In Memoriam Albert De Keyser
Deze tekst is een aangepaste versie van de homilie, uitgesproken tijdens de uitvaart dienst in de Margaretakerk te Knokke-Heist op woensdag 10 januari 2001 te 11 uur.
De parabel van de blokfluit, die we zojuist hoorden voordragen, vertelt ons iets van de voorliefde voor muziek die leeft in de familie De Keyser van opa tot kleinkinderen. Muziek begeleidde de arbeid in het kleermakersatelier; muziekopvoeding kreeg een belangrijke plaats in de opvoeding der kinderen, en de kleinkinderen zijn ook al bezield van die wondere gave die het leven aangenaam vult.
Maar die parabel openbaart ons ook de evangelische waarde van de onvoorwaardelijke liefde en zelfkennis. Wie naastenliefde, verbondenheid en verdeeldheid ter harte neemt, kan zonder woorden maar met veel kleine daden de multiculturele samenleving gestalte geven in de familie. Dat heeft Albert ten volle beleefd.
Dit werd ik bewust toen ik zijn kleinkind van Boliviaanse oorsprong (Yana) zag schreien bij het toedienen van het sacrament van de zieken; toen ditzelfde kind Vlaamse kerstliedjes speelde voor haar stervenszieke opa, die haar met zijn laatste levenskrachten beloonde met een bijna geluidloos applaus. De liefde zal in het hart van deze jonge generatie als muziek in het hart klinken. Maar ook zijn humor, fijngevoeligheid en tederheid in de omgang, zijn sprankelende spreuken en zegswijzen, zelfs zijn kwinkslagen en plagerijen zijn voorgoed in de familiale herinnering gegrift.
In zijn contacten met andere mensen en vrienden ging het er zakelijker, wetenschappelijker aan toe, maar altijd was hij bezield met een grote ijver en dienstbaarheid en met een even grote bezieling om anderen te helpen waar nodig.
In 1938 was de jonge Albert de Keyser medestichter van K.A.J. Knokke en werd hij van 1940 tot 1948 hoofdleider. De missionaire bezieling van zien, oordelen en handelen in de wereld van de arbeid en de samenleving, werd hen levenslang ingeprent door de enthousiaste Cardijn onder de plaatselijke leiding van onderpastoor Bonte. Het werkte aanstekelijk op de jeugd van toen.
Missionaris Joris de Groote verwees naar Albert als model voor zijn eigen missionaire keuze.
Na zijn oorlogs- en pijnlijke krijgsgevangen ervaring onderweg naar en in de stad Rennes (Fr.), kwam hij terug thuis in augustus 1940.
Als voorzitter van het plaatselijk D.G.O.G. comité (dienst aan Gezinnen door Oorlog Geteisterd) was hij belast met de bedeling van kleine meubelen aan geteisterde gezinnen.
Eigenlijk was het zijn droom om leraar te worden. Maar de dood van zijn vader noopte hem om zijn middelbare studies af te breken en de kleermakerszaak over te nemen en te beheren. Hij was later heel gelukkig toen hij vaststelde dat zijn eigen kinderen met één generatie vertraging die droom verwezenlijkten.
In zijn beroep als kleermaker nam hij ook graag zijn sociale verantwoordelijkheid op. In 1994 was hij stichtend lid en secretaris van «de Verenigde Meester-Kleermakers van de kust ».
Hij was geen mens om zich thuis op te sluiten. De geborgenheid en veiligheid van het gezin dat hij met zijn echtgenote, onderwijzeres en regentes Germaine De Crock in 1951 stichtte, was voor hem een bron en basis van waaruit hij verantwoordelijkheid en taken op zich nam in kerk en samenleving. Zo was hij jarenlang begeleider-catechist in de vormselcatechese van de parochie Knokke. Reeds in 1943 werd hij lid van het brandweerkorps van Knokke-Heist. De niet geworden leraar kon zijn droom even waar maken in de (vele) lessen die hij gaf aan zijn collega’s brandweermannen.
Naast zijn familie-, beroeps- en sociale verantwoordelijkheden vond hij nog tijd, en steeds meer naarmate de jaren vorderden, om zich te verdiepen in de geschiedenis van de Zwinstreek.
Hij was een uitstekend kenner van de watering Greveninge. Zijn voorkeur ging naar Sint-Anna-ter-Muiden en zijn waterbaljuws, naar de vesting Retranchement en Sluis. De waterweg van het Zwin en zijn vertakkingen boeiden hem sterk. De moeilijke problematiek van de oostelijke vaarroute over de Vloer was hem goed bekend. Je kon bij hem altijd terecht om uitleg, verduidelijking en kritische bedenkingen. Hij kende al de forten en schansen in de hele Zwinstreek tot over Oostburg en gaf aldus een duidelijker beeld van de verwoede oorlogshandelingen, die het hele landschap en de samenleving ontwricht hebben in de woelige en onzalige godsdienstoorlogen van de 16de eeuw, met als gevolg de betreurenswaardige scheiding der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.
Zijn bijdragen waren de vrucht van volgehouden archiefonderzoek en van vele nachtelijke uren studie en puzzelwerk met archiefgegevens. Hij schreef in een heldere en beknopte taal en daardoor toonde hij nogmaals dat hij uit het goede leraarshout gesneden was, ditmaal gelukkig ten voordele van de lezers van Rond de Poldertorens en voor hen die belang stelden in de geschiedenis van hun eigen streek.
Kort na de stichting was Albert lid geworden van de Geschied- en Heemkundige kring Sint Guthago en na de dood van onze diep betreurde René De Keyser, nam hij in 1996 het voorzitterschap op zich. Hij nam zijn taak even ernstig op als zijn vroegere verantwoordelijkheden en met de zelfde nauwgezetheid en nauwkeurigheid stond hij ten diensten van het bestuur en van alle leden. Want ook die taak beschouwde hij als een sociaal gebeuren van ‘mensen samenbrengen’. Wij blijven hem daarvoor heel dankbaar.
In februari 1999 vernam hij van zijn dokter het fatale nieuws. Hij benaderde zijn ziekte met de grootst mogelijke realiteitszin. Als de therapie helpt ben ik gered. Als het niet helpt ‘moet het maar gebeuren’. Bijna een jaar heeft de lijdensweg geduurd. Tot zijn levenskracht gebroken werd. Zacht als een kaars is hij uitgegaan. Maar de vlam zal blijven branden in het hart van hen die hem liefhebben, die hem gekend hebben en met hem samen hebben gewerkt. Albert, Bedankt!
Altijd heb ik geweten.
ik kan niet blijven duren;
maar mijn streek
en zijn geschiedenis
zullen verder gaan.
Onze betreurde voorzitter, wijlen Albert De Keyser (1920—2001)