Een niet onbesproken Lisseweegs predikant...
Johan Ballegeer
Jeune homme de "bonne famille, mais de mauvaise education?
Leopold van Hollebeke (1) is de eerste die de lijst van de Lisseweegse pastoors publiceerde in 1864. Zesendertig netjes op een rijtje. Onderpastoors waren toen niet van tel misschien. Hier en daar vertoont zijn lijst een maagdelijke lacune en sedertdien zijn er welgeteld zeventien bijgekomen. Onze tijd verslijt ze blijkbaar veel vlugger.
Een van die lacunes is de periode van 1580-86, toen er te Lissewege een gereformeerd dominee of predikant fungeerde. Misschien was die niet Christelijk genoeg om er bij te mogen staan. Ik weet zelf niet waar ik het ooit gevonden heb, doch die predikant heette Frans Borluut en in een van mijn vroegste jeugdboeken heb ik hem een schone (morele en Christelijke) rol toebedacht (2).
Die Frans Borluut nu, bleek helemaal niet zo een heilig onbesproken boontje te zijn. Mej. Wagemaker uit Rijswijk. (Ned.) die meer belang in hem stelde dan wij, omdat hij volgens genealogische opzoekingen tot haar verre verwanten behoort, bezorgde ons heel wat materiaal over haar adelijke voorzaat Frans.
Het geslacht Borluut
Dit geslacht dat heel wat bladzijden in de Vlaamse geschiedenis heeft getekend, is van een zo oude adel dat men zijn oorsprong zelfs in Italië gaat zoeken. Ze duiken voor het eerst in de archieven op, wanneer Boudewijn met de Baard, die in 989 de regering over Vlaanderen aanvaardt, aan de familie Bor¬luut, Bette, Sersanders en Sersimoens het erfelijk bestuur over Gent opdraagt.
Een der meest beroemde Borluuts is wel ridder Jan, die, na op 5 juni 1288 roemrijk te hebben deelgenomen aan de slag van Woeringen, samen met een andere Lissewegenaar (en Zeeuw) Willem van Saeftinghe en de Zeeuw Jan van Renesse, lauweren gaan plukken op het Groeningeveld in de Slag der Gulden Sporen. Sedertdien voeren de Borluuts de wapenkreet: "Groeninghe velt! Groeninghe velt!".
De genaamde Jan Borluut, gehuwd met Heldewine de Vos, overleed kinderloos in 1306.
Zijn jongere broer Boudewijn, eveneens een Gulden Sporenveteraan, werd met zijn echtgenote Margareta Rijnvisch de stamvader van het verdere geslacht waaruit de latere Lisseweegse predikant zou spruiten.
Summiere Borluut-genealogie.
Stamvader: Nicasius Borluut, ridder, deken van de edele broederschap van St.-Joris te Gent, doodde op 22 juli 1128 de hertog van Normandië bij het beleg van Aalst. Afstammeling is na te melden in de zesde graad: Boudewijn Borl.
- Henric Borluut X N.N.
- Boudewijn Borluut, erfelijk schepen van Gent in 1270. Huwde Truda van Uutberghe, drie zonen (huw. in St.-Nicolaaskerk te Gent in 1274).
- Boudewijn Borluut, huwde Margareta Rijnvisch, dochter van de Heer van Calkene. Streed in de Gulden Sporenslag.
- Gerolin (Gerlin, Jeroen) Borluut, overl. 1-3-1321. Gehuwd met Margareta de Rijke, overl. 16-09-1321, dochter van Jan en N.N. Daman.
- Gerolin Borluut, schepen, overl. 23-10-1373, huwde Isabeau de Gruutere, overl. 04-09-1386, dochter van Boudewijn de Gruutere (overl. 1368) en Avezoete de Bette, kleind. van Giselin de Gr.(overl. 1341) en N.N. v.d. Putte, achterkl. dochter van Hendrik de Gr. en N.W. de Brouanil.
- Gerolin Borluut, overl. 24-10-1407. Huwde Margareta Sersanders, overl. 2-03-1388, d. v, Simon Sersanders en Jeanne Haex (of Bacx).
- Simon Borluut, in 1452 eerste schepen van Gent en in 1467 lid van de deputatie van Gent naar Karel de Stoute te Brussel. Overl. 17-10-14795 huwde 1° Isabella de Raveschot; 2° Barbe v.d.Perre, overl. 16-1O-146O, d.v. Jan en Katarina v.d.Heijden.
- Jeroen Borluut, overl. 14-09-1506, gehuwd in 1433 met Margareta d'Ailly de Formelles, d.v. Jean d'Ailly, seigneur de Formelles en Gertrude d'Estrepy, dame d' Oostkerk, d.v. Jan.
- Jeroen Borluut, stamvader van de tak "Noortdonck", waaruit de Lisseweegse predikant zal voortkomen. Overl. 05-06-1536; gehuwd 1469 met Katarina Boullet, d.v. Jan en Margareta de Meere, wier moeder was Katarina Uutenhove.
- Jan Borluut, heer van Volandre en Boucle de Saint Denis, gehuwd met Marga¬reta Cabeliau, d.v. Filip en Katarina Colijns, Jansdr.
- Frans Borluut, monnik van de Sint-Winnoksabdij.
De Perikelen van Frans Borluut
Wie weet hoe het met de roeping en de godsdienstzin van vele kloosterlingen in de zestiende eeuw gesteld was, zal helemaal niet verwonderd zijn over Frans Borluuts escapades. Hij was een van de vele hervormde predikanten, die afkomstig waren uit de Zuid Vlaamse kloosters.
In 1580 komt hij te Lissewege aan als Lutheraans predikant. Tot nog toe hebben wij niet veel over zijn bediening alhier kunnen ontdekken. Doch als we zijn levenswandel volgen, verwondert het ons helemaal niet dat zijn blijven steeds van erg korte duur was. Het zou wel interessant zijn te weten of hij reeds gehuwd was met Perijna Michielsdr., van beroep vroedvrouw, toen hij te Lissewege aankwam. In 1584 krijgt hij reeds een aanstelling te Middelharnis op Overflakkee (z. Holland), doch, weldra regent het klachten hij zijn superieuren en in 1586 stellen zij vast:
"Die broederen vanden voorleden classe gedeputeert, hebben rapport gedaen van haren vervarentheyt in Middelharnis ende verclaren aldaer gevonden een elendigen stant der kercken ende geen cleene swarichheden over den persoon van Franchois Borluyt als ongesont te wesen in den leere, in de bedieninge der sacramenten, bevestinge des houwelix ende met andere grote stucken bezwaert naer uytwijsen seker acte van hemluyden is overgehracht ende uut den mont der ouderlingen geschreven in Middelharnis den llden junii lestleden (1586) ende oock hier voorgelesen dewelke oock van de gecommitteerde des kerckenraets door credentiehrief wesende hekent ende geverefieeeht is.
So ist dat die hroeders, dit voorgaende aenmerckende, bevinden, dat FRANCHOIS BORLUYT hem swaerlick verloopen heeft. Ende hebben hem mits desen willen geraden en vermaent hebben on die stichtinge dergener die door hem geërgert sijn hem te onthouden van den dienst des woorts tot den naestcomenden classen om middelertijt opsicht te nemen of hij hem hoetveerdich bewijsen sal ende hem met de classi ende sijne gemeynte soucken te reconcilieren sou ende alsdan te besluvten naer behoiren. Ende dese sentencie is BORLUYT voorgelesen, dese oock helooft heeft tzelvigo naer sijn vermogen te volcomen ende sal middelertijt den dienst in Middelharnis bedient worden van den dienaeren van Dyrxlant, Oude Tonge ende Nieuwe Tonge ende hiervan sullen de magistraten aengespreken worden van Nicolao Damnio en Arnoldo in Oostvoorn."
Frans Borluut schijnt echter geen verstokte zondaar te zijn. Een weinig verder in dezelfde archiefstukken stellen we vast dat hij een klaskale preek geeft, waarin hij de 34e vraag van de catechismus behandelt, over welke materie de classis hem ondervraagt. Naar aanleiding van de zware beschuldigingen stelt hij zelf een lijstje op van zijn gruweldaden:
"Schuldbelijdenis. Ick, Franchois Borluyt, bekenne mits desen mij vergrepen te hebben in dese navolgende stucken:
- Die ouderlingen tegen order der Synodi selfs aengestelt.
- Twee personen uyt eygen autoriteyt van den avontmale afgehouden.
- Consistoriale versamelinge gehouden gebiedensche wijse nyet cadensche wijse.
- Van den relequien der heyligen geleert sonder wederlech.
- Dat ikck wel wat neer seggen soude dat ick de waerheyt seggen dorste.
- Den doop bedient in den huyse ende noch aen den banck in de kerke.
- Het avontmael aengeseyt sonder weten der ouderlingen ende uutgestelt sonder weten.
- Naer die predicatie trauwende voor het avontmael.
- Den schoolmeester opgeleyt tgelt te versaemelen ende den ouderlingen opgeleyt uut te delen.
- Maeltijden gehouden naer de classe ende met visvrouwen lichverdige liedekens gezongen ende nochtans geclaecht von den costen van de classe.
- Met den lijken gaende ten cruis op die kiste makende, die eerste schoppe aerde inne geworpen.
- Als de schoolmeester mij van goede kerckordeninghe aensprak segde ick dat hij de ouderlingen niet soude wijser maeken dan sij waren.
- Dat ick ouderlingen verboden hadde yet in de classe te rapporteren, dreygende metter overheyt.
- Dat ik heymelijke twee paer personen getraut hebbe.
- Int vergaderen des Synodi gesecht, datter beroerte genoech is als en hout men geen Synode.
Welcke dingen hier boven geschreven ik bekenne also in der waerheyt te wesen, die mij oock van herten leedt sijn, verhopende van nu voortaen mij, in alle geschiktheyt bijde leere, leven ende goeder ordeninghe der kercken te draegen als een vroom dienaer betaemt. In kenisse der waerheyt hebbe ik dit met nijn eygen hant onderschreven. Sic habet Franciscus Borluut."
De classis (=bestuur van een hervormde kerk), blijft echter weinig onder de indruk van Borluuts goede voornemens en besluit hem over te plaatsen naar Oostvoorne (als ze hem daar willen).
"Franciscus Borlut heeft sijn scultbekenninghe gedaen dewelcke scriftelick alhier inne gehecht is ende met sijn eygen hant onderteekent ende belooft beternisse te bewijsen, ende also derselven is bevonden niet stichtelick in de plaetse van Middelharnisse te connen dienen, so is besloten dat men denselven Borlut sal voorstellen die van Oostvoiren, opdat, so de magistraten in hen ende sijn gaven genoeghen hadden, hij aldaer in den dienst mochte ingestelt worden. Ende ditselve sal gescreven sijn hij Egidius Joannis ende Henricus in Heenvliet. Item is besloten dat Franchois Borlut sal sijn scultbekenninghe doen in der
Kercken van Middelharnisse gelijck hem deselve scultbekenninghe scriftelick sal voorgestslt worden bij Niclaus Damnius ende Egidius Noteus wazr een van beyde een predike sal doen.
Item is besloten dat Arnoldus van Oostvoorn sal voorgestelt worden die Middelharnisse bij Nicolaus Bamius ende Egidius Noteus opdat hij aldaer in den dienst soude mogen gevordert werdden."
Frans Borluut schijnt het in Oostvoorn beter getroffen te hebben. Hij zal er het ambt bekleden van 1586 tot 1597. In dit jaar wordt hij ontslagen wegens ouderdom mits een pensioen van 500 gulden per jaar.
Uit zijn huwelijk met Perijne Michielsdr. worden drie kinderen geboren:
- Jonkhr. Samuel Borluijt, geb. te Oostvoorne en getrouwd te Brielle op 28-10 1607 met Geertruijdt Boens.
- Jvr. Ester Borluyt, deed 9 maart 1604 belijdenis te Brielle.
- Jonkvr. Francoijse Borluyt, stadsvroedvrouw te Brielle in 1617 à 4 gulden per jaar. Geh. met Jacob Laurensz. Hieruit vijf kinderen.
Het schijnt Frans (met de jaren komen de grijze haren) wat kalmer aan te gaan. Op 15 oktober 1593 huurt hij de kosterij te Oostvoorn. De akte word als volgt opgesteld:
"15 octobre 1593. Verhuring van de Costery van 7 jaren aen Francois De Borluyt. (let op het plots verschijnende adellijke 'de'.) Op huyden den laetsten augusti 15 C drieentnegentich heeft Franchois de Borluyt woonende in de prochie van oostvooren gehuyrt van Adriaen Le Seur procuratie postulerende voor den hove van hollandt, die Costerie ende scholasterie van den zelfden dorpe van oostvooren den tijt van zeven jaeren achter een volgende mit alsulcke prouffijten alser vallen sullen die den selven Franchois sal innen tot sijne costen ende peryckele ender vorder nyet, voor de somme van twaelff carolus gulden van 40 groon vls den gulden tsjrs vrij gelts ende daer toe noch alle jaers te leveren vier coppel volwasschen conijnen van beste ofte vier ende twintich stuvers voor elck paer ofte coppel die hij leveren ende betalen sal, in handen van voorz Le seur t zijnder woonplaetse, ingaende den tweeden october eerstcomen, ende zal t eerste jaer verschijnen den eersten dach van October 15 C vier ende tnegentich ende nyettemin voor t eerste gelevert werden vier coppel conijnen sincte maerten ende corsmisse eerstcmende ende voorts van jaere tot jaere ten zelven tyden geduyrende de huyr ende zoe verde die voorsz Franchois ofte Le seur een van hen voir de expirae van de voorsz zeven jaren geraecte toverlijden sal evenwel 1 jaer huyrs daer in die huyder getreden is betaelt ende oock de vier paer conijnen gelevert worden onder verbant van den hove van hollant ofte met alsulck recht als voorn. L. seur ofte zijne erfgen gelieven sal dair vooren hen borgen geconstitueert hebben J. cob Cornolisz Cleybrugh ends Barent Arentsz beyde woonende inde prochie van oostvooivn t samen unde elcxk van hen bysonder omme die voorsz huyr alle jaers zelfs te betalen ends die conijnon ten voorss daghen te leveren daer toe revenghierende ende te buijten gingen desen specialicken het baneficrum di.. adriani ofte exceptie ordinis excusionis vermeldende dat men den principale schuldenare ende zijne goederen eerst moet aenspreken ende executeren eermen mach commen opte borgen, ende voorts -het beneficie van divisie disponrende dat men de schulden tusschen twee debiteurs ofte borgen mach splitsen ende deen zijn portie betalende van dander zijnde gevrijt es onder verbant als voo¬ren toirconde van desen zijn hier van gemaect twee cedullen alldeleens luyden ende bij den voorsz huijder Jacob Cornz Cleuburgh ende Barent Aerntsz als bor¬gen ende Adriaen Le Seur als eijgenaer van de voorsz costerie ende scholasterie onderteycken ten dagen ende jare alsboven. Ende was onderteijekent Sic habet Eranciscus de borluut S vervang minister in oostvooron bij mij Jacob cornelis Cleyburgh, dit is het merck van barn arentsz a Le Seur. . . jegens zijn principa¬le onderget als boven ende daer mede accordorende bevonden op den naestlesten Januarij anno 1598 bij mij Hogenhouck 1598."(let wel in de aanhef staat duidelijk 1593 en aan het einde van de acte 1598)
Bronnen
- Kerkelijk archief van de Nederlandse Hervormde Kerk.
- De Brielsche archieven - tweede stuk – geschiedkundige wededelingen, door H. de Jager, 18845 P 226.
Nota’s
- L. van Hollebeke:"Liss., son Eglise et son Abbaye" Brugge I863.
- J. Ballegeer: "Van een Wonderbeeld", p. 49, 60 e.a.