Terwijl ik in de huiskamer aan het spelen was werd ik van jong af aan frequent geconfronteerd met termen als “Biekorf, Ons Heem, Ommelopers, Groot Reigaertsvliet, De Flou, Monnikerede, de Cantelmolinie, de St.-Kwintensabdij van Vermandois, ‘t Kasteel van Lembeke, Coudekercke, Opdedrinck, Mikhem, Dodinus van Oostkerke, en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan termen waar ik toen geen bal van begreep, maar die altijd in m’n geheugen zijn blijven hangen.
Maar ik was, als klein ventje altijd geïntrigeerd door één speciale man die dus zeer vaak bij ons op bezoek kwam, namelijk door die Jos Rau, zeg maar Frère Gaëtan, die man met z’n hoofd als een biljartbal (hij zat ook op dât vlak op dezelfde golflengte als mijn vader) en vooral met die mysterieuze zwarte rok zoals de pastoors in die tijd nog droegen, de man die soms meerdere keren per week met zijn vaak pruttelende bromfiets kwam aangetuft en o zo smakelijk een paar “boerestuten met smout en écht hespe” kon verorberen.
Maar die man kon, met z’n krachtige, ietwat hese stem, bovenal zo verdomd boeiend en gepassioneerd vertellen en ik heb hem later in de Xaverianen in de Mariastraat in Brugge ook als student meegemaakt toen hij geschiedenisles gaf. Eén al dan niet onschuldig vraagje van een leerling was voldoende om hem hartstochtelijk en zonder besef van tijd te laten uitweiden over de geschiedenis van de Zwinstreek die hij zo goed kende. En als hij weer eens zoveel buiten de leerstof had verteld dat hij in tijdnood kwam, dan kregen we de vragen én antwoorden spontaan op voorhand vóór ‘t examen.
Ik ben ervan overtuigd dat hij toen samen met mijn vader, ze kenden allebei de streek op hun duimpje, de kiem heeft gelegd voor de “Geschied- en Heemkundige Kring St. Guthago” die vandaag z’n vijftigste bestaansjaar viert.
In de aanloop naar het ontstaan van de Heemkundige Kring zijn volgens mij zo heb ik het althans altijd aangevoeld nog twee andere gebeurtenissen van belang geweest op gebied van contacten leggen, namelijk de organisatie van de historische stoet in 1954 n.a.v. de inhuldiging van de heropgebouwde kerk van Oostkerke (de stoet waarvan meester Vandenberghe uit Damme samen met mijn vader de bezielers waren) en de opgravingen in de jaren 1956-1957 van de oorspronkelijke Romaanse kerk o.l.v. Dr. Luc Devliegher uit Brugge.
Vrijwel direct na de stichting van de kring werd gestart met de uitgifte van het tijdschrift “Rond de Poldertorens” en ik kan u verzekeren dat deze gebeurtenis bij ons toen een dagelijks onderwerp van gesprek was. Ook al waren de ambities van de stichters zeer zeker bescheiden van aard, toch werd sindsdien een hele weg afgelegd. Er werden voordrachten, wandelingen en uitstappen en heuse reizen, ook naar Nederland en Noord-Frankrijk georganiseerd. Het enthousiasme werkte aanstekelijk en het ledenaantal groeide, enigszins onverwacht, vrij snel. En als het over geschiedenis en heemkunde ging, was het bij ons “de zoete inval”: talloze studenten kwamen raad vragen Voor hun eindwerk en ontelbaar waren de bezoeken van Germain Bonte, Maurits Coornaert, Roger Crois, Antoon Lowyck, Jos Penninck, Firmin Roose en vele anderen, die over één of ander onderwerp overleg kwamen plegen. Ook aan de eerste erevoorzitter Yves Parmentier bewaar ik fijne herinneringen.
Reeds in de zomer van 1960 stak men van wal met het bescheiden Poldermuseum in Huize Saeftinge te Lissewege o.l.v. wijlen conservator Johan Ballegeer, nog zo’n steunpilaar, ik zou zelfs zeggen “monument”, van St. Guthago. Ik herinner me dat in die zestiger jaren mijn vader, samen met z’n kompaan Paul Braet uit Oostkerke, met Paul’s camionnette, alle boerderijen van de ganse streek afschuimde op zoek naar oud landbouwalaam.
Het museum verhuisde 10 jaar later naar de oude gemeenteschool van Heist in de Pannenstraat, waar het onder de vleugels van het Stadsbestuur van Knokke-Heist én onder impuls van voorzitter collega schepen Danny Lannoy (hier aanwezig), werd omgevormd en is uitgegroeid tot een schitterend Sincfala museum van de Zwinstreek.
Maar ik wil hier toch nog even onderstrepen dat het dus de pioniers zijn van St. Guthago die aan de grondslag liggen van dit museum.
Ook de heemkundige bibliotheek met een schat aan heemkundige werken, is een realisatie om fier op te zijn. Jarenlang werd ze open gehouden in een klaslokaal van de vroegere gemeenteschool van Oostkerke tot ze in 1996 verhuisde naar het Cultuur Centrum Scharpoord in Knokke-Heist, waar veel meer mogelijkheden waren. Maar misschien, dames en heren, had ze ook wel thuisgehoord hier in Damme, toch het hart van de Zwinstreek (als ik even chauvinistisch mag zijn)
Grasduinend in de 50 jaargangen van “Rond de Poldertorens”, kan men duidelijk vaststellen dat de Heemkundige Kring van meet af aan ook een lans heeft gebroken voor het in stand houden van ons unieke landschap en onze monumenten; ze heeft daartoe ten andere ook talrijke daadwerkelijke initiatieven genomen, misschien wel onder het motto van het aloude Vlaamse spreekwoord, waarvan die pioniers doordrongen waren: “Geen rijker kroon dan eigen schoon”.
Andere belangrijke initiatieven zijn ongetwijfeld de uitgifte vanaf 1971 van de maandelijkse Tijdingen en de recentere opstart van diverse werkgroepen, een bewijs overigens van de vitaliteit van de vereniging. Sint-Guthago lag ook meerdere malen aan de basis van de uitgifte van publicaties door eigen leden of bestuursleden, zoals zeer onlangs het boek over Heist van ondervoorzitter en archivaris Jacques Larbouillat. Ook de viering van het 25-jarig bestaan in oktober 1983 in Oostkerke staat me nog levendig voor de geest.
Bij de fusie van gemeenten in 1977 en ook nog nadien zijn mensen van de heemkundige kring zeer actief geweest in de straatnamencommissie om de straten van de 8 woonkernen van Damme een historisch verantwoorde naam te geven. In het “Jaar van het Dorp” (het jaar nadat ze notabene allemaal gefusioneerd werden) werd in alle dorpen meegewerkt om zoveel mogelijk verantwoorde hoevebenamingen in eer te herstellen. Er werd eveneens samengewerkt met de provincie en Toerisme Damme om toeristische routes uit te stippelen of toeristische gidsen en brochures uit te geven. En als Stadsbestuur appreciëren we ten zeerste ook de goede verstandhouding met de andere heemkundige kring op ons grondgebied, namelijk ‘t Zwin Rechteroever.
Dames en heren, de viering van het 50-jarig bestaan van een vereniging is weliswaar geen uitzondering maar zeker in onze kleine stad toch eerder zeldzaam. Elke vereniging kent ups en downs. Het heeft van het bestuur ongetwijfeld veel inspanningen, moed, doorzettings- en aanpassingsvermogen, vindingrijkheid gevergd om de heemkundige kring met om en nabij de 300 leden doorheen 5 decennia te loodsen.
Bovenal is “de kring” er in geslaagd om, op het ogenblik dat, wat ik zou noemen “de oude garde”, wegviel, geleidelijk aan voor de aflossing van de wacht te zorgen en de levensnoodzakelijke vernieuwing en vooral verjonging in het bestuur door te voeren, iets wat niet zo vanzelfsprekend is voor een vereniging die zich bezig houdt met heemkunde. De werking evolueerde mee met de sterk veranderende maatschappij en men heeft zich aangepast aan nieuwe maatschappelijke tendensen. Het is overigens een onmisbare vereiste om zo’n vereniging in stand te houden.
Wie 50 jaar wordt, bouwt tegenwoordig (al of niet gedwongen) soms stilaan af. De Heemkundige Kring daarentegen bruist van vitaliteit en nieuwe initiatieven en kan met vertrouwen de toekomst tegemoet blikken.
Elk jaar 4 interessante nummers van het tijdschrift uitbrengen evenals 12 maandelijkse Tijdingen publiceren vergt los van de overige werking vanzelfsprekend een hoop werk. Dit pure vrijwilligerswerk verdient onze waardering, onze aanmoediging en zelfs bewondering.
Ik wil in naam van het Stadsbestuur van Damme de Geschied- en Heemkundige kring Sint-Guthago dan ook bijzonder oprecht feliciteren voor de omvangrijke werking en ontelbare activiteiten gedurende de voorbije halve eeuw. U hebt in belangrijke mate bijgedragen tot een betere kennis van het cultureel en historisch erfgoed van de Zwinstreek en de verspreiding ervan, zoals het ten andere letterlijk verwoord wordt in de officiële doelstelling van uw vereniging. Uw stichters zouden zonder énige twijfel vandaag heel fier zijn over wat verwezenlijkt werd!
De zeer grote belangstelling hier vandaag voor deze viering én de waardering van ons stadsbestuur moge een krachtige aansporing, een stimulans zijn om op de ingeslagen weg resoluut verder te gaan.
Ik wil eindigen met de woorden van uw eerste voorzitter mijn vader en hij moet ze ooit, ook wel ergens neergeschreven hebben: “Hoe kun je het heden begrijpen, als je het verleden niet kent?”
Bedankt voor uw aandacht.
Louis De Keyser ,
Schepen voor Milieu, Onderwijs, Toerisme en Waterbeleid