Hoe de Vlamingen Groot-Brittannië beschaafden
Johan Ballegeer
Aanleiding tot deze bijdrage was de vraag die bij mij rees: ‘Waar bleven al die mensen, vrouwen en kinderen, als hun gewest overstroomd werd door de verschillende Vlaamse transgressies?’
Nu blijkt dat de Gentse St.-Pietersabdij reeds in 988 uitgestrekte bezittingen (schapenweiden?) had in Engeland. Zegt Duclos. En wij weten dat omstreeks diezelfde tijd diezelfde abdij “heernissen” (schapenweiden!) had in onze streek. Trokken die lui met kennis van schapenteelt en wol-kwaliteit soms niet naar ginder? En vereerde men niet de koningen en graven met de eer van deze volksverhuizing?
Een tweede bedenking die bij mij opkwam: we hebben allemaal weet van beroemde, beruchte en bekende Engelsen die naar Brugge kwamen of vluchtten. Van koningin Emma, over Karel II, William Caxton, William Chantrell tot James Weale.
Trokken dan geen Vlamingen naar Engeland en Schotland?
Vlamingen? We hebben ons beperkt tot alles wat ongeveer van Breskens tot Boulogne min of meer honderd kilometer achter de hoogwaterlijn woonde. Straks sloopt men de resten van de Zeebrugse Cokesfabriek. Toen in het begin van de 20ste eeuw het nabij liggende dok werd gegraven stootte men op een houten paalwerk. Het grootste gedeelte bleef echter onder de op te richten fabriek zitten.
Wordt het straks bloot gelegd? En zal de twist tussen archeologen en historici dan bijgelegd worden over het doel dat dit bouwsel ooit mocht hebben? Sommigen beweren dat het een “cranogh” (nederzetting) was, een Menapische installatie om zout te winnen.
Anderen gokken op een aanlegsteiger vanwaar de Gallo-Romeinen naar Brittania trokken. In elk geval is Carausius niet van hieruit vertrokken maar van uit Gesoriacum (Boulogne).
Achilleus was een West-Vlaming!
1198 v. C.
In 1990 verscheen in Engeland de eerste editie van drs. l. J. Wilkes boek “Waar eens Troje lag”, 1 waarin de auteur op verrassende en overtuigende wijze afrekent met de aloude misvatting dat de Trojaanse oorlog zich afspeelde in Turkije, waar men er nooit enig spoor van heeft gevonden. Volgens hem werd de strijd gevoerd door Kelten van het West-Europese vasteland (de Achaeërs, die zeker geen Grieken waren!) tegen Kelten in Engeland (De Trojanen!), met als inzet het felbegeerde tin van Cornwall. Dit metaal is nodig om brons te maken en was daarom van het grootste belang voor de West-Europese beschaving in de bronstijd.
Wilkes is niet de eerste om die idee te opperen. Anderen waren hem voor. Hij bewijst dat de hele reisroute in de Ilias helemaal niet past op de kaart van de Middellandse zee, maar wel op de Noordzee. Zo wijst hij Brugge aan voor de stad Brugi, waar de zeeslag met de Thesprotiërs plaats greep. De rivier Cocytus is gewoon het Cocyxse gat tussen Sluis en Oostburg. De Styx is de Stryx vlak voor onze Vlaamse kust.
Breskens is genoemd naar Persephone of Pherephasa en Zierikzee naar Circe (=Nehallenia).
En Achilleus? Was gewoon de admiraal van de vloot van de Pelagische Achaeërs of West-Vlamingen.
Natuurlijk halen heel wat geleerden voor deze theorieën hun schouders op. Wie een Ezelsvel (=diploma) heeft, heeft vaak ook een ezelsvel.
Het loont wel de moeite om het boek te lezen.
Waarom worden wij voor Belgen aanzien?
57 v. C.
Allemaal de schuld van Julius Caesar. Hij was er van overtuigd dat hij over het water, (het Kanaal) de Belgae zou vinden. Deze Belgen woonden inderdaad bij Winchester tussen Stonehenge en de begerenswaardige tinmijnen in Cornwall. Zie Verscheurens: “Algemene Historische Atlas”. 1939. p. 48. Zag Caesar de Schelde of de Maas aan voor het Kanaal? Langs de Vlaamse kust woonden alleen maar Menapiërs en Morinen.
Later Friezen en Saksen en wat Franken die men als vluchtelingen, dus Vlamingen beschouwde. Zelfs keizer Antoninus (138 -161), die de muur van Hadrianus in Schotland bouwde en de Latijnse schrijver Ptolomeus (85 na C. -161) noemden Winchester nog Venta Belgarum. Antoninus was tenminste ter plaatse geweest. Hier hebben nooit Belgen gewoond. Maar laat de oud-strijders en ministers die van de Vlaamse kust een Belgische kust willen maken in hun wezen. Zalig de...
Wie was Carausius?
287-293
Sommigen beweren dat deze Menapiër ten noorden van Brugge geboren werd. 2 Op het eiland Liswega? De Romeinen stelden hem aan als admiraal over de Romeinse vloot die de Litus Saxonicum moest beschermen tegen de invallende Saksers. De buit moest volgens Romeins recht overgedragen worden aan de keizer. Caraus, die zijn naam verlatijnste tot Marcus Aurelius Valerius Carausius, meende dat volgens Saksisch recht hij recht had op de buit. In 287 liet hij zich door zijn Romeinse legioenen uit roepen tot keizer van Rome. Zelfs Diocletiaan moest hem erkennen. In het British Museum bewaart men munten met de beeldenaar van Carausius. Hij bracht Brittannië in elk geval het gebruik van munten bij. Over zijn leven publiceerden wij de jeugdroman “Carausius. Hij die de zee beheert.” Uitg. Standaard. Antwerpen, 1969.
Een Brugse koningin
870
We kozen de felle Judith, 3 die we om de vijf jaar zien in de Gouden Boomstoet, als heldin voor ons jeugdboek dat haar naam draagt. Ze was de dochter van Karel de Kale die haar uithuwelijkte aan Edelwolf, koning van Wessex. Judith had niet genoeg aan de titel “eega van de koning”. Nee, ze wilde koningin van Engeland genoemd worden. Na anderhalf jaar gehakketak met haar man legde deze het loodje.
Hartzwakte? Ze hertrouwde met zijn zoon Edelbald die het in 860 ook voor bekeken hield. Misschien zat de speer van Judith ‘s secretaris Bouden daar wel voor iets tussen. Judith keerde weer naar Frankrijk, waar haar vader haar in halve gevangenschap hield in Senlis. Daar schaakte Bouden (met de IJzeren Arm) haar en vluchtte naar de streek tussen Torhout en Brugge. Flemingland of het land der vluchtelingen. Op aanraden van de paus schonk Karel de Kale het woeste stuk bos en moeras aan Judith en werd Bouden de eerste graaf van Vlaanderen. Hij bouwde een eerste burcht te Brugge. De bedoeling van de paus was te verijdelen dat Bouden een verbond zou gesloten hebben met de Friezen van Roerik aan de overkant van de Schelde.
Vroege schapenweiden?
988
Reeds in 988 bezat de Gentse St.-Pietersabdij uitgestrekte bezittingen in Engeland. 4
Mathilde van Brugge, koningin van Engeland
1067
Mathilde van Brugge, dochter van Boudewijn V wilde helemaal niet met Willem de Veroveraar trouwen. Ze weigerde vlakaf. Ze lachte hem vierkant uit. Pas nadat hij haar bij het buitenkomen van de kerk met haar haren over de grond had gesleept, geslagen en geschopt, zei ze tot haar moeder: “Dat is pas een vent met dinges aan zijn lijf. Die wil ik”. 5
Toen hij met zijn vloot naar Engeland trok om het te veroveren, schonk zij hem zijn vlaggenschip ‘Mora’.
De Mora, het schip waarmee Willem de Veroveraar naar Engeland voer, was een geschenk van Mathilde van Brugge aan haar man.
Er gingen zelfs een schare Vlamingen mee. Despars beweert dat het slechts om twintig schepen ging. “De Noormannen behielden ‘t veld metten Vlamingen”. In elk geval als Willem goed gezeten was kregen volgende Vlamingen elk een flinke lap grond met een kasteel en wat hoeves. Het waren niet enkel boeren, wevers en avonturiers van lager allooi die mee naar Engeland trokken, maar ook ridders en machtige rijke heren.
Deze boden niet enkel hun zwaard, maar ook hun talrijke manschappen. Een ridder moest minstens drie paarden hebben en de nodige weerbare mannen om hem bij te staan en de paarden te verzorgen. Ook schepen en geld. Het gevolg was dat ze dan ook rijkelijk beloond werden na de verovering. De enen kregen landerijen en/of kastelen, de anderen hele dorpen of steden.
We leverden schepen
1068
Vlaanderen moet in die tijd beschikt hebben over eersterangs scheepswerven. Toen prins Tostig, zoon van de Engelse koning Edward de Belijder, nadat hij uit Northumbrië met vrouw en kinderen was verjaagd, in Brugge een veilige haven had gevonden, schafte hij zich hier zestig schepen aan van merkwaardige grootte (sessante navis que le armaron in Flandres). 6 Vlaanderen moet dus toen al een marine gehad hebben, die in staat was om Willem van Normandië de nodige schepen te leveren.
Hiervan krijgen we bevestiging bij Niklaas Despars, die beweert dat graaf Bouden V van Brugge, schepen die hij nodig had om slag te leveren, liet uitreden voor zijn schoonzoon Willem van Normandië (ende corts daernaer, wierden in Vlaenderen XX gheweldighe schepen van orloghe uytgereet (...) al wel gheequipeert, toegerust ende voorzien van alles datter tot orloghe diende). 7
Vlaamse geslachten in Engeland
1070
Drogo van Beveren (Dreux de Brueren bij Bethune? van Bevere? Of gewoon de Brouwer?) kapitein van de Vlaamse hulptroepen was niet alleen een geharde ridder, maar ook een schurk van het troebelste water. Hij kreeg het eiland Holdernesse en bouwde er het kasteel Skipte. Kort daarop vermoorde hij zijn vrouw die nota bene een verwante was van Willem de Veroveraar. Hij maakte Willem wijs, dat zij naar Vlaanderen terug wilde keren en vroeg de koning om middelen voor de overtocht.
Toen Willem van deze bedriegen op de hoogte werd gebracht ging hij de schurk achterna, maar Drogo zat al weer veilig in Vlaanderen.
Walter van Dowaai werd heer van Bampton en Were. Zijn kleindochter Julie trouwde met de rijke en invloedrijke heer Richard Paganell.
Walter Bec, die nochtans veel bezit had in Vlaanderen, kreeg volgens het “Domesday Book Eresby” in Lincoln en meer andere heerlijkheden. hij zou de stamvader worden van de baronnen van Wahul.
Gherbod de Vlaming kreeg van Willem van Normandië het graafschap Chester, waar hij een niet-aflatende strijd moest leveren tegen de Angelsakser’s en de Welshman, die de oorspronkelijke bewoners waren. Hij werd naar Vlaanderen teruggeroepen door een gezantschap van heren aan wie hij de zorg voor zijn lenen en goederen had toevertrouwd. Hij beloofde zo spoedig mogelijk naar Engeland terug te komen. Hij werd echter door de Welshmen in een hinderlaag gelokt en stierf van ontbering in de kerker.
Joce le Flameng kreeg een derde van het leen Cukeney toegewezen. Zijn zoon Thomas werd opgevoed aan het hof van Willem van Normandië en bouwde het versterkt kasteel Cukeney op het leen van zijn vader. Hij was een opgemerkt bevelhebber onder Steven van Blois, en onder Hendrik II, de opvolgers van de Veroveraar. Thomas stichtte de abdij Wellebec bij Nottingham.
Humfried en RoeI van Rijsel, Acne van Heading, Hugo de Vlaming en Winemar de Vlaming afkomstig uit Gent, Fokcard, Walter van Dowaai, Eudes de Vlaming, Rogier de Vlaming, Roei van Gent, heer van Aalst, Walter de Vlaming (had grote bezittingen in Surrey), Walsein van Dowaai, Bouden de Vlaming en vele anderen vestigden zich in het nieuwe koninkrijk. Ze werden rechtstreeks leenmannen van de koning (tenentes in capita).
Eudes kreeg slechts drie “hiden”. Een hide vormde een riddergoed. Walter kreeg er vijf. Verder vernoemt het “Domesday Book”: Willem, kastelein van Sint-Omaars, Willem uit Aalst, Walm de Vlaming en zijn neef Bete, Godbert van Ros, Gaër wonend te Caërleon, de Vlaming Bouden, twee Vlamingen die Adelulf heetten, Willem de Vlaming, die aan de koning tweeëndertig zilvermark betaalt voor de uitzet en de hand van Mabile, weduwe van Richard van St.-Medards, de weduwe van Wilson de Vlaming. Alur, de zoon van Wehenoc trouwt mits een som geld te betalen aan de koning.
Verder worden in het “Monasticon Anglorum” heel wat namen opgesomd zonder familienaam. We vermelden hier enkel deze waarbij het patroniem de herkomst laat vermoeden: Filip en Humfried uit Kortrijk, Andries van Veurne, Godfried en Rob van Gent, Richard van Rijsel, prior van het klooster van St. Edmunds, Willem en Roei van Doornik, Godbert van Witzand, Bertram van Melle, Agnes, weduwe van Fursten de Vlaming en haar zoon Eustaas, ridder die een hide grond geeft aan de kerk van St.-Pieters in Gloucester, Reinier de Vlaming, die het klooster van Rutballin verschillende “acres” grond geeft. Michiel Flameng geeft aan een klooster het leen Ross. Zijn zoons tekenen met een kruisje. Geert van Doornik geeft een heel dorp aan de monniken van Salope.
Ook Richard van Brugge en zijn vrouw Sybilla geven akkers en weiden aan de monniken. Er kwamen weinig ridders van buiten het graafschap Vlaanderen aan te pas. Wel, bv. Richard van Antwerpen en Goselin van Leuven.
Eustaas van Boulogne nam eveneens roemrijk deel aan de slag bij Hastings. Hij kreeg uitgestrekte bezittingen in Essex, Hertford, Bedford en Northampton.
En “last but not least”…
Gilbert van Gent was werkelijk een van de belangrijkste. Hij was de zoon van Rudolf, advocatus (wereldlijk voogd) van de Sint-Pietersabdij in Gent (zegt Viaene o.c. p. 4). In 1069 neemt hij deel aan de bezetting van York. Hij kreeg zo’n groot aanzien dat Willem van Cambden hem aanziet als de neef van de graaf van Vlaanderen, anderen weer als de zoon of minstens de oom van Willem van Normandië. Eigenlijk was hij de zoon van Bouden van Gent (zegt Gantrel o.c.), heer van Aalst en van Ida (of Ide), dochter van Bouden de Vrome. Gilbert was gehuwd met Aleidis van Montfort. Volgens het “Domesday Book” kreeg hij van de Veroveraar de heerlijkheid Folkingham met alle titels en afhankelijkheden. Het was eerder eigendom van weduwe Dunmoch, die er met harde hand werd uitgegooid. (Dienden ridders niet weduwen en wezen te beschermen? Zo fijngevoelig en christelijk waren we toen nog niet.)
Gilbert doopte zijn nieuwverworven bezit om tot baronie van Gent. Bovendien kreeg de Gentenaar ook nog de gronden van de Deense heer Tour (Tur?). Zo bezat hij of zijn zonen, her en der nog meer goederen evenals de haven van Bridlington samen met wat lappen grond.
De Northumbriërs die de autochtone bewoners waren, -ze hadden immers alles eerlijk gestolen van de vroegere eigenaars-, pikten dit alles zomaar niet. Samen met zijn rentmeester Mallet moest Gilbert strijd leveren tegen de hardnekkige rebellen die de Denen ter hulp riepen.
Gilbert en Mallet moesten het loodje leggen. Drieduizend van zijn mannen werden bij York gekeeld. (Getallen uit de Bijbel en de oude kronieken dient men met een korreltje zout te nemen). Alleen Gilbert en Mallet samen met enkele rijke heren werden gespaard in de hoop een flinke som losgeld voor hen te kunnen vragen. Terug uit gevangenschap liet hij de abdij van Barney weer oprichten. De Denen hadden ze met de grond gelijk gemaakt. Hij voorzag de abdij van gronden, akkers, visvijvers en wouden. Gilbert of Gaunt stierf in 1094.
Zijn zoon Walter was gehuwd met Mathilde, dochter van graaf Steven van Bretagne.
Zij schonk hem als bruidsschat het domein Swandale. In tegenstelling met zijn vader was hij een vroom en zachtaardig man. Dit beweren althans de auteurs die uit zijn hand aten. Hij stichtte een priorij van reguliere kanunniken te Bridlington (Deed zijn vader dat al niet?). Zijn naam komt als getuige voor in een akte van Willem van Normandië, waarin deze abt Evercalm van de St.-Pietersabdij bevestigd wordt in zijn eigendommen hem door Edward de Belijder gegeven. (Zijn dat deze uit 988?). Nog op hoge leeftijd voerde hij bij York zijn mannen aan in de strijd tegen de Denen. Hij stierf stokoud in 1131 als monnik in een klooster.
Zo kunnen we de stamboom van Gilbert van Gent volgen tot bij zijn achterkleinzoon Gilbert de Goede, die deelneemt aan de opstand tegen Jan zonder Land (zie 1208)
Gilbert van Gent x Alice van Montfort
Walter of Gaunt x Mathilde van Bretagne
Hun zoon Walter volgde hem op. Walter stond aan het hoofd van een legertje Vlamingen en Normandiërs die de slag van de Gouden Standaard wonnen tegen de koning van Schotland. Oud geworden en niet meer in staat om te zondigen werd hij monnik in een klooster.
Gilbert II van Lincoln (+1162) kinderloos opgevolgd door zijn broer Robert Robert van Gurnay, kanselier van Steven van Blois, koning van Engeland Gilbert de Goede wordt onteigend wegens hoogverraad, maar koopt alles terug van koning Edward II, uitgenomen Swandale en Skendy
Een nakomeling van Robert sticht het “Hospitaal van Gent” bij Bristol
Al deze grote en kleine heren spraken Frans. 8 Niet te verwonderen dat als men het over Normandiërs heeft, daar ook zelfs vaak Vlamingen mee aangeduid werden. Het gewone volk dat ze als helpers en knechten mee hadden sprak Vlaams, wat nog steeds te merken valt in de huidige Engelse taal. Zolang het beestje in de stal of op de weide loopt heet het cow (koe), sheep, (schaap) of swine (zwijn). Eens het op de tafel van de heer is beland verandert het in beet (boeuf), mutton (mouton) of pork (porc).
Het Verdrag van Dover
1101
Na jarenlang geruzie over het leen dat Robrecht de Fries in Engeland bezat, komt hij met koning Hendrik I overeen dat in geval dat Hendrik hem nodig heeft, bijvoorbeeld bij een rebellie, hij binnen de veertig dagen zal ter hulp snellen met vijfhonderd ridders elk voorzien van drie paarden (en hun krijgsvolk natuurlijk). De koning zal hem daartoe de nodige schepen ter beschikking stellen. De rebellen zullen overigens geen toevlucht mogen zoeken in Vlaanderen. Dit verdrag van 7 mei 1101 wordt hernieuwd op 10 maart 1103. Steven van Blois, zoon van Hendrik I kon slechts zijn troon vrijwaren dankzij de Vlamingen.
Vlaanderen dat toen al schatplichtig was aan Frankrijk en Duitsland dreigt zo een derde pottenkijker te krijgen.
We zijn er nog maar en ze klagen al over ons
1102
Met de Vlaamse krijgers (edellieden) was ook een massa klein volk zonder rang of stand meegetrokken. Daar ze echter niet mochten delen in de “pluntrage” (plundering) op het slagveld en Willem vergat om hen een leen, een kasteel of een boerderij te geven, gingen ze het land afschuimen. Met de Normandiërs voelden zij zich weinig verwant. Met de Saksers die bijna dezelfde taal als zij spraken des te beter. Gelukkig neemt Mathilde hen aanvankelijk in bescherming. Een Saksische kroniekschrijver meldt over hen: “Tha coman theotas of Flandres and brokan tha mynstre of Burh and thaer inne naman to gode and seolfre”Daar kwamen dieven uit Vlaanderen en braken het klooster van Burh daar af en namen ze goud en zilver. Willem van Malmesbury 9 vindt dat het de spuigaten uitloopt en de Vlamingen worden verjaagd naar Northumberland. En hoewel men getuigt dat die Vlamingen evengoed met de speer, de boog en het zwaard als met de ploeg waren en bovendien erg koppig, -we zijn nog geen haar verbeterd,- worden na de moord op de bisschop van Durham (een Waal), zo maar honderd Vlamingen gedood.
Naar Ierland
1107
Toen in 1106 Dermot MacMurroughs, koning van Leinster, opgejaagd werd door zijn vijanden, vluchtte hij naar Engeland. Hij ging te Bristol aan land en vroeg om hulp bij Willem van Malmesbury, de Engelse abt van M. en geschiedschrijver die o.m.de “Gesta Regum Anglorum” schreef. Hij reisde Engeland rond op zoek naar manuscripten.
De Engelse koning 10 liet hem toe soldaten te ronselen. Hij kreeg een flink leger bijeen samengesteld uit Vlamingen en Normandiërs. Hoewel men toen niet zo goed meer het verschil kende tussen Vlamingen en Normandiërs. Onder bevel van Fitz Gilbert von Clare (Fitz = zoon van), graaf van Pembroke, bijgenaamd Strongbow (=sterke boog) werd Leinster te vuur en te zwaard gezet. Een erg verwarde en verwarrende historie. Volgens de enen was de graaf van Eu de bijgenaamde Strongbow, volgens anderen weer de Normandiër (= Vlaming) Gilbert van Pembroke, van Clare.. Voor de anderen was het eerder Richard, hertog van Pembroke. Zelfs over de tijd is men het niet eens. Was het onder Hendrik I of onder Hendrik II?
Pembroke was toen hoofdzakelijk bevolkt door Vlaamse afstammelingen uit Northumbrië. Ze vormden er, schrijft Gantre, de klasse van de nieuwe rijken. Het langst overlevend monument aan hun verblijf in Pembroke is de Fleminsway dwars door Cornwall naar Wales. Vanuit de haven Milford dreven zij een intense handel.
Fleming, Flaming is nu nog zeer verspreid in Groot-Brittannië. Het is afgeleid van het Saksisch Flyma, wat vluchteling betekent.
Boeren uit West-Vlaanderen
Rond 1110 deed zich weer eens een vreselijke transgressie voor. Waar trok al dat volk uit onze verzopen streek naartoe? In het achterland zat het al vol. Hendrik I Beauclerc (1068-1135) ontving ze zeer gunstig. 11 Hij liet hen de streek van Northumberland aan de monding van de Tweed bewonen. Wat de oorspronkelijke bevolking opviel was hun kennis van weven en van landbouw. De manier waarop ze graan en nieuwe groenten verbouwden wekte echter na-ijver op bij de Engelse schapenboeren. En dan die vreemde cultuur! Ze beweerden de toekomst te kunnen aflezen uit de gevilde schouder van een schaap. Ook de koning zelf begon zich te bedenken daar de Vlaamse graaf begon aan te dringen op achterstallig leengeld. Aanvankelijk wilde Hendrik II al die Vlamingen weer buitengooien. Hij bedacht zich. Misschien kon hij ze gebruiken om het roerig volk van Ross en Pembroke wat onder de duim te houden.
Vier jaar na hun aankomst in Engeland liet hij hen vertikkelen naar Zuidwest-Wales.
Hun voornaamste nederzetting werd Haverford-west, wat voorheen Aberdaugledheu en Dugladia heette, wat betekent twee zwaarden of streek van de twee riviermondingen. Het verliep niet zonder slag of stoot vertelt William van Malmesbury en niet de pas aangekomenen kwamen in aanmerking maar het ging om alle Vlamingen in Engeland. Van integreren was geen sprake. Ze bewaarden lange tijd hun taal en gewoonten. Zelfs in de 16de eeuw hielden zij zich nog afzijdig van hun Welshe buren. Van daaruit hielpen ze de Engelsen wel om Ierland te veroveren. Nu waren het niet alleen boeren die naar Engeland en Schotland trokken, maar ook goudsmeden, zadelmakers en heel wat bouwlieden die mee zouden werken aan de bouw van kastelen en kathedralen.
De Vlamingen leren de Schotten in steden leven
Chrétien (de Troyes) beweerde het verhaal (over de Graal) gehoord te hebben van Filip van den Elzas, graaf van Vlaanderen, die hem opdracht gaf ervan te maken, wat ervan te maken viel. En de contacten van Filip met Schotland waren talrijk en zeer nauw. Als heer van Vlaanderen had hij regelmatig met Schotland te maken en bezat hij een behoorlijke kennis van het land, het volk en de tradities. In de hele 12de eeuw werden tussen Schotland en Vlaanderen bepaalde banden met opzet gesmeed. 12
Gedurende de regering van David I (1124 1153) en die van Malcolm IV (1153-1165) heerste er een systematische politiek om Vlaamse immigranten ertoe te brengen zich in Schotland te vestigen.
De nieuwkomers werden geïnstalleerd in grote georganiseerde enclaves in het noorden van Lanarkschire, het noorden van Clydesdale en in Moray. Volgens een commentator lijkt de vestiging van Vlamingen in het noorden van Clydesdale en Moray een systematische poging om ten koste van de lokale aristocratie en de Kerk een nieuwe aristocratie binnen te brengen.
Zoals we hebben gezien wordt tegenwoordig aangenomen dat de familie van Robert Bruce van Vlaamse en niet van Normandische oorsprong was. Eenzelfde oorsprong is gevonden voor andere prominente Schotse families als Balliol, Cameron, Campbell, Comyn, Douglas, Graham, Hamilton, Lindsay, Montgommery, Seton en Stewart.
Het doel van de Vlaamse vestigingen in Schotland schijnt het stichten van stadscentra op het platteland te zijn geweest. Vlaanderen was al een verstedelijkt, gecommercialiseerd gebied, met grote handelssteden als Brugge en Gent die de handelsroutes naar de Rijn, de Seine en de Britse eilanden beheersten. Ook Boulogne en Calais vielen onder hun territorium. De Schotse monarchie, die de inkomsten van de huur uit de steden nodig had, bezag Vlaanderen als een voorbeeld van stadsontwikkeling. Vlaamse kolonisten werden derhalve actief aangemoedigd naar het land te komen en metropolitische steden naar Vlaams voorbeeld te stichten. Ze waren ook welkom vanwege hun kennis op gebied van landbouw, weverij en wolhandel.
De associatie tussen Schotland en Vlaanderen begon met David I en Malcolm IV en zette zich voort gedurende de regering van Malcolms opvolger, William “de Leeuw”. Toen deze in 1173 Engeland binnenviel kreeg hij versterking van een Vlaams contingent dat hem werd gezonden door Filip van de Elzas.
Onder David I kwamen grote aantallen Vlaamse ridders het land binnen. Met hen het monnikenwezen, hoofdzakelijk onder auspiciën van de Cisterciënzers. In het gevolg van koning David bevond zich een Normandische ridder Robert de Brus. David schonk hem de vallei van Annan. Hij was tevens een goede vriend van koning Hendrik I. Algemeen werd aangenomen dat de familie van Robert uit Brus of Bruis, thans Brix, even ten zuiden van Cherbourg, stamde. Tegenwoordig wordt echter gesuggereerd dat hij eigenlijk van Vlaamse afkomst was, een nakomeling van Robert van Brugge, de rijke slotvoogd van die stad vijfenzeventig jaar daarvoor. (Ons blijft het een raadsel, waarom in de brandvensters van de vroegere kapel van het St.-Lodewijkcollege het wapen van Bruce stond).
Beschaven te vuur en te zwaard
1127
Willem van Lo, aan wie F. R. Boschvogel een jeugdboek wijdde in de reeks “Dietsche Gestalten”, meende dat hij recht had om de vermoorde Karel de Goede op te volgen.
Hij was de natuurlijke zoon van Filip van leper, die de zoon was van Robrecht de Fries. Zijn gade gravin Clémence van Boergondië, zuster van paus Calixtus II schonk hem de hand van haar nicht met het kasteel van Sluis als bruidsschat. Hij nam de wapens op om zijn aanspraak op de graventitel te verdedigen. Hij veroverde Belle, Kassel, Veurne-Ambacht. Aanvankelijk ging alles goed. Willem moest in die strijd echter het onderspit delven voor de poorten van leper, hoewel hij burgraaf van die stad was. Hij vluchtte met een bende krijgsvolk naar Engeland en bouwde te Rye (Sussex) een kasteel dat nog steeds als Ypres Castle bekend staat. Koning Stephen de Blois maakte hem graaf van Kent. Hij wist van de koning een aanzienlijk fortuin af te troggelen. De koning stelde hem aan het hoofd van zijn leger. In 1132 kwam hij met een Engelse vloot Damme belegeren. Terug in Engeland veroverde hij het opstandige Lincoln, Winchester en Oxford. Hij wist zelfs het leven van de koning te redden. Vanuit Kantelberg schonk hij een keure aan de paters van de abdij van Lo. Oud en blind geworden werd hij door de nieuwe koning Hendrik d’Anjou verbannen. In 1154 trok hij zich terug in zijn kasteel te Lo, waar hij stierf in 1183. In 1914 ontplofte een bom in de kerk van Lo en vond men onder het altaar een loden kistje met het hart van Willem.
“Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan”, zegt de Bijbel.
Vlamingen plunderen Engeland
1163
Toen Hendrik II van Engeland de troon besteeg verklaarde hij de graaf van Boulogne, broeder van Filip van den Elzas, vervallen van zijn onbetwistbare rechten en oude lenen in Engeland.
Filip rustte een vloot van 600 schepen uit, bemand met Vlamingen en Brabanders. Ondersteund door Eleonora, echtgenote van Henri, landde hij in Engeland en plunderde de kust. De expeditie had evenwel niet het beoogde succes. 13
Zes jaar later complotteerde Eleonora weer eens tegen haar echtgenoot. Deze keer werd ze geholpen door haar zoon Richard Leeuwenhart en weer waren de Vlamingen erbij om te moorden, te brandschatten en te plunderen.
Filip belegerde het kasteel van Albemarle en nam de graaf gevangen. De Vlaamse infanterie was berucht om haar “Vlaamse pieken”.
Nog een verdrag
1163
Er wordt nog maar eens een akkoord gesloten tussen Hendrik II (1154-1189) en Filip van de Elzas, dat ook voor hun zonen bindend zal zijn. Dit akkoord wordt bekleed met de zegels van Raas van Gavere en van Conan, kastelein van Brugge, van de kastelein van St.-Winnoksbergen en van Roger, kastelein van Kortrijk.
Help Vlaanderen verzuipt!
1170
Ten gevolge van de herhaalde overstromingen van 1170, 73, 77, 81 ook wel gekend als de Duinkerke of Flandriaanse transgressie wijkt een groot deel van de polderbevolking uit naar Engeland. De meest avontuurlijke worden huursoldaat of gaan mee op kruistocht. 14
Vlaamse expeditie
1174
Filip van de Elzas kwam naar Engeland met een leger van driehonderd achttien geduchte ridders en drieduizend man cavalerie en voetvolk onder bevel van Robert, graaf van Leicester, die in opstand was tegen Hendrik II. Ze sluiten zich aan bij graaf Bigot en maken zich meester van meerdere kastelen. Normandische troepen volgen hen onder bevel van Roei de Lahaye. Hugo, graaf van Bar brengt zijn oom Hugo, bisschop van Durham mee. Deze laatste heeft vijfhonderd Vlamingen mee.
Tezelfdertijd nadert van uit het noorden koning William van Schotland met zijn bergbewoners en een aanzienlijke groep van vijfhonderd huurlingen bestaande uit Vlaamse ruiters en voetvolk speciaal daarvoor in Vlaanderen gerekruteerd. Vooral de Vlaamse piekeniers zijn zeer gevreesd. (Flandres comes CCCXVIII, non dicam expeditos vernaculos, sed milite probatissimos, et a Flandrensium multitudine selectos.-Radulf de Digeto. Ymag., anno 1174). En de Engelse koning? Verlaten van al zijn Engelse graven en vazallen vlucht hij naar Frankrijk. 15
De graaf van Leicester wordt verslagen bij St. Edmund en samen met zijn gezellen gevangen genomen. Zijn Vlamingen werden tot de laatste uitgemoord. De Vlaamse wolven, schrijft Gervasius, stierven in het slijk dat ze meenden te zullen verslinden.
(Flandrenses lupi... Angliam jam se cepisse jactibant. Gerv. Chron.)
Ondertussen belegert graaf Hugo Bigot Norwich en legt het in as. Daar is de koning back home. Men sluit een wapenstilstand. De Vlamingen mogen naar huis als ze beloven niet meer terug te keren.
En in het noorden gaat het ook al niet goed. De koning van Schotland wordt verslagen en gevangen samen met zijn kapitein Jordan de Vlaming. De hele herovering had drie weken geduurd.
Was Richard Leeuwenhart in Lissewege?
1194
Toen Richard Cceur de Lion, broer van Jan zonder Land, wegens een ruzie met aartshertog Leopold van Oostenrijk tijdens een van de kruistochten door de hertog werd gevangen genomen en uitgeleverd aan keizer Hendrik IV van Duitsland, betaalde (verzamelde en verzond?) Matthias van Gent, abt van ter Doest, het grootste gedeelte van de losprijs voor Richard Leeuwenhart. Deze kwam via Antwerpen en Damme naar Brussel (dus misschien wel ook naar ter Doest), want op 25 februari 1194 geeft hij te Brussel oorkonden voor ter Doest waarin gestipuleerd wordt dat de abt en zijn monniken onder zijn bescherming staan. Ze mogen hout hakken in zijn wouden (in Aquitanië) voor de bouw van de schuur, ze mogen schepen bouwen in zijn havens en deze tolvrij in- en uitvaren. 16
Burggraaf van Cornwales
1201
Met de grote inwijking werd de naam “Le Flameng” of de Vlaming algemeen op de Britse eilanden. Zo vinden we in de documenten van John Lackland (Jan zonder Land) ene Richard le Flameng, die als burggraaf van Cornwales het kasteel Lanzaveton krijgt van de koning, terwijl een familie le Flameng lange tijd het kasteel Bower te Molash in Kent bezat.
De Magna Carta
1205
Op 5 augustus zendt Jan zonder Land, koning van Engeland, aan zijn leenheer Thomas Grey het bevel om het schip met lading en want terug te geven aan de Brugse wol handelaar Kerstiaen de Langhe. 17 Het schip lag in Berwick aan de ketting.
Ook de bemanning Lamsin Bellaerd en Willem Coppens, die zich ook wel Willem van Lissewege noemt, moeten vrijgelaten worden. Mede daardoor zijn de Engelse edelen zo ontstemd dat Jan zonder Land de Magna Carta dient af te kondigen.
Jan zonder Land staat de Magna Carta toe
Men kan dus zeggen dat de Bruggelingen en de Lissewegenaars aan de grond liggen van de Magna Carta, de eerste Europese grondwet. Het hele verhaal leest men in ons jeugdboek “De Marulle” van Kris de Langhe. Standaard, 1973. Kerstiaen de Langhe kreeg zijn standbeeld in de gevel van de Poortersloge te Brugge.
De Hanze van Londen
Heel wat West-Vlamingen, Bruggelingen en Kortrijkenaars waren lid van de Londense Hanze. C. Wyffels geeft in “Album Jos Desmet”, 1964, p. 366 volgende namen:
Jan Christiaan,1205 | Laurent Ruffus van Brugge, z.v. Gervasius, 1205 |
Johannes, 1223 Sinerdus, 1223 | Jan Bonin, 1225 |
Boudewijn Wandelard, 1229 | Gerwin Bonin, 1230 |
Jan le Deen Doye, 1229,1235 | Hendrik Ram, 1230 |
Willem le Deen Doye, 1230,1235 | Ingelbertus, 1249 |
Jacob van Aardenburg, 1235 | Walter Garetop, 1235 |
Willem en Jan Walkier, 1235 | Raven Danwilt, 1250 |
Walter Godrik, 1267 | Jan Bonin, 1269 |
Jacob Bonin, 1269 | Jan Kempe, 1272 J |
Jan Alverdoen, 1291 | Jan Tobyns, 1292 |
Robrecht Cule, 1235 | Jan Pak, 1235 |
Jan Aielhof, 1235 | Jan Alverdoen, 1251 |
Pieter Bonin, 1265,1274 | Georges de Bruges, 1269 |
Walter de Poterne, 1272 | Jan de Courtrai, 1271 |
Diederic de Bruec, 1278,1291 (de Brugge?) | Willem del Espeye, 1292 |
Niklaas Alverdoen, 1292 | Jan Kristiaen, 1292 |
Jan de Courtenoy, 1293 (van Kortrijk?) | Rufus (de Rode?) |
Jan de Klerk, 1293 | Lambert Tolare Lambert Kaunc (Kant?), 1299 |
Als zij zich gedragen...
1208
Jan zonder Land geeft de Vlamingen, dit zijn hoofdzakelijk Bruggelingen en Ieperlingen, de toelating in Engeland handel te drijven.., als zij zich gedragen. Ook aan Willem en Hugo van Aardenburg, met hun schip en personeel wordt toegestaan dat zij voor handelsdoeleinden naar Engeland komen, uit dankbaarheid voor het feit, dat zij boden van koning Otto naar Engeland hadden gebracht.
Opsporingsbericht
1246
Gravin Margareta van Vlaanderen zendt aan koning Hendrik II van Engeland een verzoek om de genaamde Diederik Paelding uit leper aan te houden, daar deze geen politiek vluchteling, maar een misdadiger van gemeen recht is, die zeer gevaarlijk is voor zijn handeldrijvende medeburgers. “Nihil novum sub sole”.
Ik erken geen schulden van...
1260
Dit privilege van Jan zonder Land wordt uitgebreid. Van toen af werden Vlaamse kooplui vrijgesteld van aanspraken bij wanbetaling door derden. Tot dan toe konden schulden ook op landgenoten verhaald worden. In het Brugse stadsarchief wordt de oorspronkelijke oorkonde uit 1260 bewaard samen met de bevestiging ervan door Edward I in 1283, door Edward II in 1320 en door Edward III in 1330.
Schade van Brugse kooplui
1292
Een document uit dit jaar spreekt over schade door Brugse kooplui geleden in Perth, Berwick on Tweed en Inverkeitingh. In dit en in andere documenten uit 1270-74 worden samen 33 namen van Brugse kooplieden vermeld, onder wie drie vrouwen. 20
Schotland
1302
De Schotten leerden van de Vlamingen veel op gebied van militaire aangelegenheden en stadsontwikkeling. In 1302 ontketenden de burgers van de Vlaamse stad Kortrijk (sic!) een opstand. Ze gebruikten de zogenoemde “schilltrom” formatie mannen geformeerd in een vierkant met lange spiesen naar buiten gericht en in de grond verankerd en slaagden erin een groot en machtig Frans leger te verslaan. Voor de eerste keer in West-Europa doorbrak Kortrijk de tot nu toe onoverwinnelijke macht van zwaar gepantserde ridders te paard.
Bruce leerde van de slag. Het was precies die “schilltrom” formatie die hij met succes aanwendde bij Bannockburn tot het mysterieuze “verse leger” op het toneel verscheen om het tij te doen keren. Er bestond veel kruisbestuiving en wederzijdse invloed tussen Schotland en Vlaanderen. Als gevolg van de toevloed van Vlaamse kolonisten kregen de Schotse steden bepaalde typisch Vlaamse kenmerken.
Baigent vertelt dit allemaal om aan te tonen hoe welkom in Schotland de Vlaamse Tempeliers waren, die er de eerste Vrijmetselaarsloges zouden gesticht hebben. 21
Ligou (o.c. 164) bevestigt dat Robert I in 1314 de Maconieke Orde van Heredom van Kilwinning stichtte voor de Vlaamse Tempeliers. Deze orde stichtte een paar jaar geleden een afdeling in Koksijde.
Niet alles koek en ei
1309
Toen een schip uit Yarmouth in het Zwin in beslag genomen werd beval de Engelse koning na vergeefs protest bij de graaf van Vlaanderen schip en lading van Pieter Eeyner en het laken van Hendrik Taille beide uit Aardenburg in beslag te nemen evenals het laken van Hugo Knoter en Willem Duk uit Oostburg. 22
Een Vlaamse tempelier in Salisbury
1311
De tempelier Steven van Stapelbrugge, naar de naam te oordelen een Vlaming, wordt in 1311 aangehouden in Salisbury. Hij is de eerste die na de martelkelder gepasseerd te zijn, de ketterse praktijken in de orde toegeeft. Hij vertelde dat hij tijdens zijn inwijding moest ontkennen dat Jezus God en mens was en Maria zijn moeder. Vervolgens had hij op het kruis moeten spuwen. Deze praktijken kwamen uit de streek van Agen waar de invloed van de Katharen heel sterk was. Op zijn bekentenissen worden ook andere tempeliers even op de rooster gelegd. 23
De slag bij Knokke
1340
“In Rond de Poldertorens XXXVII, 39” en in onze jeugdroman “Het geheim van de Drenkeling” tonen wij aan dat de beruchte “Slag bij Sluis” op St.-Jan dag 1340 niet bij Sluis maar wel voor Knokke plaatsgreep. Kapitein-loods op de “Holy Virgin”, het vlaggenschip van koning Edward was niemand minder dan de Mudenaar Johan Crabbe, 24 piraat, koopman en avonturier. Met de Engelse vloot vochten heel wat Vlamingen. Jan van Heile (van Heile) was kapitein op een Frans schip. Hij kwetste de Engelse koning, werd aangehouden en onthoofd op de Grote Markt te Brugge.
Kanunnik van Westminster
1350
We kunnen niet nalaten de biografische noot over Raes van den Bossche in de spelling van Vaerewijk zelf weer te geven. 25
“Raes vanden Bossche in het jaer 1331 geboren en in het jaer 1392 in Engeland overleden, is een zeer geleerden en vaderland-minnende priester geweest, die in de Vlaemsche beroerte in de aenhangen van Yoens, Artevelde, van den Bossche (van wien hy den broeder was) en Ackerman tegen Lodewyk van Maele en Philippe den Stouten een werkzaem deel nam, waerom hy naer de bevrediging van Vlaenderen in Engeland week, alwaer hy zeer wel ontvangen en tot kanonik van Westminster benoemd wierd. Hy was licenciaet in de regten en was proost der collegiaele kerk van O.L.V. te Kortryk geweest en kanonik van de collegiaele kerk van S. Donaes tot Brugge. Volgens Malbranq heeft van den Bossche eene latynsche kronyk der vlaemsche oorlogen en beroerten geschreven, waer van in de 16.e eeuw verscheydene copien in Engeland bestonden. Zyne zuster Agneete was overste of meesterigghe van het Wemaers-hospitaal tot Gent”.
Hang hem hoog en droog
1388
In dit jaar hingen de Engelsen de Vlaming Jan Buuc admiraal van de Boergondische vloot op in de Tower. 26 Waarschijnlijk hadden wij hen nog niet genoeg beschaafd.
Onthoofdden wij Jan van Heile niet? Zie 1340.
Ambassadeur in Engeland
1396
Jaak van Lichtervelde (? Koolskamp 1431), heer van Ardooie, Assebroek, Koolskamp enz., raadsheer en opperjachtmeester van de Bourgondische hertogen was hun gezant aan het hof van Engeland van 1396 tot 1404. 27
Den bak in...
ca. l450 Bijna evenveel Heistse “corvers” (=piraten) zuchten in Engelse kerkers als Engelsen in Vlaamse.
Anselmus Adornes vermoord in Litlinglow
In 1466 verbood koning James III van Schotland alle handel met Brugge en Sluis. Het stadsbestuur van Brugge zond Anselmus Adornes naar Schotland om te onderhandelen. Hij werd door de koning goed ontvangen, ridder en heer van Corthuy benoemd en in de raad opgenomen. De onderhandelingen werden bekroond met een overeenkomst op 1 mei 1470. De Schotten mochten weer handel drijven met de Zwinsteden.
In Schotland onstond echter onenigheid tussen de koning en zijn schoonbroeder. De zuster van de koning Maria Stuart vluchtte naar Brugge en vond onderdak bij de Adornes.
Anselmus vertrok op 4 oktober 1470 weer naar Schotland om de terugkeer van Maria Stuart te bewerk -stelligen. Hij slaagde in zijn pogingen.
Anselmus Adornes wordt geëerd in de brandvensters van de Jerusalemkerk (Brugge)
Op 10 juni 1472 werd hij door de koning aangesteld tot “Consul en Bewaarder van de voorrechten van de Schotse natie in de Staten van de hertog van Bourgondië.”
Gedurende de relletjes die uitbraken naar aanleiding van de dood van Karel de Stoute werd Anselm Adornes door de opstandelingen gevangen genomen. Misnoegd over deze behandeling trok hij weer naar Schotland.
De koning stelde hem aan tot kapitein van het kasteel Litlinglow. Deze gunst beviel de Schotse adel niet. Hij werd 23 januari 1483 overvallen en gedood. Anselm werd begraven in Litlinglow. Zij hart echter werd overgebracht naar de Jeruzalemkerk te Brugge. 28
Een Brugse prof in Oxford
1522
Juan Luis Vives y March (Valencia 1492 Brugge 1540) vluchtte omwille van de inquisitie en nadat zijn tante Leonor, zijn neef Miguel (leider van de clandestiene synagoge) en zelfs het stoffelijk overschot van zijn moeder Blanquina op de brandstapel werden geplaatst, via Parijs naar Brugge. Na een kort professoraat te Leuven wordt hij professor aan de universiteit van Oxford (Collegium de Corpore Christi). Hij sluit vriendschap met kardinaal Wolseley en met kanselier Thomas Moore.
Deze stelt hem voor aan het hof van Hendrik VIII en Catharina van Aragon. Vives wordt preceptor van hun dochter Maria Tudor. In 1524 trouwt hij te Brugge met de Spaanse Margarita Validaura. Hetzelfde jaar wordt zijn vader door de inquisitie veroordeeld wegens terugkeer naar het Jodendom en sterft hij op de brandstapel. Zijn werk; de “Institutione Feminae Christianae”, over de opvoeding van de christelijke vrouw, draagt hij in 1525 op aan koningin Catharina van Aragon. Wij wijdden onze roman “Immortellen voor Blanquina” aan hem. 29
Antwerpen bakermat van de Engelse natie
1539
Toen de aangepaste vertaling door William Tyndale van de “Coverdale bijbel” in 1539 in alle kerken van Engeland in gebruik werd genomen, hoorden alle Engelsen voor het eerst hetzelfde Engels. Het boek legde de grondslag voor de Engelse natie. Deze bijbel werd in Antwerpen gedrukt en niet in Keulen of Marburg zoals men eerst dacht.
Tyndale, leermeester van Miles Coverdale vertaalde het grootste deel van de bijbel uit het Hebreeuws en het Grieks, de oorspronkelijke tekst dus, naar het Engels. 30
Een Vlaamse Hervormde kerk
1548
In dit jaar werd te Canterbury een Vlaamse Hervormde kerk opgericht. In de jaren daarop volgt een nog grotere Vlaamse uitwijking naar Norwich, Sandwich en Dover.
De Watergeuzen
1568-1571
Alva legt de 5de , 10de en 20ste penning op. Betaalden wij nu maar zo weinig belasting. Gevolg: opstand in de Spaanse Nederlanden. Wanneer op 5 juni 1568 de graven Egmont en Hoorn te Brussel onthoofd worden is de maat vol. Hoorn was admiraal van Vlaanderen. Een groot gedeelte van de vloot komt in opstand. Met schip en scheepsvolk kiezen ze partij voor Oranje en vluchten onder bevel van o.m. de Brusselaar Hendrik, graaf van Brederode en heel wat bekende kapiteins naar Dover waar ze als echte kapers zowel de zee als de Engelse kust onveilig maken. Vreemd dat we wel de namen van de kapiteins kennen, o. a. Willem van Blois, bijgenaamd en later Lois de Boit, heer van Ruart, ook al een Brusselaar, maar geen van de vele Vlaamse matrozen, waarvan er ongetwijfeld heel wat in Engeland zijn blijven hangen.
Op verzoek van Filip II van Spanje, beveelt de Engelse koningin de Watergeuzen haar havens te verlaten, waarop ze twee dagen later bij een wanhoopaanval onder bevel van de Luikenaar Lumey van der Marck (had een Hollandse moeder) op 1 april 1571 Den Briel innemen “In naam van Oranje doet open de poort”.
De Horebauts aan ‘t Engels Hof
1580
Luc Horebaut uit Gent leefde in het begin van de 16de eeuw aan het hof van de koning van Engeland. De meeste van zijn werken in Vlaanderen werden vernield door de geuzenberoerten. Hij schilderde het portret van Filip van Spanje en van Hendrik VIII van Engeland. Zijn zuster Suzanne en haar vader Geeraard waren eveneens talentrijke schilders. Suzanne genoot een grote waardering aan het hof. Na de dood van haar vader trouwde zij met de Engelse beeldhouwer Whorstley. Zij stierf te Worcester. 31
Adolf van Meetkerke
1580
Adolf van Meetkerke (Brugge 1528 Londen 1591), was niet voor de politiek in de wieg gelegd. Aanvankelijk legde hij zich toe op de letteren. Hij publiceerde bij Goltzius: “De veteri et rectapronuntiatione Linguae Graecae commentarius”. Dit is een commentaar op de uitspraak van het Grieks. Hij vertaalde Griekse dichters in het Latijn. Omstreeks 1575 begon zijn diplomatieke loopbaan. Lid van de Raad van State, werd al heel vroeg protestant. Hij voerde onderhandelingen met don Juan en met Elisabeth I van Engeland, trad in dienst van Willem van Oranje en wilde Leiden in handen van Leicester spelen. Geraakte verstrikt in een samenzwering en moest naar Engeland vluchten. Hij ligt begraven in St.-Pauls Cathedral. 32
Cartograaf voor de Engelse vloot
1583
Joost de Hondt sr. ook wel Jodocus Hondius (Wakken 1563-Amsterdam 1612), kreeg zijn opleiding als cartograaf, calligraaf en etser in Gent. Te Londen tekende hij van 1583 tot 1593 kaarten voor Raleigh, Drake, Cavendish en andere ontdekkingsreizigers. Hij construeerde er instrumenten en maakte reusachtige globes. Hondius graveerde nog in 1611 de kaarten voor de atlas van Speed. 33
Het Buskruitverraad
1605
Engelse katholieken wilden de protestantse koning Jacob I Stuart uit de weg ruimen.
Tot de samenzweerders behoorde Guy Fawkes. We geloven niet dat het een Vlaming was. Hij was wel kapitein van de achttienhonderd in Vlaanderen geronselde soldaten. Het Vlaanderen onder de aartshertogen was overwegend katholiek. Als de aanslag lukte moesten de Vlaamse huurlingen in allerijl de macht grijpen in Engeland. De samenzweerders zouden koning en parlement in een klap opruimen. Daartoe kocht Fawkes in Holland tweeduizend kilogram buskruit, dat hij in de kelders van het parlement opstapelde. 34
Op 5 november moest de boel de lucht in. Het verraad lekte uit. Fawkes werd gearresteerd en op 30 januari 1606 gehangen. In Engeland viert men nog steeds Guy Fawkes-dag met grappen en grollen en het afsteken van vuurwerk. V66r de koningin haar troonrede uitspreekt worden nog steeds de kelders doorzocht.
Die Vlamingen toch...
Het zou verwonderlijk zijn dat van die achttienhonderd huurlingen er geen in Engeland zijn blijven hangen.
Een Antwerpenaar wordt hofschilder
1620
Antoon van Dijck (Antwerpen 1599 Londen 1641)
Na een kort verblijf in 1620 te Londen bij graaf Arundel en aan het hof trok hij naar Italië om er in 1632 terug te keren als hofschilder van Karel I, die hem in de adel verhief. De bestellingen waren zo groot (350 werken in nog geen tien jaar) dat hij een atelier opende met een trits Vlaamse medewerkers: Jan Roos, R. van Leemputten, Corn. de Neve, Pieter Thys e.a. Zij schilderden achtergronden en costuums. Sir Anthony schilderde vanzelfsprekend de gezichten. Hij gaf zijn modellen zo’n voornaam uiterlijk, ook al hadden ze dit niet altijd, dat men van iemand die zich zeer hoffelijk gedroeg, in Engeland zei, dat hij “Vlaamste”. 35
Brugse grenadiers
1658
Na zijn ballingschap te Brugge van 1656 tot 1658 sticht koning Karel II van Engeland in Engeland een regiment grenadiers gevormd door kerels uit het Brugse Vrije. 36
Veroordeeld in Etfigie
1789
Lieven Bauwens (Gent 1769 Parijs 1822), aan wie wij ons jeugdboek “We trouwen als de keizer komt” wijdden, was een vroeg bijdehand knaap. Op zijn veertiende knutselde hij een uurwerk ineen. Maar papa die leerlooier was had het zo niet begrepen. Hij zond zijn zeventienjarige zoon naar de leerlooierij “Undershell” in Londen. Hij werkte in de spinnerijen in Warwickshire en Staffordshire. Daar ontdekte hij de Jenny Mule, een katoenspinmolen. Molens en machientjes waren Lievens hobby. Hij maakte er ook kennis met James Watt en zijn stoommachine. Het was waarschijnlijk Watt die Lieven introduceerde in de Vrijmetselarij. Lieven kocht een katoenspinmolen en een stoommachine van vier pk, demonteerde ze en smokkelde ze in 1789 in balen koffie en suiker via Hamburg naar Gent. Hij werd bij verstek veroordeeld “for capital crime” liable to pay the ultimate supplication” (doodstraf) en zijn beeltenis werd in zijn plaats opgehangen in Londen. Het proces werd gepubliceerd in The Times. Zijn eerste spinnerij richtte hij op in Passy (Parijs). Hij had ook een groep vaklui uit Engeland meegesmokkeld. Lieven werd burgemeester van Gent. Hij trouwde ter gelegenheid van Napoleons tweede bezoek aan hem met Mary Kenyon, de dochter van zijn meestergast. Ze hadden toen al wel drie kinderen. Bauwens was een verre verwant van onze betreurde erevoorzitter Yves Parmentier. 37
Lieven Bauwens toont trots zijn Mule Jenny aan Napoleon
Kantwerksters naar Brittannië
1850
Pastoor Richard Vandepitte, zoon van een Menens zilversmid, trekt met een groep Kortrijkse kantwerksters naar Ierland en Engeland om ginder het vak te leren aan de inwoonsters. Wat voor ‘troubbels’ zich daar hebben voorgedaan is niet meteen te achterhalen. Was het echt zo dat men te Brugge liever Brugse kantwerkster had zien gaan? In elk geval krijgt hij twintig jaar later nog steeds niet de toelating om naar Vlaanderen te komen om er de begrafenis van één van zijn zusters bij te wonen. 38
Na achthonderd jaar nog sporen
1856
Mgr. Desiderius de Haerne (leper 1804-St.-Joost-ten-Node 1890), opvoedkundige en staatsman, één van de rebellen van 1830, reisde in 1856 naar Schotland en ontdekte er resten van oude bindingen van Schotland met West-Vlaanderen. Hij schrijft: “Een groot aantal Vlaamse heren zijn samen met Willem de Veroveraar naar Engeland getrokken en hebben onder zijn zoon Willem de Roodharige gediend.
Beide vorsten stelden de moed van de Vlamingen op prijs en schonken hen lenen zodat zij zich in verscheidene streken van het land vestigden. Ook in de Middeleeuwen weken een groot aantal Vlamingen om economische redenen en aangemoedigd door koningen uit naar Engeland en Schotland.
De Haerne citeert een reeks Vlaamse familienamen, die in 1856 nog steeds in Schotland voorkwamen: Clarebut, Cozens, de Kewer, Dale, De Hane, Leeman, de Winck, Fleming, Stricker, Volder, Walweyn, enz.”
Zelfs de Schotse woordenschat bevat tweehonderd woorden en uitdrukkingen van Vlaamse herkomst, stelt de Haerne vast: “Onder de Schotse woorden die wij opsommen, zijn er een groot aantal die alleen met het Vlaams overeenkomen. Dit zijn: arselins, byke, butand ‘ben eild, feil, fuffle, ilk, kinkhost, landlowper, landtongued, middlins, misken, mousie, newlins, nick, owrloop, paddockstool, poussie, sal, soud, saut-fat, sidelins, skipper, smit, smurr, sour-milk, splindernew, tyken, waik, withersins, wintle, enz... en vooral de verkleinwoorden. (...) We vinden echter ook een groot aantal echte Vlaamse woorden die in verscheidene handeldrijvende en vissersdorpen aan de oostkust van Schotland in hun zuivere vorm bewaard zijn gebleven; deze woorden maken echter geen deel uit van de geschreven Schotse taal.
Als men de lijst in zijn geheel beschouwt en de aangehaalde woorden met andere talen vergelijkt, ontdekt men dat ze meer overeenkomst vertonen met het Vlaams dan met het Neder-Saksisch, en veel meer met deze twee talen, dan met het Engels, het Angelsaksisch, het Deens en het Zweeds. 39
Pastoor in Engeland
1865
Kanunnik Bruno de Splenter (Ooigem 1835 -Kortrijk 1899) kreeg aanvankelijk een onderwijzersopleiding, werd achteraf priester en studeerde kerkelijk recht in Rome. Hij werd deken en kanunnik in het bisdom Salford. Hij was er onder drie bisschoppen synodaal onderzoeker. Hij droeg de onafhankelijkheid van Ierland een warm hart toe. 40
Mislukte poging
1859
Guido Gezelle wilde Engeland bekeren. In 1859 werd te Brugge een Engels seminarie gesticht door John Sutton. In 1873 werd het opgeheven. G. Gezelle was er vice-rector van deze niet florerende instelling. Daarvoor was hij “vice-principal” geweest van het Engels college, dat ook geen lang leven beschoren was. Oktober 1860 Pasen 1861.
Gezelle was zeer anglofiel ingesteld en stierf in 1899 als kapelaan van het Engels klooster. Gezelle had altijd nauwe banden met Engeland onderhouden. Zijn wens om zich te mogen wijden aan de bekering van de Anglicaanse natie tot het katholicisme ging echter niet in vervulling. Hij reisde meermaals naar Engeland en had een grondige kennis van de Engelse taal. 41
Dat hij ooit in Engeland in de Vrijmetselarij zou ingewijd zijn, is met een zak zout te nemen.
Buiten is voor de deur
1914
Toen in 1914 heel wat Belgische officieren de knusse Londense salons verkozen boven de modderige loopgraven besloten enkele van hen, en ook wel enkele burgers, hun maçonnieke arbeid verder te zetten in de Londense Vrijmetselaarsloges. Zij waren zonder onderscheid lid van “Le Grand Orient de Belgique”, toen de enige obediëntie in België, die omwille van het feit dat ze niet regulier waren, ze erkenden de Opperbouwmeester van het Heelal niet, tot hun consternatie en woede niet werden toegelaten in de Grand Lodge of England. Daarop stichtten de Belgen de “Loge Albert I de Belgique”, die metselde tot 1920. Twintig jaar later waren de Engelsen nog even koppig en de gedupeerde Belgen richtten in 1940 hun kolommen weer op. Zowel in 1920 als in 1940 waren er nog geen reguliere loges in Vlaanderen of Wallonië. 42 De kunstenaar Jules Dujardin (Brugge 1863-?) was lid van deze loge.
Dujardin was niet alleen schilder, maar ook lithograaf en kunstcriticus. Hij publiceerde o.m. “Hans Memling, son temps, sa vie, son ceuvre”.
Constant Permeke belandde reeds in 1914 zwaar gekwetst in Engeland waar hij bleef tot 1919. Eveneens in Engeland verbleven de Brugse beeldhouwers Lalloo en Michel Poppe.
De familie Alfons Cattoor-Bruneel uit Blankenberge was één van de gezinnen die op 14 oktober 1914 naar Engeland vluchtten. De ganse oorlog 14-18 woonden ze in Williamstone, South Engeland. De familie bestond uit Paula, Alfons, Marcel, Judith, Marcella, Jan (John), Carola, Nelly, Jerome, Albert en Jozef Cattoor.
Ze bijten nog ook
1914
Sommige Vlaamse vissersvaartuigen werden bewapend en men weet dat de “Princesse Marie-José”, de “Marthe”, de “Comte Horace van der Burght” de “Ibis” de “President Steven” en nog anderen slaags geraakten met de vijand. Schipper R. Brouxhon met de O 35 “Alfred-Edith” slaagde er zelfs in een Duitse duikboot te rammen. Hiervoor werd hij door koning George V op Buckingham ontvangen en gedecoreerd.
Heel wat Vlaamse vissers sloten aan bij “Navy”. Deze werden ondergebracht bij de” Fishery Reserve of the Royal Navy, Reserve Trawler Section” onder bevel van de Oostendse reder John Bauwens.
Weer Vissers naar Engeland
1940
De BL 15 “De Drie Gezusters”, genoemd naar de drie zusters Elisabeth, Angèle en Marie-José De Bruijne, vluchtte in 1940 met 47 mensen aan boord. Eerst naar Duinkerke dan naar Dover en Folkestone.
Bij de Navy...
1940
Vreemd genoeg waren het niet vissers en zeelui die het eerst aansloten bij de Navy. Het was de infanterie luitenant van Riel die te Tenby de eerste troepen samenbracht. Hij kreeg zelfs opdracht mevrouw de Gaulle vanuit Frankrijk naar Engeland over te brengen. Ze was er echter al. Hij werd aangesteld als luitenant-ter-zee bij de” Royal Navy Volonteer Reserve”. Hij sloot nooit aan bij de “Belgian Navy”. Deze laatste werd niet zonder aanvankelijke tegenkanting opgericht door Victor Billet. Hij werd te Fort Williams opgeleid tot schipper op een snelboot en werd met de torpedojager “HMS Brilliant” ingezet bij de jacht op o.a. de “Bismarck”. Hij verdween bij de raid op Dieppe . 43
De gebroeders Renaat Lusyne, schipper op de “Guido Gezelle” en Peter Lusyne, schipper op de O274 “Maréchal Foch” werden gekelderd bij de Goodwin Sands.
De H 77 is gebleven
1942
Na in mei 1940 deelgenomen te hebben aan de operatie Dynamo, waarbij duizenden Britse soldaten uit Duinkerke naar Engeland werden geëvacueerd, vertrok op 18 juni de Heistse houten treiler H 77 Gilda naar Engeland met aan boord de families Latruwe (reder), Verbeke, Pots, Lenaerts, Mallefeydt en Bulteel. Ze verbleven achtereenvolgens in Londen en Swansea en kregen uiteindelijk als thuishaven Brixham in Cornwall toegewezen. De kinderen gingen en naar school. Niet altijd met hun zin. Via Cork in Ierland probeerden ze in contact te blijven met Heist. Constant en Edgard Mallefeydt waren zelfs een tijdje misdienaar in Swansea. Pas veertien wilde de jonge Stant Bloaze (Mallefeydt) van school af en gaan varen. Het zou zijn eerste en laatste reis worden. De H 77 verging vermoedelijk in de nacht van 12 op 13 december in onopgehelderde omstandigheden. Getorpedeerd? Op een mijn gelopen? Aan boord waren: Arthur Pots, 31 jaar, schipper; Albert Pots, 26 jaar, stuurman; Arthur Lenaerts, 31 jaar, motorist; Amand Bulteel, 22 jaar, matroos; Louis Mallefeydt (Bloaze), 38 jaar, matroos; Constant Mallefeydt, 14 jaar, laver. We bewaren zijn rouwprentje in het archief van het Sincfala-museum. De volledige bemanning is gebleven. We verhalen de geschiedenis van Stant en Edgard in ons jeugdboek “De H 77 is gebleven”. Uitg. De Gulden Engel, 1988.
We zullen het hier verder niet hebben over de honderden vrijwilligers die zich aansloten bij de Royal Air Force, The Army en The Navy. In patriottische literatuur kent men geen Vlamingen of Walen. Alleen Belgen zijn de goeie.
Als pars pro toto vermelden we slechts enkelen, o.a. Staf Maeckelberghe uit Oostende. En verder D. Geluyckens, P. van Schoonbeek, A. Blasin, M. Vervynck, midship-men van het Naval College in Dartmouth. Om af te sluiten met enkele leerlingen-officier van de “Mercator” die het opleidingscentrum van HMS Royal Arthur volgden: Luitenant RNR M. Larose, L. de Schutter, J.P. van Dyck, J. Pesch, E. Poskin, R. Grandjean, Creten, Sarlet, en J. Cornez. Ze kregen als instructeur Luitenant RNVR J.A. Mann, een Brit die vloeiend Nederlands sprak.
Het spreekt vanzelf dat men zich van dit alles in Engeland wel bewust was. In 1905 verscheen in de England Social Series London 1897: W. Cunningham. Allien immigrants. Swan Sonnenheim, Go., 1905, in 8°, 286 blz. met 3 kaarten en 7 illustraties. Een werk dat we niet konden terugvinden.
De F177 Gilda, een houten treiler uit Heist, speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog een opvallende rol. In de mei-dagen van ‘40 bracht het schip vluchtelingen van Heist naar Frankrijk en naar Engeland. Daarna zette de schipper de F177 in bij de “Operatie Dynamo”, de ontruiming van Duinkerke door de Engelsen.
Voetnoten
- I.J. Wilkes. “Waar eens Troje lag”. Bosch & Keuning. Baarn, 1999.
- E. Janssens. in Latomus 1(1937), p.269
- H. Sproemberg. “Judith, Köningin von England. Grâfin von Flandern”. (RBPH XV)
- A. Duclos. “Bruges. Histoire et souvenirs”. Brugge, 1910.
- Zie ons jeugdboek “‘Prinses van de Wind”. uitgev.. Holland. Haarlem, 1994.
- Gantrel o.c.
- Despars, o.c. p. 182
- J. Gantrel. “Mémoire sur la part que les Flamands et d’autres Belges ont pris â la conquête de l’Angleterre”...
- Gand, 1839 o.c.1O e.v.
- Gantel, o.c. 35 -38., C. Semenzato. o.c.
- Gantrel. o.c. 33-34
- M. Baigent. “De Tempel en de Loge”. p. 31.
- Gantrel. o.c. 76
- Gantrel. o.c. 72
- Gantrel. o.c. 78,79.
- Van Hollebeke. “Lissewege, son abbaye, son église”. Brugge, 1863. p. 39
- Het origineel van het bevelschrift van Jan zonder Land aan Thomas Grey bevindt zich in het Gentse Rijksarchief. Charters, Fonds Gaillard nr. 800
- M. K. E. Gottschalck. “Hist. Geogr. van West. Zeeuws-Vlaanderen”. Assen, 1955. p. 40
- De Stem van België. Registered at GPO as a newspaper. 23 maart 1917.
- P. Carson. “Brugge en de Britse eilanden in Brugge-Europa”. Mercatorfonds, 1992.
- M. Baigent & R. Leigh. “De Tempel en de Loge”. Tirion. Baarn, 1990
- M.E.K. Gottschalk, o.c. p. 133
- M. Baigent. De Tempel de Loge. o.c. 69-70
- C. H. Buitenhuis. “Jan Crabbe: piraat, koopman en avonturier”. in RDP XXXIV, p. 41
- Marcus van Vaerewijk. “Historie Belgis”. p. 19
- Poulet e.a. “De Zeemacht”.
- L. Dendooven. “Dit is West-Vlaanderen”. II. 802
- Julien Haantjes. “Jeruzalem”, Brugge. 1970.p. 4
- Alain Guy. Vivès. Ed. Seghers. Paris. 1972.
- E. Neets in De Standaard van 10 dec. 99.
- Varewijk p. 63
- J. Pollet. Meetkerke. Gidsenbond. Brugge. s.d. p. 16
- A.W.P. en L. Dendooven o.c. III, 1991.
- Lekturama “Europa in de gouden eeuw”.. 1977. p. 90
- AWP III p. 51 9-520 e.v.
- A. Duclos, Bruges. Histoire et souvenirs. Bruges, 1913.
- Fernand Leleux. A I’aube du capitalisme et de la révolution industrielle. Liévin Bauwens, industriel Gantois. S.E.V. P.E.N., Paris, 1969.
- Biekorf 1964, p. 235
- André Berg in Belgia 2000, januari 1984. p.11
- L. Dendooven. Dit is West-Vlaanderen. II, 1240
- P.Carson o.c.137
- Daniel Ligou. Dictionaire de la Franc-Maçonnerie. Paris, 1987.
- De Zeemacht, o.c.146-149