De stadszegels van Damme 1
Jacques De Groote
Inleiding
Een zegel is de afdruk van een beeld en/of van een tekst, gegraveerd op een matrijs, op een plastische materie, meestal was, en meestal gebruikt als teken van autoriteit en eigendom en vastgemaakt aan een akte om de echtheid ervan te verzekeren. 2
In de middeleeuwen werd het zegel in het Latijn meestal sigillum genoemd; in het Frans seel; in het Duits segel; in het Nederlands segefi (segele, seghel, zeghet, 3 zegel).
In de middeleeuwen werden er verschillende soorten validatie gebruikt om aan diplomatieke documenten een garantie van echtheid te geven. Het zegel was echter de meest gebruikte vorm. Eerst voorbehouden aan koninklijke kanselarijen, wordt het gebruik ervan vanaf de 10de eeuw uitgebreid, om van de 12de tot de 15de eeuw het validatieteken bij uitstek te worden.
Vanaf de 12de eeuw werden de zegels op verschillende manieren onder aan het document aangebracht. Eerst werden er lederen repen gebruikt en daarna draden in zijde, wol of hennep. Ook vanaf de 12de eeuw werd de ophanging aan dubbele of enkele perkamenten staarten gebruikt. Voor de dubbele ophanging werden de staarten door de plica (hagedis) 4 aangebracht. De enkele bestond erin een horizontale reep onder aan de akte in te snijden.
Door het gebruik van het uithangend zegel, werd ook het aanbrengen van een tegenzegel op de keerzijde van het zegel bevorderd.
Volgens de aard van de akte, werd een aangepast zegel aangebracht. Zo kennen we grote (ook zegel van “verbande” of van “banden”) en kleine zegels, zegels van zaken (ad causus) en van contacten, en tegenzegels, die als zegel gebruikt werden. Het gebruik van het groot zegel geeft de politieke macht van een stad weer, de anderen worden gebruikt bij de uitoefening van de juridische bevoegdheden van de stad.
Als er verschillende zegels aan de akte hangen, is dat van links meestal het belangrijkste.
Vlaamse stadszegels vinden we voor het eerst aan de charters van de ratificatie van het verdrag van Péronne, tussen Filips II Augustus en graaf Boudewijn IX, van januari 1200 NS. Dit zijn de zegels van de steden Brugge, Gent, leper, Kortrijk, Broekburg, Rijsel, St. Winnoksbergen, Aire en St. Omer.
Die van de kleinere steden, waaronder Damme, komen voor in 1226 aan de charters van deze steden ter bevestiging van het verdrag van Melun tussen de Franse koning en Johanna van Constantinopel.
=== ==> Tabel
AN, Paris / Archives Nat. ASJD / Sint Jan Damme HA,Köln/ Historisches SAB / Stadsarchief Brugge
ARA / Alg. Rijksarchief Bxl ASB / Sem. Brugge RAB / Rijksarchief Brugge AHL / Stadsarchief Lübeck
ADN, Lille / Archives Départ. ASP / Spermalie Brugge RAG / Rijkarchief Gent
Nord
geen zegel meer aan charter geen tegenzegel (fr.) fragment van zegel (B) kopie charter of zegel
A. De zegels van Damme
1. Eerste groot zegel (1226-1249) 5
Het oudst gekende stadszegel van Damme dateert dus uit 1226. 6 Het zegel, zonder tegenzegel, hangt aan volgende akte: AN, Paris, J 534, 1410 (17 december 1226).
Origineel: Perkament (H + plica, B); uithangende stadszegel.
In dorso: Nos villa totaque communitas de dam Omnibus Notum facimus quod nos tactis sacrosanctis iurauimus coram nuntijs illustris Regis francorum ludovici et domme Regine matris eius blanche ad hoc missis videlicet Magistro albrico Cornuto et domino Hugone de athies magistro panetarie domini Regis quod si karissimum dominum nostrum Fernandum Comitem Flandrie vel eius uxorem Johannam Flandrie et Hainonie Comitissam quod deus auertat contingeret resiire a conuentionibus initis .... eiusdem Comitis inter ipsos ex una parte et dominum Regem Francie et dominam Reginam matrem eius ac liberos ipsius ex altera / quas conuentiones fideliter audiulmus recitari et plene intelleximus / predictis comiti et comitisse non adheremus nec auxilium vel consilium eisdem vel alteri ipsorum prestaremus . immo contra predictos Comitem et Comitissam predictis domino Regi et domme Regine ac liberis ipsius pro posse nostro adheremus et fideliter faueremus donec illud esset emendatum ad iudicium parium Francie in curia domini Regis . Jn cuius rel testimonium presentem cartam scribi fecimus et sigillo nostro roborari . Actum Brugis anno domini m° cc° x~ sexto feria quinta post festum beate lucie.
Deze akte, de oudst gekende akte van de stad, bevestigt de eed van trouw van de stad Damme aan Lodewijk IX, koning van Frankrijk.
Tussen 1 en 11 april 1226 kwam het verdrag van Melun, tussen Lodewijk VIII en Johanna van Vlaanderen, tot stand. Daarin stond dat Fernand van Portugal, die na de nederlaag van Vlaanderen te Bouvines in 1214 was gevangen genomen en te Parijs werd opgesloten, op kerstmis 1226 zou vrij komen.
Daarvoor moest Johanna aan verschillende eisen voldoen, waaronder de eed van getrouwheid aan de koning van alle Vlaamse edelen en steden, van wie de koning deze eed zou vragen. Op 8 november 1226 stierf Lodewijk VIII. Daarna werd er een nieuw verdrag afgesloten tussen Blanche van Castillië, in naam van haar minderjarige zoon Lodewijk IX, en Fernand en Johanna, te Parijs.
Tussen 6 en 21 december 1226 worden Alberic Cornut en Hugo van Athies naar Vlaanderen gestuurd om er de eed van trouw van de edelen en steden in ontvangst te nemen. Dit gebeurt in Rijsel, leper, Brugge en Gent. Op 17 december bevinden ze zich in Brugge en dezelfde dag komen reeds zeven edelen en drie steden, nl. Brugge, Oudenburg en Damme, de eed afleggen.
In de akte staat dat Damme de graaf en de gravin niet zou steunen, indien zij de overeenkomst niet zouden naleven, en hen ook geen bijstand zou verlenen, vooraleer dit aan de “judicium parium Francie” (les pairs de France) was voorgelegd en door hen was goedgekeurd. 7
Nadien zullen op verschillende tijdstippen aan Johanna en na haar aan Margaretha, Gwijde van Dampierre en Robrecht van Bethune de zelfde eisen worden opgelegd, alhoewel in gewijzigde vorm.
In 1226 is van de Zwinsteden enkel Damme bij de gevraagde steden, wat erop wijst dat Damme toen reeds weer een volwaardige stad was geworden, na de verwoesting van 1213, en dat de andere Zwinsteden nog geen belangrijke steden waren. Dit zal in de toekomst veranderen.
Aan dit charter hangt een stadszegel in witte was, het eerste gekende stadszegel van Damme. Een schip, bemast en opgetuigd, maar zonder zeilen, vaart, komende van rechts, naar een kaai of dam, waarop een gebouw staat. De legende is: “+ Sigillum De Hondsdamma”. Er is geen tegenzegel.
Het heeft een ronde vorm en een diameter van 62 mm.
Aan de volgende akten van de stad, met zegel, wordt er ook een tegenzegel gebruikt. Een hond op een dam, aan de voet waarvan golven. De legende is: “+ Sigillum De Dam”. Het heeft een ronde vorm en een diameter van 25 mm.
De charters, waaraan dit eerste zegel hangt, zijn de volgende:
- AN, Paris, J 534, 1410 (17 december 1226)** 8 (Melun) (witte was).
- AN, Paris, J 535, 5l~ (mei 1237) (witte was).
- AN, Paris, J 535, ~ (januari 1238 NS) (Compiègne) (witte was) (fr.).
- AN, Paris, J 537 524 (februari 1245 NS) (fr.).
- AN, Paris, J 539, 13~ (maart 1246 NS)*.
- AR, Brussel, Cartularium Bisdom Doornik (15de eeuw) nr. 1508, f° 43 (juli 1249) (B).
- HA, Köln, HUA 1/168 (11 november 1249).
Dit zegel werd al in tientallen publicaties, betreffende de ontwikkeling van de scheepstypes, als voorbeeld gebruikt in verband met de evolutie van de scheepsbouw in deze periode.
2. Tweede groot zegel (1272-1384)
Waarom er een nieuw zegel werd gemaakt, weten we niet. Soms werd er een nieuw zegel in gebruik genomen. Toen werd de toelating aan de graaf gevraagd.
De eerste gekende akte, waaraan dit zegel hangt is de volgende: ANP, J 541, 2 9 (februari 1276 NS).
Nos scabini totaque communitas viiie de Dam / notum facimus omnibus presentes litteras instecturis quod nos tactis sacrosanctis jurauimus coram nuntüs excellentissimi domini Phiippi francie regis illustris ad hoc specialiter missis videlicet coram magistro Guillemmo decano sancti Agniani aurelianensis dicti domini regis clerico / et domino Colardo de molanis eisdem regis milite per si quod deus auertat karissimum dominum nostrum Guidonem comitem flandrie contigeret resilire a conuentionibus initis inter ipsum ex una parte . et dictum dominum regem ex altera / quas conuentiones audiuimus per predictos nuntios fideliter recitarj / et plene intelleximus prout in euisdem comitis litteris continentus / predicto comitj non adhereremus / nec auxiium uel consilium eidem prestaremus /jmmo predicto regi et eius heredibus pro posse nostro adhereremus et fideliter nos teneremus contra comitem predictum donec illud esset emendatum in curia dicti domini regis ad judicium parium francie. Jn cujus rel testimonium presentes litteras fecimus sigillo nostro sigillarj. Actum anno domini . Milesimo. ducentesimo. septuagesimo / quinto. mense februario. --
Deze oorkonde is van dezelfde hand als dat van Mude (ANP, J 541, 219), van Monnikerede (ANP, J 541, 228) en van Hoeke (ANP, J 541, 217). Daaruit is af te leiden dat de oorkonden werden geschreven door de scribent van het schependom van Damme. Mude, Monnikerede en Hoeke maakten in deze periode deel uit van het schependom van Damme. 10
Een schip op de golven varend naar rechts; verlengde van de mast = aanvangskruis van de legende, in de koorden van de mast klimt een man; in de kastelen vooraan en achteraan op het schip houdt een man een banier (dwarsbalk beladen met een hond), in het schip is nog een man te zien. De legende is: “+ Sigillum/. Scabinorum: et: Burgensium : De Dam”. Het heeft een ronde vorm met een diameter van 80 mm. 11
Het tegenzegel is: een calvarie-voorstelling (Christus aan het kruis; aan de voet van het kruis staan Maria en Johannes). De legende is: “+ Contrasigillum: De Dam. Ronde vorm met diameter van 40 mm. 12
In een verzameling stukken, betreffende het proces van Brugge, Damme en het Vrije tegen de bisschop van Doornik in verband met de synodale assisen, die de bisschop in deze steden wilde houden, 13 vinden we een vermelding van dit zegel, met de datum: “Anno domini m.cc.septuagesimo primo, feria tercia post festum beati mathie apostoli” (februari 1272 NS). De zegels van Brugge, Damme en het Vrije worden er beschreven; dat van Damme als volgt:
Secundus vero tenor litterarum procurationis sic incipit. Vniuersis presentes litteras inspecturis / Scabini burgimagistri totaque communitas viie de Dam. Tornace. Dioc. Salutem et c. et sic finit. Actum et datum Brugis in flandria. Anno domini .m.cc. septuagesimo primo / mense martio. Cuius originalis sigiilum appensum erat de viridi cera magnum et rotundum . in medio cuius sigihi erat impressio cuiusdam nauis posite admodum euntis super aquas munite duobus castris ad modum defensionis, cum vexihis ad signa leonis et cum duobus hominibus armatis, castra huiusmodi custodientibus / una cum arbore in medio nauis et vehis cum finibus extensis usque ad sumitatemdicti arboris / et in dicta sumitate arboris erat impressio cabie siue lenterne / et in una fune erat impressio cuiusdam hominis ascendentis ad arborem huiusmodi / et intus in naui iuxta arborem erat impressio alterius hominis extendentis manum ad cordas siue ad funes predictas. In circuitu ipsius sigilli erant hittere sic dicentes . +. sigillum Scabinorum et burgensium de Dam. Ex parte non exteriori. medietatis ipsius sigilli . et in eadem cera . erat impressio cuiusdam sigilli parui et rotundi. in medio culus erat impressio domini nostri Ihu Xi crucifixi. et ab uno latere ipsius erat impressio ymaginis Beate Marie virginis. et ab alio impressio ymaginis Sancti Johannis. In circuitu sigilli erant littere tales . ÷.contrasigillum de Dam.
Hier krijgen we dus en een eigentijdse beschrijving, en een vroegere datum dan die van het 1ste overgeleverd charter met dit zegel.
De charters, waaraan dit zegel hangt, zijn de volgende:
- AN, Paris, J 541, 2(9) (feb 1276 NS) (gaaf).
- AN, Paris, J 542, 3(17à (maart 1286 QS)
- AN, Paris, J 549, 3(4) (4 aprill3O7 NS)
- AN, Paris, J 549, 3(3) (15 jul 1307) (fr.).
- AN, Paris, J 550, A 16(1) (mardi avant le annonciacion nre dame en moys de mars 1308 OS).
- AN, Paris, J 551, 5(22) (5 jul 1309).
- AN, Paris, J 560, 6(18) (18 juli 1313)*.
- AN, Paris, J 563 B 46(24) (12 maart 1320 NS) (fr.).
- AN, Paris, J 564, 8(11) (2juli 1320) (fr.).
- AN, Paris, J 566, 17 (3 augustus 1326)*.
- AN, Paris, J 566, 44 (30 maart 1326 OS).
- ADN, Lille, Chambre des comptes, B 263 (5902) (20 september 1328).
- AN, Paris, J 568, 28 (10 februari 1329 NS)*.
- AN, Paris, J 569, g3 (10 februari 1329 NS)*.
- RAG, Oorkonden van de graven van Vlaanderen, de Saint-Genois, 1641 (18 okt 1330).
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1266 (5 mrt 1333 NS) (fr.).
- SAB, Politieke charters, 1e reeks, 496 (20 juni 1351).
- SAB, Politieke charters, 1e reeks, 499 (31 jan1352 NS).
- SAB, Politieke charters, 1e reeks, 539 (24 okt 1360) (fr.).
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1267 (6 nov 1364) (fr.).
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1269 (13 nov 1366) (fr.).
- SAB, Rubenbouc, f° 62 vo (29 september 1373) (B).
- ARA., Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1271 (17 sep 1376).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 633 (29 juni 1377).
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 2203/2 (28 apr 1384) (fr.)
3. Zegel “ad causas” (tegenzegel) uit 1306 NS
Door de toename van de activiteiten van de stad als rechtspersoon, werd het gebruik van een zegel meer en meer vereist. Steeds meer akten vereisten een validatie. Het gebruik van het groot zegel was daarvoor ongeschikt, door de veelvuldige formaliteiten, die het gebruik ervan omringden. Daarvoor werd een ‘ad causas’ zegel in het leven geroepen.
De eerste gekende akte, waaraan dit ‘ad causas’ (tegen)zegel van Damme hangt is de volgende: ASP, nr. 91 (3 januari 1306 NS).
De magistraat van Damme geeft aan Pieter Bliek, poorter van de stad, de toelating om zijn bezittingen, en die van zijn zoon, te Damme, aan Jacop uten Sack te verkopen, omdat zij de stad zullen verlaten.
A. Origineel: Perkament (H 85+ plica 19, B 187 mm); uithangende stadszegel in goede staat. In dorso: Consensus scabinorum de dam. super venditte. bone til,] pet. bliecs.; pieter bliec jn polre; f° 83+21; Damme.
Wie bourghmeesters scepenen ende al tghemeene vanden Damme doen tewetene allen den ghonen die dese lettre sullen sien jof horen lesen. dat wie ghemeenlike gheconsentert hebben gheuen ende hebben egheuen onsen lieuen ende ghetrouwen portre pietre blieke macht te vercopene sijns kinds land ende tsine. aruachtichede. huse ende rente / die hie ende sijn kind hebben so waer dat se gheleghen sijn. als omme de port te quitene ieghen jacoppe vten sacke. Jn orcontscepe van deser dinc. hebben wie dese lettre. beseghelt metten zegle van onser port vtanghende. Dit was ghedaen smaendaghes na niewe dach. jnt iaer ons heren als men screef m°. ccc°. ende viue.. ---
Uithangend stadszegel. Een hond op een ondergelopen terrein, vergezeld van een kleine lelie in top, op een getralied veld, het geheel in een roos (acht-lob). De legende is: “ Contra Sigillum (Ville) De Dam. Ad causas”.
Dit is de oudst gekende oorkonde van Damme met een zegel “ad causas”. Dit is wel een tegenzegel. Welke het zegel “ad causas” zou geweest zijn, is tot nu toe nog niet geweten.
Merkwaardig is hier, dat dit tegenzegel “ad causas” 65 jaar voor het gekende zegel “ad causas” (1371) gebruikt wordt en dat we niet weten of er vroeger een ander zegel “ad causas” heeft bestaan. Er zijn ook maar weinig voorbeelden gekend, waar een tegenzegel dienst doet als zegel.
De charters, waaraan dit zegel hangt, zijn de volgende: ASP, nr. 91 (3 jan 1306 NS). AR, Brussel, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1273 (16 november 1 393) (fr.).
3. Derde zegel (enig gekend klein zegel) van Damme (1 324-1 382)
De eerste gekende akte, waaraan dit zegel hangt is de volgende: RAG, Oorkonden van de graven van Vlaanderen, de Saint Genois, 1411 (3 mei 1324).
A. Origineel: Perkament (H 83 + plica 18, B 260 mm), uithangende zegel (36 mm) (nr. 1009). “In dorso: le vile dou dam ne demandera jemais riens as homanz de loz vlle.de.xx.de gr. ant done a cuy chescun; hoeftmanne”.
Zelfde hand als ASP, 173 (27 nov 1324).
Wie Burghmeesters / scepenen / raed / Ende al de ghemeente vanden Damme / doen tewetene ende maken cond allen lieden / dat wie bi ghemeenen consente ende ouereendraghene van ons allen hebben ygheuen ende gauen den hoeftmannen van onser port eiken tien sceleghe ouden grote tom. Ende den vpperhoeftman twintich celeghe groter tom. vorseit/ als ouer salaris van meneghen diuersen pijnen ende arebeiden die zij ghedaen hebben terorbare ende tenprofite vanonserportvorseit/waerofwieonsbelouen ende wel ghepayet houden van hem lieden / Ende wie alle ende elc van ons allen bi hem belouen loialike ende in goeder trauwen de vorseide hoeftmannen noch enech van haren hoire nemmermeer te calengierne no eesch te hemwaert te makene omme tvorseide occoison / Bider orcontscepe van deser lettre beseghelt metten denen zegie van bande van onser port vorseit vutanghende / de welke was ghemaect ende ygheuen den darden dach van meye. Jnt jaer ons heren als men screef dusentich drie hondert twintich ende viere
Schild met hond op een dijk, het geheel in een veel-lob. De legende is: “+ Sigillum communitatis ville de Dam. Ronde vorm, met diameter van 36 mm. Er is geen tegenzegel. Dit zegel wordt in de tekst beschreven als “klein zegel” van de stad. Het wordt ook gelijktijdig met het tweede groot zegel gebruikt.
De charters waaraan dit zegel hangt, zijn de volgende:
- RAG, Oorkonden van de graven van Vlaanderen, de Saint-Genois, 1411 (3 mei 1324).
- ADN, Lille, Chambre des comptes, B 1273/ 11.11O(bis) B (23 dec 1382).
Zowel dit klein zegel, als het vorig groot zegel worden gebruikt tot begin der tachtiger jaren van de 14de eeuw. Waarschijnlijk zijn beide vernield of verloren gegaan in de woelige periode van 1385, bij de inname van Damme door Ackermans en de Gentenaars en de her-inname door de koning van Frankrijk en de hertog van Bourgondië. Een andere mogelijke uitleg is dat Vlaanderen in die periode Boergondisch wordt en dat er in dit verband een nieuw stadszegel gemaakt wordt.
4. Vierde zegel (“ad causas”) (1371-1553
De eerste gekende akte, waaraan dit zegel hang, is een volgende: AHL, Batavica 157 (19 juli 1371).
De Raad van Damme in Vlaanderen verzoekt de Raad van Lübeck om de goederen, die in Lübeck achtergelaten zijn door de in Danzig gestorven Johan “mettenghelde”, aan zijn broeder Willem terug te geven
A. Origineel: Perkament (H 114, B 300 mm). Uithangend zegel van zaken met tegenzegel. In dorso : Honorabilibus viris ac multu. discretis amicis nostris di/ectis dominis proconsules et consules Civitatis lubescensis / Burgimagistri Scabini et Consules viiie de Dam in fiandria se beniuoios et patos Cum ipsos fideli famulatu / Vestre honestati significamus per presentes .. constituti corum nobis Wi/heimus filius petri conburgensus nostri et Voiquijf soror sua filia petri/ qui nobis exposuerunt quodam bona per mortem Johannis filj petri al. dicti metten ghelde ipsorum freris legitime nup. in danseke miserabiliter interfecta vt inteileximus / Jn vestra ciuitate fore relicta et ad eos jure hereditarie deuoiuta Et que Wilheimus et Voiquijf soror sua predicti sunt proximi heredes ad vnnicisa bona que ydem Johannes frater eorum reliquit vt permittitur et nulius in hoc mondo jta prope ad iia sicuti Wilheimus et Voiquijf soror sua sunt hoc testamur per presentes / Quare vitam laudabilem honestatem deprecamur preribus studiosus quarum hulusmodi bona per dictum Johannem metten gheide feiic in vestra ciuitate relicta vt perscriptus est Wilheimo filio petri conisori pnter. Jntegre jnbeatum prentari et assignari Quia prefata Voiquijf que jam habet etatem quadraginta annorum vel circiter sicut dicebat et nobis videlut.. esse veritatem dictum Wi/helmum ipsi frerem mediante confilio et consensu eius amicorum et consangwineorum videlicet nichoiai wisse/are WaiterL f. petri et aliorum coram nobis constituit et e/egit in ipsius p/enipotem. procuratorem ad coliendum suam partem dictorum bonorum firmum respectum ad nos hunn. et tidem creditam que de huiusmodi bonis dicto Wilhelmo filio petri Sic presentatum nuila monito. posterior subsequi debeat in future Sic Vos et eorumdem bonorum consignatores pitum et exportorum manebiter inmoniti atque quiti volentes VOS eiusmode indepnes. obseruare quia a mns. Con... bus fide dignis pienariam cautionem recopimus de premissis Jn cuius rey testimonium Sigila ad causas nostre viiie predicte de Dam presentibus est appensum Datum anno domini .m°.ccc°.ix~ primo .xi.’c°. die mense Juij./
Het uithangende zegel is het eerst gekende van dit type: Schild met dwarsbalk beladen met een hond, vergezeld in het schildhoofd van drie lelies, het schild met een geruit veld en gehouden door twee schildhouders staand in een schip (met lange kleren aan en een muts op ofwel met halflang krulhaar), varend op de golven, op een veld van bloeiende takken. De legende is: “+ Sigillum Scabinorum ville de Dam ad causas et negotia non ad contractus”.
Ronde vorm, met diameter van 82 mm. Het tegenzegel is hetzelfde als het (tegen)zegel uit 1306. Het is de enige maal, dat deze beide zegels samen gebruikt worden.
Beide zegels, alsook het groot zegel van de stad, werden waarschijnlijk in 1385, bij de inname van Damme door Ackermans en de Gentenaren, vernietigd.
Hier gaat het niet meer om een zegel van banden (of groot zegel), maar om een zegel van zaken. In het tweede charter, aan het Sint Janshuis door de stad gegeven, op 8 februari 1398, staat er waarom dit zegel toen gebruikt werd: “So hebben wij hier of twee lettren doen maken eens sprekende wanof de stede de eene te haerewaerts helft / ende tgodshuus vors. dandre ende die doen bezeghelen omme de meerer versekerthede metten zeghele van saken vander vors. stede van Damme den welken wij ter tijd van nv useren in allen onsen acten in ghebreke van onsen zeghele van banden”.
In het charter van 11 mei 1431 14 staat er nogmaals:
“In orcondscepen van welken dinghen / hebben wij dese lettren ghedaen zeghelen metten zegheien van zaken vander vors. stede vanden Damme / mids dat wij jeghenwoordelike gheenen zeghele van verbanden en hebben”.
Aan de charters, waar aan het zegel een tegenzegel is aangebracht, is dit tegenzegel vanaf 1414 de volgende: Een hond op een ondergelopen terrein, vergezeld van een lelie in top, het geheel in een roos (acht-lob). De legende is: “+ Contra Sigillum ville de Dam ad causas”.
Ronde vorm met diameter van 36 mm.
Later, vanaf 1438, komt er een nieuw tegenzegel: Een springende hond, op een ondergelopen terrein, vergezeld met een lelie in top. De legende is dezelfde.
De charters, waaraan het zegel hangt, zijn de volgende:
- AHL, Batavica 157 (19 juli 1371).
- ASJD, (18 dec 1397)** (fr.).
- ASJD, (8 feb 1398 NS)** (fr.).
- ADN, Lille, Chambre des comptes, B 546/ 15.093 (24) (9 mei 1 407)** (fr.)
- RAB, Brugse Vrije, nr. 13 (vid. 26 jun 1411)**.
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 926 (9 mrt 1414 NS).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 937 (2aug 1417)**.
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1275 (16 jul 1421)** (fr.).
- ADN, Lille, Chambre des comptes, B 1353 (15.440)** (fr.)
- ADN, Lille, Chambre des comptes, B 1353 (15.445)** (fr.).
- ASJD, (9 november 1423)*.
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 963 (1feb 1425 NS).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 968 (21 mrt 1427 NS).
- SAB, Groenenbouc A, t° cxcvii vo (21 september 1429) (B).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 978(11 mei 1431)**.
- RAB, Charters Blauwe nummers, 2371 (19 december 1433)*.
- RAB, Charters Blauwe nummers, 11519 (24 oktober 1434)*.
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, 1ste reeks, 2215 (18 mei 1438 NS) (fr.).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 1049 (24 mei 1449).
- Kortrijk, Archief van het O.L.V.-hospitaal, 125 (22 sep 1457)** (fr.).
- ASJD, (22 dec 1479) (fr.).
- ARA, Oorkonden van Vlaanderen, eerste reeks, 1278/ 1-2 (4 en 24 oktober 1483) (fr.).
- SAB, Politieke charters, 1ste reeks, 1253(11 mei 1495 NS) (fr.).
- ASJD, (1553).
Het charter ARA, Oorkonden van Vlaanderen, 1ste reeks, 2215 (18 mrt 1438 NS) is het enig gekend stadscharter van Damme, Monnikenrede en Hoeke samen, waaraan er drie stadszegels hangen. Damme had toen nog altijd geen groot zegel, gezien het zegel van zaken gebruikt werd, alhoewel Monnikenrede en Hoeke hun groot zegel gebruikten.
In het charter van 21 maart 1427 NS staat er: “ Jn orcontscepen van welken dinghen / hebben wij dese lettren ghedaen zeghelen metten grooten zeghele vander voors. stede van den Damme”, alhoewel er een zegel van zaken aan het charter hangt.
5. Vijfde (derde groot) zegel (1472-1482)
Het enige charter, waaraan dit zegel volledig herkenbaar hangt is het volgende: ASJD, (26 juli 1472).
A. Origineel: Perkament (H + plica , B mm). Uithangend stadszegel van verbanden. in dorso: Rentebrief van een pondt gr. erfelike losrente tsjaers gheassigneert vpde stede vanden damme Wanof zuster barbele bogaerds.f.anthuenis helft dondbladijnghe tharen lyfue bij speciale gracie zal jaerlix gheconsenteert Ende naer haer ouerlijden blijft tgodshuus ghelast voor dese rente eewelic vp ste barbelen dach zeker dienst er doen doene hier binder cappelle ghelijc den brief van verbande daer af ghewacht die de hoyrs vande voors. zuster barbele themlieder waert hebben. Allen den ghuenen die dese lettren zullen zien of hooren lesen . Burchmeesters Scepenen Tresoriers Raden hoofdmannen vander poorterie Connestablen Dekenen vanden ambochten ende Neeringhe ende al tghemeene vander stede vanden damme Saluut Hute dien dat wij voor ons ende vter name vander zeluer stede ter grooter ende neerendster bede begheerte ende verzoucke van onsen harden gheduchten heere ende prince den hertocghe van bourgoingnen ende van brabandt graue van Vlaendren gheconsenteert hebben te vercoopene vp ons ende tghemeene lichame vander voors. stede de somme van veertich ponden groten tsiaers erueljcker renten te lossene den pennync zestiene omme bij middele van dien te moghen leenen den zeluen onsen harden gheduchten heere ende prince vanden penninghen die commen zouden vander vercoopinghe vander voors. rente de somme van tien duust ryders te vier scellinghen groten Vlaemscher munten den rydere Te secourse ende hulpe vanden grooten ende zwaren lasten die onse voors. gheduchte heere ende prince zeker tyd ghehadt helft ende noch daghelix helft omme de bewaernesse ende versekerthede van hem van zynen ondersaten landen en eerlichederi ende emmere omme als nv jeghewoordelyke de voors. bewaernesse ende verzekerthede te continueerne ende tonderhouden aneghezien dat tstic van payse noch jn twyfele staet ende omme hendelyke byder hulpe van gode ende van ons voors. gheduchts heeren ende princen goede ende ghetrauwe ondersaten te moghen commene ten voors. payse dat de ruste welvaert ende zalicheyt es van alle zyne voors. hondersaten landen ende heerlicheden ende zonderlinghe van desen zynen lande van Vlaenderen ende deser voors. zynre stede van damme Omme tvercoopen van welker voors. rente van veertich ponden groten hij ons gheoctroyeert ende gheconsenteert helft by zyne opene lettren van octroye ghegheuen in zyn velt voor Risle den dertiensten dach van wedemaendt laetst leden die wy tonswaert hebben omme de voors. rente te moghen vercoopene ende te lossene naer den vutwijsene vanden zeluen lettren van ottroye / So eist dat wij bij virtute vanden zeluen lettren van ottroye ende by rade consente ghemeenen accorde ende ouereendraghene van ons allen ouer ons ende alle den ghemeenen poorters ende poortessen van deser voorseider stede jeghenwoordich ende toe te commene omme de causen ende redenen bouen verhaelt ende omme onsen voors. harden gheduchten heere ende prince te ghelleuene ende bijstandichede te doene jn zijnen noodt alzo goede subditen ende ondersaten sculdich zijn van doene vercocht hebben ende bij desen onsen lettren vercoopen wel ende ghetrauwelike onsen gheminden vrienden ende poorters andries van voordsele ende mathys de pape als voochden van claykine thuenekint grietkine ende baerbelkine oliulers van nieuwenhoue kynderen die hy hadde by Jacquemyne Jand rudders dochtere zyne wyue ende ter zeluer kynderen behouf de somme van twintich scellinghen groten Vlaemscher munten tsiaers eewelyker ende erueliker renten zulke munten als onse voorseide harde gheduchte heere ende prince ende zyne naercommers grauen ende graueneden van Vlaenderen zullen doen ontfanghen hutten renten ende demainen jn Viaenderen ende emmer naer der ordinantie vander munte Ende dit omme de somme van zestiene ponden groten vlaemscher munten voors. Die wij kennen vanden voors. voochden vter name vanden kynderen als coopers ontfanghen hebbende ende bekeert jnde voors. leenynghe ghedaen onsen voors. harden gheduchten heere ende prince alzo verre als zy hebben connen bestrecken welcke voors somme van twintich scelliynghen groten siaers eeuweliker ende erueliker renten wij belooft hebben ende belouen bij onzen trauwen ende heeren te betaelne vulcommeljke ten tween payementen in eic jaer / Danof deen helt oure teerste payment vallen zal den eersten dach van laumaendt jnt iaer duust vier hondert twee ende tseuentich eerstcommende ende dander helft oure tandre payement den eersten dach van hoymaendt daer naer eerst volghende jnt ende alzo voort van termyne te termyne ende van jare te jre toter tyd ende der wijlen dat de voors. rente ghelost zal wesen of binnen vichtien daghen naer elc payement ombegrepen bij alzo dat wij of de ghuene die tlasthebben zullen vander voorseider stede weghe de voors. rente te betaeine dies verzocht zijn binnen der zeluer stede byden voors. coopers jnden name als bouen of byden eenen van hemlieden of den bringhere sbriefe als bouen Ende hebben hier toe verbonden ende verbinden ons allen tsamen ende elc van ons bij zondre / alle de assysen renten reuenuen ende andre goeden vander voors. stede vanden damme ende tgoet van eiken van ons zonderllnghe ende van onse naercommers poorters ende poortessen vander zeluer stede ligghende ende roerende zo waer ende zo wat steden die gheleghen zijn of beuonden zullen worden De welke wy ghestelt ende gheabandonneert hebben stellen ende abondonneren by desen ter heerliker executie van allen heren rechters iugen ende wetten gheestelic ende weerlic omme by arreesten van ons ende van onsen naercommers lechammen ende goeden voorscreuen zo waer die beuonden zullen zijn an dese zyde of an ghene zyde vander zet of beerchs ons ende onse naercommers te bedwinghene ter betaelinghe vanden achterstellen vander voors. rente met alle de costen die de voors. coopers of deen van hemileden of de bringhere sbriefs by ghebreke van payemente hebben zoude Ende bouen desen hebben wij gheconsenteert ende consenteren by desen onsen lettren dat wij jn ghebreke waren van eenighe vanden voors. payementen te betaelne naer dat wijs of de ghuene die tiast van betaeine als bouen hebben zullen vanden voors. coopers jnden name als bouen of vanden eenen van hemlieden of vanden bringhere sbriefs of vanden vidimus als bouen duechdelic verzocht zullen zyn dat hy of de voorseide bringhere sbriefz/emmerdevoors. vjftienedaghennaereicpayementledenzynde /vpdervoors.stede ende onsen ende eiken van ons ende onzen naercommers cost zal moghen verteeren te zo wat plaetsen dat hem ghelieuen zal Toter vulre betalinghe vanden voors. payemente elcx daechs drie grooten der voors. munten vanden voors. twintich scellinghen groten groten vp dat men die verachtert ware welke theere daert alzo gheuiele wy als nv kennen sculdich zynde ghelyc de voors. principale rente / Voorts hebben wij hemlieden gheconsenteert dat zy of de voors. bringhere sbriefs zullen bij ghebreke van payementen moghen gheuen jn ghiften zo wat heeren dat hem ghelieuen zal gheestelic of weerlic den vijfsten penninc van dies wy verachtert wesen zouden omme ons ende onze naercommers te bedwinghene ter betaelinghe vanden voors. achterstellen costen ende ooc vanden voors. ghiften zondre de voors. achterstellen yet te verminderne Ende hebben gherenunchiert ende zyn of ghegaen rununcieren ende gaen of als te desen van allen graden vutzetten ende respyten die i~iy zouden moghen jnpetreren van onzen heleghen vadre den paeus vanden Conync van Vranckerjcke van onsen voors. harden gheduchten heere ende prince of van hueren naercommersof van zo wat andren heeren dat het ware gheestelic of weerlic bij causen van eenighen lasten ons oure commende als van cruusuaerden oorloghen heeruaerden of andre van allen preuilegien ghejmpetreert of te jmpetrerene van allen costumen subtylheden ofte behendicheden ende exceptien Als dat wij de voorseide penninghen niet ontfanghen en hebben noch bekeert en zijn jnde voorseide Ieenynghe of oorboor vander voors. stede van dat i~iy bedrogen zouden moghen zyn bouen der rechter helt ende voort van allen anderen bescudden die ons te baten of den voors. coopers jnden name als bouen of de bringhers sbriefs te scade ende hindere zoude moghen commen jn eenegher manieren / ende zonderlynghe den rechte dat zeicht dat ghemeene renuntiacie of vertyen niet en doocht Behouden dien ende wel verstaende dat besprec ende voorwoorde es tusschen ons ende den voors. coopers jnden name als bouen jnt vercoopen vander voors. somme van twintich scellinghen groten tsiaers eeuwelyker ende eruelyker renten dat ~.iy of onze naercommers tregement vander voors. stede hebbende jnden name vander zeluer stede zullen moghen de voors. rente quyten ofcoopen ende lossen tallen tyden alst ons of onzen naercommers ghelieuen zal / mids wedergheuende ende betalende voor de voors. twintich scellinghen groten eruelic zestien ponden groten eens wech draghers / zesse bourgoinesche guldenen voor een ende twintich scellinghen groten munte voors. zulke van ghewichten ende aloye als onse voors. harde gheduchte heere ende prince corts naer tontfanghen van zynen voors. lande ende graefschepe van vlaenderen dede munten ende slaen binden zeluen zyne lande / Te wetene neghentien karate fyn goudt jnghelsche noblen vanden kueninc heidric van Jnghelandt gherekent oure fyn ten twaelfsten dele vanden karate van r... van twee ende tseuentich Int ghewichte vanden ... pratike emmer naer thuutwysen vanden jnstructie vander zeluer munte of de waerde van dien jn anderen ghelde loop hebbende by ordonnancie vander zeluer munte Ende waert dat dese jeghenwordighe lettren bij brande of andre messchiene bedoruen ghestolen gheschuert of ghecaseert worden ende de voors. coopers jnde name als bouen of dien van hemlieden of de ghuene die recht of cause ande voors. rente hebben zoude Oorconde by eede dat alzo ware zo worden wij ghehouden hem eene nieuwe lettre van ghelycken jnhoudene te gheuene vp zynen cost Jn oorcondscepen van welken dinghen hebben wij dese lettren ghedaen zeghelen metten zeghele van verbande vander voors. stede vanden Damme Ghemaect ende ghegheuen jnt jaer ons heeren duust vier hondert twee ende tseuentich vpden zesse ende twintichsten dach van hoymaendt
Getekend op de plica: J Lennoot
Aan dit charter is een charter van de stad Brugge van 18 mei 1526, met stadszegel, verbonden.
Het uithangend zegel is: Een opgetuigd schip, met een mast en met 4 kastelen, twee vast aan het schip en nog twee vrijstaande, varend op de golven naar rechts, op een veld met ranken. Boven de vrijstaande kastelen wapperen twee banieren met een dwarsbalk, beladen met een lopende hond. In een der kastelen staat een man. De legende zou , naar analogie met het tweede groot zegel, en voor het weinige dat leesbaar is op dit zegel: Sigillum scabinorum et burgensium de Dam”. kunnen zijn. Het tegenzegel is de calvarie-voorstelling. De legende is: “Contra sigillum de Dam”.
In “Damme” van H. Hoste, VTB-uitgave, Antwerpen 1956, beschrijft R. Vandenberghe dit zegel, als zijnde een zegel uit de 14de eeuw, alhoewel hij de afbeelding geeft van het zegel van ASJD, (26 juli 1472). Hij schrijft wel dat er kleine varianten bestaan, maar komt niet tot het besluit dat het om een nieuw zegel gaat.
Op 26 juni 1472 wordt er een gelijkaardig charter over de zelfde materie geschreven, maar het fragment van zegel, dat er nog aan hangt is onherkenbaar.
Dit zegel is van dezelfde aard als het tweede zegel van de stad. Het schip is wel van een ander type dan dat op het tweede gekende zegel van de stad, daar er een voor- en achterkasteel rechtstreeks op het schip staat. Er zijn ook ranken tussen de tuigage aangebracht. Als tegenzegel wordt ook een calvarie voorstelling gebruikt. In de tekst van de akte kunnen we lezen, dat hier weer een zegel van banden wordt gebruikt.
Merkwaardig is ook dat er op 4 en 24 oktober 1483, 21 nog gelijkaardige charters worden uitgegeven, betreffende dezelfde materie, en dat daar terug een zegel van zaken wordt gebruikt.
De charters waaraan dit zegel hangt zijn:
- ASJD, (26juni 1472)(fr.).
- ASJD, (26juli 1472).
- RAB, Charters Brugse Vrije, 483 (28 februari 1482 NS)(fr.).
In de tekst van AR, Brussel, Oorkonden van Vlaanderen, 1278/2 (4 oktober 1483) staat er dat er 7 gelijkaardige charters als RAB, Charters Brugse Vrije, 483, geschreven werden, elk met een zeghele van verbande. Deze charters waren voor: “Jan van Nieuwenhove, Meester Jan Adournes, Jan de Goorges (dit exemplaar), Jan Damhoudere, Mathys Zeghers, Jacob Goederic, Pieter Aernouds en Joossijne blonde als meesterghe vanden hove ende conuente gheheeten tbeghijn hof staende inden Dam”.
Als we dit zegel vergelijken met iconografie van schepen uit de 15de eeuw, dan kunnen we zeggen dat het hier gaat om een kogge uit die tijd. Hierna een afbeelding van een schip, dat op dit van het zegel zou kunnen gelijken, 22 enkel zijn hier vaststaande kastelen te zien. De vrijstaande kastelen zouden kunnen verklaard worden als zijnde supplementaire kastelen voor oorlogsschepen, In deze woelige periode werden er regelmatig schepen opgetuigd voor de verdediging van de visserij- of handelskonvooien.
5. Laatste (tegen)zegel met de hond (1456-16de eeuw)
Het laatste tegenzegel “met de hond” van het zegel “ad causas” (1397-1553) van de stad: Een springende hond, op een ondergelopen terrein, vergezeld met een lelie in top. met de legende:: “+ Contra sigillum ville de Dam ad causas”, wordt ook gebruikt als zegel.
RAB, Brugse Vrije, charter 461. Daarin komt de tekst van een charter van 6 mei 1456 voor met voor het zegel:” in oorcontscepe van welken dinghen wij hebben ghedaen zeghelen dese Iettre metten contrezeghele der voors. stede vanden damme”.
In de 16de eeuw wordt het zegel niet meer uithangend aangebracht, maar wel op de brief of akte, afgedekt met papier.
Voetnoten
- Jacques De Groote, november 1997. Ik schrijf deze monografie, omdat ik tot de bevinding ben gekomen, dat er tot nu toe maar onvolledige beschrijvingen bestaan van de zegels van Damme. In de verdere tekst zult U kunnen lezen, dat er 5 zegels met de hond’ hebben bestaan, alhoewel er tot nu toe maar 3 werden beschreven, en dat er in de 15de eeuw een zegel met een kogge heeft bestaan, dat ook nog niet werd beschreven, als zijnde een nieuw’ zegel.
- Eerste vermelding in 1236. Zie M. Gyselinck, Corpus van Midden-Nederlandse teksten, Ambtelijke gescheiden, 1-1, nr. 3, blz. 21.
- Eerste vermelding ook in 1236. Akte Brugge en Damme betreffende de afstand van de huizen tot de speyen te Damme. WARNKÖNIG, Flandrische Staats-und Rechtsgeschichte bis zum Jahr 1305, D II, Afd. II, bI. 5 (1837).
- De ‘plica’ is het omgeplooide onderste deel van het perkament, waardoor de staarten van het zegel worden gestoken en waarop de scribent, vanaf de tweede helft van de 14de eeuw, zijn handtekening zet.
- De jaartallen zijn die van begin en einde van het gekend gebruik van de zegels.
- AN, Paris, J 534, 1410 (17 december 1226).
- Reeds op 28 april 1217 werd er een vredesverdrag te Damme getekend tussen gravin Johanna van Constantinopel en Willem 1, graaf van Holland. Hec conventio facta tuit apud hondsdam
- Aan charter AN, Paris, J 535, 514 (januari 1238 NS) (Compiègne) (witte was) (fr.); afgietsel AR, Brussel, 29573.
- De worden hier gebruikt om aan te tonen dat er geen tegenzegel is, alhoewel dit zou verwacht worden.
- Zie bv. SAB, Politieke charters, eerste reeks, nr. 208, waar Brugge de toelating krijgt van Filips de Thiette om een nieuw zegel te gebruiken en het oude te vernietigen.
- Aan charter SAB, Politieke charters, eerste reeks, nr. 633.
- Aan charter SAS, Politieke charters, eerste reeks, nr. 496.
- SAB, Politieke charters, eerste reeks, 219 (1306).
- SAB, Politieke charters, eerste reeks, 978 (11 mei 1431).
- Aan charter SAB, Politieke charters, eerste reeks, nr. 963.
- Aan charter SAB, Politieke charters, eerste reeks, nr. 963.
- Aan charter ASJD, charter van 1479.
- Aan ASJD, (26 juli 1472).
- Aan RAB, Charters Brugse Vrije, 483 (27 februari 1482 NS).
- Tegenzegel aan ASJD, (20 juli 1472).
- AR, Brussel, Oorkonden van Vlaanderen, 1278/1 en 2 (4 en 24october 1483).
- British Library, London, MS Roy 18 E t, f 103 vo.