Het proces van 'Den Dolphijn' - Loys Vandepitte, Herbergier van 'Ter Panne'

Germain Vandepitte

Het getuigenverhoor (vervolg van Anno 1642 - Het Proces van "Den Dolphijn")


n) Actum, boven op steen, present den bailliu, Gaeke, Blootacker, Van Volden, Schotte can., den 25 juny.

Loys Van de Putte zoon van Baptist, oud omtrent 50 jaar, geboren hier binnen Brugge: zegt dat hij in zijn jonkheid heeft geleerd voor saeywever en fustijnwever, midtsgaeders ook kan spoelen op de molen. Dat hij is gehuwd geweest toen hij ongeveer 23 of 24 jaar was, met Tanneken Van den Avesne en er ongeveer een jaar heeft gewoond en vandaar gewoond heeft te Koolkerke in “Het Vliegheride Hert” waar hij drie jaar heeft herberg gehouden aleer te komen in de herberg Ter Panne, waar hij nu woont. Tevoren woonde hij in de Camersstrate in “Den Buck” waar hij drie of vier jaar getapt heeft.

Hem werd gevraagd waarom hij is weggegaan uit de stad. Waar op hij antwoordde dat hij “tselve heeft ghedaen om meerder praktycke”. Dat hij ook wel eens ruzie had met de burgemeester van de commune en eens boven op het steen is geleid “om exempt ghereuseert thebben”, maar ze hebben hem moeten “slaeken zonder sententie”. Maar men had hem gezegd dat hij beter zijn ambacht zou doen dan te tappen.

Al de tijd dat hij gewoond heeft in den Hert en Ter Panne, hij hem geneerd heeft met venten bier en wijn en houden herberg.  Ook werd hem uitleg gevraagd over een kamerken boven in zijn huis. Hij zegt dat hij dit gemaakt heeft “omme daermee te cureeren degene die met onghesontheyt ende miserie-besmet zijn”, maar tselve alsoo doen accomodeeren omme een somme daeran te winnen.

Verklaart eens te Antwerpen te zijn geweest, en alsdan niet ziek was maar fraye ghe... Dan is hij tot Mr Artus gegaan “dewelcke gheneesde van de pocken.” Dat hij dan ingenomen heeft de dranken die men zei goed te zijn om ‘t lichaam te zuiveren. Dat hij dat deed omdat hij “in de liersche een aentreckxels hadde ghekreghen, dat niet ten hoofde quam maer verdweende”. Daarover had hijzich ongerust gemaakt en nu wilde hij zich voorzien over hetzelve met de voorzeide drank. Slechts eenmaal heeft hij thuis een persoon gehad om te cureren “inde die stove” die tsynen is gemaakten dat is wel 10 of 20 jaar geleden. Hij ontkent aldaar gemeenhuis te hebben gehouden “houdende aldaer enige gaende en komende meiskens en jongmans omme daarmede te doen te hebben”(44).

Er werd hem gevraagd naar het jaar van zijn eerste huwelijk, maar zegt hij, ik ben zo kort van memorie. Ik ben er ongeveer 20 jaar mee gehuwd geweest en de pastoor was de heer Gillis Van Tornme naar mijn beste weten. Vertelt verder dat de broer van zijn vrouw er ook was en het bruiloftsfeest plaats had in “Den Buck” het huis waar hij ging wonen. Er waren wel “16 paer volcx”. Daar heeft hij drie jaar gewoond en bij zijn vrouw ha hij geen kinderen.

Hem werd gevraagd hoe het kwam dat hij zo slecht over de baan kon met zijn eerste vrouw en ze sloeg en smeet. Hij antwoordde dat hij helemaal niet kwaad had geleefd met haar, maar erkende dat hij haar dikwijls hard had toegesproken en wel eens had geslegen. Derden hadden hem dan kwaad gemaakt. Hij heeft er geen idee van dat zijn vrouw hem zou verongelijkt hebben, maar nogmaals anderen maakten hem kwaad en zeiden “dat hij duvel was”. Zijn vrouw is overleden nu omtrent drie jaar geleden nadat ze een twee of drie maanden ziek was geweest. Het was een uitdrogende ziekte. Als dokter had hij de Hr. Rodius. Deze en Adriaen De Jeude hadden ze in behandeling gehad. Toen was ze hier in Brugge gestorven. Hij was met hen akkoord geweest “soo over de cure als naer anders, te weten van een quaed borst en een quaed aerme”.

Toen kwam zijn tweede vrouw ter sprake. Hij zegt dat deze genaamd werd Tonynken Oosters, niets wetende van haar verdere af komst. Voor hun huwelijk werd kontrakt van huwelijk opgemaakt bij notaris De Witte. Ze heeft noch vader noch moeder, heeft gewoond bij Schotte in ‘t Beertkin en heeft gewoond ten huize van een beenhouwer, Cornelis Van Vijfvere zo meent hij. Door een goeie kennis uit de Flipstockstrate werd ze naar hem gezonden en hij had ze voor maarte gehuurd. Ze heeft omtrent een jaar bij hem gewoond en toen ze bevrucht was door hem, heeft hij ze gehuwd uit vrijen wille, hier te Kollkerke. Omtrent Kerstmis laatstieden zegt hij, dat ze bevallen is van een zoontje en dat was drie maand toen het stierf. Het kind was ‘s nachts dood gevonden in de wieg toen de moeder het opnam om de borst te geven. Ze keek het aan en zag dat het dood was. Het had een schuimken op de lippen. De avond te voren had het de borst niet willen zuigen.

Over de dood van zijn vrouw zegt hij, dat ze samen zijn gaan slapen rond 10 ure nadat de hoofdmannen weg waren. Toen ze slapen gingen zegde de vrouw: “Ick een ben niet gheheel wel, ben blyde dat ick int bedde ben”. Omstreeks middernacht is hij wakker geworden. Hij kan niet zeggen of zij geslapen had. Toen hij wakker werd lag zij met het hoofd “over de coutsesponde (45) zeere spuyghende en groot ghewelt doen omine te spuyghen”. Hij stond niet op omdat hij haar al meer had zien spuwen en dat wel over ging. De fluymen ende, spuygsels lagen op de casacke (46) die voor ‘t bedde lag en waarop 't hondeken sliep. Hij wist niet meer of hij haar aangeraden had de vinger in de kele te steken en ook niet of ze dit gedaan had. Ze lag nog altijd met het hoofd over de sponde toen hij “hem ghekeerd heeft naar de weegh” (47), en opnieuw in slaap is gevallen. Weder wakker wordende heeft hij haar gevonden, liggende plat op haar kussen het gezicht omhoog, rochelend in de kele en helemaal van haar zelven zonder taal of teken van haar te krijgen. De ogen waren open, de mond en de tanden ook, zodat de tong wat naar voren stak. Terstond liep hij het huis uit en ging naar Jacquemijne die in het huisje woont naast zijn stal; zij en haar dochter zijn gekomen. Toen de dochter binnenkwam ging hij in de hof om het braaksel weg te dragen daar het te veel stonk. Het gebeurde soms dat er een aarden pot in de kamer stond, waarin ze “het” konden doen. Het gebeurde ook menigmaal dat het vergeten werd en dat was nu het geval geweest. Op andere tijden is hij die gaan halen als hét nood deed en ze die wilde hebben. Maar deze nacht heeft hij het niet gedaan en, ze heeft er niet om gevraagd. Hij weet niet, wanneer zij haar gevoeg heeft gedaan. Hij was uitermate vervaakt en in dommelinge en is ingeslapen. Eerst ‘s morgens heeft hij gezien dat het gebeurd was en dat het één in de haard lag en het ander aan ‘t mozegat. Daags tevoren was zijn vrouw niet dronken geweest, maar hij meende toch als ze spoog dat ze wat te veel had gedronken, omdat zij op andere tijd niet gespogen had.

o) Actum den 26 juny 1642 in camer,’ present den Bailliu, Letens, Verstraete, Crocquet, Van Volden, Blootacker, Lambrecht, Haese, Rdns.

Den voorseiden Loys Van de Putte andermaal gehoord en geexamineert: zegt dat hij aan de dochter van de tol geen andere kennisse heeft dan drie of viermaal er tegen gesproken te hebben toen hij weduwnaar was. Dat er gelegenheid dat ze soms zelf komt naar de schepen, daar ze de meid is op de tol. Dinsdag, laatste Sinksendag had hij ze gezien, toen hij van Brugge huistoe keerde en had haar meegebracht naar zijn herberg en daar had hij ze wijn aangeboden, zeven of acht pinten die hij met haar had uitgedronken.

Hij zegt dat hij er een op had en de jonkvrouwe drie of vier gedronken heeft, hij de rest. Zijn vrouw wilde niet meer tappen en sloot de kraan. Zegt dat hij de vrijdag toch weer woorden gehad heeft met zijn vrouw over dat jonckwijf, dit in de nanoene. In de morgen was hij naar Brugge geweest en hij is door de Ezelpoorte en zijn vrouw door de Waterpoorte (48)  weergekeerd enne dat omme... (reden niet vermeld).

Zegt dat hij niet wakker gelegen heeft nadat zijn vrouw gespogen heeft, maar door vermoeidheid is hij terug in slaap gevallen, terwijl zijn vrouw nog over de sponde lag. Het spuwen van zijn vrouw heeft geduurd van als hij wakker werd tot drie uur of daaromtrent dat hij zag aan de dag dat het zo laat moest zijn. De casacke met de vuiligheid heeft hij langs achter buiten gedragen toen de dochter Fruyts met hem binnenkwam; verklaart daarop dat hij de casacke wegdroeg na de dood van zijn vrouw. De spuigsels waren grote fluimen en van spijze of eten. Ook waren ze niet bloederig, maar dik en lang, slijmachtig.

De avond tevoren had hij niet teveel gedronken. Wist niet dat het bed in de keuken gebroken was. In de nacht was er niemand in huis geweest buiten hij en zijn vrouw en dat hij eerst is gaan slapen. Hij is niet om de pastoor en de geburen gelopen (middemacht) omdat het wel meer gebeurde, ja soms overander nacht, zodat hij dat gewoon was. Hij heeft ze dikwijls maandenlang ziek gehad maar zij hebben er nooit iets voor gedaan. Eens toch, toen ze "pleursels" had, dat was voor haar huwelijk. Nooit heeft hij raad gevraagd aan dokters of chirungen om zijn vrouw te helpen. "Hij zou geene persoon kunnen noemen aan wie zij, zijn vrouwe, zich zou gheclaeght hebben".

Ontkende dat hij de dinsdag tevoren in de tegenwoordigheid van verscheidene personen zou gezegd hebben, sprekende van de dochter van de tol, dat het zijn lief was en dat ze nooit zou trouwen. Ontkende eveneens dat hij zou gezegd hebben van zijn vrouw "ik zal ze de hals afkappen of de keel induwen of iets dergelijks."

p/ Actum den 28 juny 1642, int collegie. Mr Michiels Robert zoon van Robert, oud omtrent 34 jaar, chirurgijn wonende te Brugge:

Zegt onder eed: dat hij in tegenwoordigheid van dokter Wit­tenberg heeft opengesneden het lichaam van de huisvrouw van Loys Van de Putte en daarin niet heeft gevonden dat er enige partien van binnen zouden bedorven zijn geweest, maar daarentegen ze alle goed waren en zoals bij een gezond mens. Hij heeft de maag, het hart, de lichte (49) opengesneden en alles behoorlijk in orde bevonden. Geen enkel teken wees er op, noch van binnen noch van buiten, waaruit hij zou kunnen besluiten dat de vrouw een ziekte zou hebben gehad. De ene vlerk van de longen lag echter niet op haar gewone plaats, maar dieper achterwaarts geschoven.

Er was verder geen enkel teken van catarre of defluctie, die zouden gevallen zijn op het hart, de longen of de maag. Weet echter niet of er op andere delen lager gelegen, iets aan te merken zou zijn daar hij ze niet verder opengesneden heeft dan de thorax (borstholte). Daar hij de vrouw niet heeft opgeheven, heeft hij de blauwigheid langs achter niet gezien, toch had hij bemerkt dat zij onder de kin, juist boven de krop, enige paarsheid had "in de maniere van een blauwe nepe".

bi mi Mr. Robert Michiels.

q/ Mr. Adriaen De Jeude, zoon van Mr. Jan, oud omtrent 40 jaar.

Zegt onder eed: Dat hij niet in het huis is geweest van Loys Van de Putte tijdens de periode dat hij met zijn tweede vrouw huis heeft gehouden, tenzij dan niet wetende of hij al getrouwd was of niet, toen zij klaarblijkelijk kind droeg. Enkel tijd voor Sinksen had hij haar gesproken en gevraagd of zij nu al een kleiene Dophijn had en ze antwoordde dat alles al voorbij was. Zij noch haar man hadden ooit remedie gevraagd voor welke ziekte dan ook.

Adriaen de Jeude.

r/ Actum na noene, present Bailliu, Bassevelde en Lambrecht.

Antheunis Ramsden, zoon van Anth., oud omtrent 34 jaar en officier op de prochie van Koolkerke en daar wonende sinds twee jaar op het walleken van Van Volden, niet verre van de voorseide Loys Van de Putte. Zegt dat hij veel en dikwijls gepraat heeft ten huize en de herberg van Loys en vandaar dat hij de handel en wanden van het huis goed kent. Dat het juist en waarachtig is dat dinsdag van Sinksen de getuige daar ter herberge is gekomen omstreeks de avond. De vrouw zat op de "zulle" (50) en Loys voor de deur. Daar was ook Guill. Olviers en nog anderen die gezien hebben dat Loys tot omtrent "De Drie Lindekens" (51) gegaan is om naar de stad te gaan, maar zien de dat de poorten gesloten waren, is hij teruggekeerd. Getuige vroeg: Waart ge de stad binnengekomen, ge waart niet weergekeerd". Neen ick, zei Loys, ick soude zoo fraey hebben van slampen. Binnengaande gaf hij van langs achter "met zijn beenen vuytslaende" de vrouw "een schip" (52) zittende op de zille en met de steert van zijn degen een slag, gebarende dat het onvrijwillig was. Na zijn degen te hebben afgelegd, kwam hij terug naar de deur terwijl er woorden vielen tussen hem en de vrouw, over het feit dat hij de dochter had beschonken met zeven pinten wijn die hij de vrouwe zelf had doen tappen. Volgens hem zei de vrouw: "Als gij zoiets wilt doen, doet het dan buitenshuis". Loys antwoordde daarop, op zijn borst kloppend: "Het is mijn lief, ik zal ze nog trouwen, ze ligt daar op mijn herte". Antheunis zegde dat "de vrouwe becreeschen was" en terwijl de andere gasten weg gingen en Loys in huis trok, vroeg ze Antheunis opdat hij nog wat zou blijven. Wat hij trouwens deed en Jan Van Daele ook. Ze zijn dan allen samen binnengegaan. Nadat ze gegeten had­den trok Loys zijn schoenen uit en ging in zijn kamer. Binnen klopte hij op de wand maar zijn vrouw gaf geen gehoor. Hij kwam toen uit zijn kamer en zoals ze daar zat op de sponde van het kleine bedken met haar hoofd op haar hand rustende, heeft hij op haar lijf geslegen tot tweemaal toe, zeggende: "Ghy vercken, ghy zwyn, sulde ghy niet opstaen!" Nam toen een stok waarmee hij haar twee­maal sloeg, terwijl getuige de derde slag afweerde. Antheunis zegt ook dat Loys haar toeriep: "Ghy vercken, ghy zwyn, ghy zult noch onder myn handen blyven, ick zal u de crop induwen". Dan ging hij weer zijn kamer binnen.

‘s Anderendaags vroeg hij de vrouw hoe zij het gemaakt had.

Ze antwoordde dat ze bij hem niet geslapen had, maar op een beddeken in de keuken was blijven liggen. Ze had hem ook gezegd dat Loys haar op andere momenten had geslegen. Dat hij eens, toen hij een "zuele waters" (53) in de hand had, hij die over haar had gegoten. Ook is er dikwijls twist gekomen door "het schrijven aan den boom" (54). Zo was getuige daar eens toen de hoofdman daar ook was. Hij rekende dat de boom stond op 39. Loys was even binnengegaan en terugkomende schreef hij aan den boom 49 stuvers. De hoofdman wilde dat niet aanvaarden en betalen. Ge­tuige was nadien binnengegaan en hoorde de echtelieden twisten. Loys zegde: "hadde ghy dat alzoo tevooren gheschreven, zy zouden tzelve niet ghelet hebben". De vrouw sprak dat ze dat niet wilde doen: Ick wille daerinne myn siele niet versmoren!”

 Verder verklaart getuige dat hij de vrouw wel zes tot zeven keer heeft zien slagen krijgen en weet dat ze zeer kwalijk leefden.

             tmarcq van  Anth. Ramsden.

s/ Actum den latsten juny 1642, present den Bai-lliu, Letens, Van Volden, Derlen, liekercke, Bassevelde, Lambrecht, Mr Pieter Spronckhof, Guill. Van de Woestyne, Phlps Oliviers, Crocquet Rdns.

Gesloten de voorseide informatie en acten en al tgone in de­sen zaek ghedaen wierdt gheresolveert met huerlieder advys te causeeren de doctueren Rodius, Caestecker ende Adriaen De Jeude op den inhouden en verclaers van doctueren.

d.i. De verhoren zijn gedaan, de dokters moeten gezamenlijk: verslag uitbrengen:

t/ Actum den 3 july 1642, present den Bailliu, Letens,Cro­cquet, Van volden, Bassevelde, Derlen, Liekercke, Lambrecht, Ph. Oliviers en de greffier.

De heren Rodius Matthias, Alphonsus Van der Plancken, Fran­cois Caestecker en Cornelis Van der Plancken dokters in de medecijnen; en Mr. Adriaen De Jeude en Mr. Adriaen Dhaeck chirurgijnen, te zamen uitgenodigd om de punten te overleggen betreffende de verstikking.                                                          .

Zij verklaren onder eed: Dat het uitzonderlijk is dat in een gestikt lichaam, door een oorzaak van buitenuit, een gezwel voorkomt. Zo het er is, komt het voort van het geweld gepleegd van buitenaf. Het geweld alleen is hier de oorzaak van het gezwzl in het lichaam van de patiente. Nopens de verstikking van deze patiente, is het zo, dat door de verstikking van buitenuit door bijv. versmachten tussen twee bedden, in het water, door rook en dergelijke meer, er zich geen gezwel zal bevinden.

Iemand kan wel bevangen worden door een epilepsie of zieke apaplexie en daarvan sterven kan binnen een, twee of drie uren, maar dat is zelden het geval. Iemand kan ook wel subiet stikken in het slijm (catarre), dat is ook dikwijls het geval. Het is normaal dat als iemand subiet sterft door een verstik­king met geweld van buitenuit, de oorzaak zich moet openbaren door voorafgaande uitwendige tekenen, maar niet in zulke mate dat die moeten opgemerkt worden. Uit het feit van vommissementen en het afgaan van achter, kunnen wij echter niet besluiten dat de opstuwing van maaginhoud de verstikking verhaast heeft, maar het is zeer waarschijnlijk dat ze overleed aan een inwendige oorzaak tengevolge van inspanning (geweld).

Over de genaamde Adriaen Haeck, die in de schouwing de longen heeft opengesneden, deze zegt dat er geen verminking (corrupture) was in geen van beide. Wel was er overdadig windachtig schuim in. Waarop ze allen samen worden gevraagd en van oordeel waren dat het een verstikking was, meer door uitwendig dan inwendig ge­weld. Omdat de verstikking op zichzelf veroorzaakt? werd door slijm (catarre), maar die toch ook niet in zo grote mate aanwezig was. (dat tzelve probaliter magis redargent suffocationem causatam ex violentia externa quam interna quia se esset suffocatio causate ex catarre non esset tanta copia spumae).

Verder, dat alles hierboven in overweging genomen en de akte van schouwing, zij het voor ’t meest aannemelijk houden, dat het dode Tonynken is gestikt per vim externam quam internam, ofte is gestikt door geweld van buitenuit zowel als van binnenin.

Getekend: Matthias Rodius, Alphonsus Plancius, Frnsiscus de. Caestecker, Cornelis vander Plancken, Adriaen de Jeude, Adriaen Haeck chirurgien.

Naar de folterkamer

Beste lezer, de rechters zijn aan het einde van de verhoren, zij beschikken over de besluiten van de dokters (waarvan zij zoveel verstaan als gij en ik). De vierschaar moet oordelen. Hoever staan het met UW oordeel? Schuldig of niet? Het komt er op aan uw houding te bepalen. U weet het niet?

De beschuldigde ontkent nog steeds. Op die bekentenis komt het aan. Maar u kent wel het middel daartoe: op de pijnbank met hem! Dan komt hij wel los. In navolging van uw gedachtengang verwijst de onderzoekscommissie Loys Van de Putte tot de pijnbank, tot de tortuur.

a/ Actum den 4 juli 1642, present den Bailliu Letens, Cro'cqet, Van Volden, Liekercke, Bassevelde, Verstraete, Lambrecht, Derlem, metten greffier. Waren ook present: Mr. pr. Sproncholf ende Van de Woestyne, Mr. Phlps Oliviers.

Aan de voorseide rechtsgeleerden voorgelezen de verklaring van de dokters in de medecijnen en alles door hen in aanmerking genomen naar de staat terzake, gaven zij advies en verklaarden dat de zaak klaarblijkelijk voorbestemd was om de voorzeide Loys te brengen naar de tortuur en hem te doen stellen in den halsband. Door de redenaars van St.-Donaas werd besloten dit advies te volgen en om 4 uur na de noene te vergaderen en hem nog eens te ondervragen om, in een laatste poging, te beproeven of we van hem de kennisse niet op de gewone manier kunnen verkrijgen. Loys zou dus een ultieme kans krijgen. Als hij koppig blijft ontkennen, ja dan is men wel gedwongen de harde weg te gaan.

b/ Actum eodem na de noene, present de bailliu Letens, Crocquet, Liekercke, Bassevelde, Van Volden, Verstraete, Lambrecht, Derlem, met den greffier. Mr Phlps Olivier.

Nog eens ondervraagt hem verzocht te zeggen waar het ander oorkussen was waarop zij sliepen. Loys zegt daar niets van af te weten. Hij weet niet eens of hij die nacht op een oorkussen heeft geslapen of niet. Soms hebben ze op het bed maar een oorkussen, als de vrouw de pluimen wil sparen. Ze beschuldigden de verdachte ervan zijn vrouw om het leven te hebben gebracht. Hij loochende.

Zij probeerden het met "soeticheyt" en met "dreeghementen". Loys bleef ontkennen. Dan werd besloten over te gaan tot de tortuur, in overeenstemming met de resolutie die 's morgens werd genomen. De tortuur zou aanvangen dezelfde avond en nacht, te beginnen om 10 uur en duren tot anders werd beslist.

c/ Acte eodem ’s avonds op 10 uur op het steen, present de bailliu, Letens en Lambrecht rers (redenaars) en greffier.

Loys Van de Putte werd voorgehouden de aanstaande pijnen en torturen die hem te wachten stonden, maar Loys bleef ontkennen.

"Hij is gestelt in de voorseyde torture". (55)

En daar gaat de pret. In de folterkamer waren de baljuw, de redenaars Letens en Lambrecht plus de greffier. In de kamer was de beul druk doende om zijn zaakje in orde te brengen. Bij het flakkerende kaarslicht en de walmende toortsen, gaf het geheel een griezelige indruk. Romdom: allerlei aardigheidjes, tangen, brand- ijzers, grijpers en knijpers, ladders en banken enz.

De deur werd geopend en daar duwden de knechten Loys de ka­mer binnen. Met hen kwam ook de steenbewaker die de beklaagde kwam in handen stellen van de baljuw en de redenaars en die daarop vertrok, daar hij er verder niets mee te maken had. Vanuit de diepste krochten hadden ze Loys gehaald, daar immers werden de moordenaars gevangen gehouden. Een onderaards vochtig en klam krocht met een enkel lucht- en lichtgat, helemaal bovenaan. Van daar zag hij niet eens het blauw van de zomerse lucht. Nu deden zijn ogen zelfs onwennig aan bij het kaarslicht, zo was hij het duister reeds gewoon. Hij zat daar al van 14 juni. Buiten de enkele keren dat hij was bovengehaald voor de ondervragingen, was hij er nog niet uit geweest. Daar stond hij nu; schichtig keek hij om zich heen en wat hij te zien kreeg was niet van aard om hem wat op te vrolijken.

De baljuw en de redenaars keken emstig. De greffier stond klaar met schrijfgerief om de gebeurlijke bekentenis op te schrijven en verslag te maken. En de beul, ja die was ook klaar.

Nog even werd de beschuldiging voorgelezen en werd er naar zijn bekentenis gevraagd. Hoezeer het hem overal kneep en hoe wankel hij ook op zijn benen stond, toch ontkende hij. Dan naderde de beul en nam Loys vast en leidde hem tot bij een hoge stoel. Met zijn bloot achterstel werd hij op de zate neergezet, maar... Op de zitting waren scherpe hoekige latten genageld, zodat een achterwerk er spoedig uitzag als een latjestaart. Gezegd werd dat e stoel hoog was, om te beletten dat de voeten op de grond kwamen.

Er werden nog enkele gewichten aan de duimen en de grote tenen gehangen om de gezelligheid te verhogen. Om de hals werd een ijzeren band gelegd. Fijngevoelig als ze waren, hadden ze een krans van pinnen aan de binnenzijde aangebracht. Dat hielp de patient wakker houden. Aan de buitenkant waren er vier ogen, vandaar liepen koorden naar de vier hoeken van de kamer.

Toen alles vastgemaakt was volgens de regelen van de kunst, begon het vragenspel. Als het wat eentonig of eenzijdig werd, sloeg de beul even op een van de touwen, zodat Loys dan enthousiast opwipte, aan de hals voelde hij dat hij verkeerd deed, hem weer op de zate liet vallen en ook daar aanvoelde dat hij het bij het rechte einde niet had. Elke beweging, elke kronkeling veroorzaakte nieuwe pijn op een andere plaats. Een nooit eindigende kringloop. Alles deed hem pijn: zijn hals werd opengereten en ontveld, Zijn vingers waren gezwollen en zijn armen, die strak naast de stoel hingen door die gewichten, deden ontzettend pijn. Zijn gat geleek geen aangezicht meer. En steeds herhaalde zich hetzelfde.

Terwijl het verhoor onverpoosd voortging, werd het wazig voor zijn ogen. Om de twee uur lostten de ondervragers zich af. Na 4 uren ondervraging werd hem een maal voorgezet, en begerig keek Loys naar de kan wijn, een Tantaluskwelling temeer, daar zijn mond en tong kurkdroog waren, en enkel de tranen die langs zijn neus liepen soms in zijn mond terecht kwamen en de zilte smaak hem nog meer dorst deed lijden.

Koppig hield hij echter vol onschuldig te zijn aan de dood van zijn vrouw. Hier volgt dan de ontbrekende tekst van de voorgaande akte: ...dezelve torture voortgezet de gehele nacht in tegenwoordigheid van de redenaars, die elkaar om de twee uur vervingen.

d/ Actum den 5 July 1642. ’t College vergadert om zeven uur om beslissing te treffen nopens de voortzetting van de tortuur. Present Letens, Crocquet, Verstraete, Delen, Van Volden, Bassevelde.

Besloten werd Loys die in de torture zit te doen visiteren en te zien of de torture wel ten volle werd toegepast en zo dit niet het geval was, deze tenvolle te doen uitvoeren. Dit zolang tot er een nieuw besluit zou genomen worden door het college.

Men werd zowaar ongeduldig omdat het resultaat uitbleef. Maar men moest toch de waarheid kennen; dus ging het spelletje door. Om twee uur in de namiddag was het zover, Loys bezweek, hij kon het niet meer aan. Zoveel pijn had hij, dat hij het bijna niet meer voelde. Alles was een pijn, een leed. Hij was murw, leeg, kapot. Liever alles bekennen dan dat nog verder door te maken. Bekennen, ach alles zou hij bekend hebben, niet alleen de moord op zijn vrouw, maar alle moorden die men hem zou voorzeggen, alle moorden die ooit werden bedreven.

Na de noene, om twee uur, de voorzeide Loys zittende in de tormenten, zegt dat hij bereid is de waarheid te zeggen. Zegt dat als ze slapen gingen, ze woorden hadden omdat het kalf de koe had gezogen en zij dit had laten gebeuren. Daarbij was het gebleven en waren ze ingeslapen. Om twaalf uur is hij niet wakker geworden, wel om een uur of drie, daar het ongeveer dag werd. Toen kregen ze weer woorden over dezelfde oorzaak en Tonynken had zich zo opgewonden dat ze moest overgeven. Toen heeft hij zijn rechterhand genomen en plat op haar mond gelegd en deze daarop gehouden "een paternoster of twee" (56). Hij zag toen dat ze van haar zelven was. Hij meende niet dat ze zo rap zou bevangen zijn. Bar ziende en benauwd wordend, is hij buitenshuis gelopen naar de geburen. Hij zegt dat hij met azijn (en anders debvoor dede) moeite deed om haar weer bij te brengen, maar zij is er in gebleven.

Toen hij zijn rechterhand hield op haar mond, heeft hij met zijn linker haar rechtse hand vastgehouden. Hij deed het uit gramschap en in "haestickheyt", niet menende dat zij er zou ingebleven zijn.

Als hij werd losgemaakt uit de stoel en de halsband, werd hij op een beddeken gelegd en andermaal ondervraagd. Eerst was er thuis ruzie gekomen tussen drie en vier uur over het feit dat zijn vrouw het kalf had laten zuigen. Toen vielen er nog meer woorden daar men het oneens was over die koe, daar dit meer was gebeurd en er van die koe geen melk genoeg kwam. Deze ruzie heeft wel een half uur geduurd. Het ene woord bracht het andere bij, hoewel hij nu niet ineer precies kan zeggen wat ze elkaar hadden aangeblaft. Ze zei ondermeer: "Ghy fielt, ghy schelm", en hij heeft gezegd:"Ghy verken, ghy zwyn". Door het kijven en verwijten is zij zo gram geworden, dat ze is beginnen overgeven. Hij zegt dat, toen ze een deel had gespogen voor "de coutse", hij met zijn rech- terhand haar mond heeft gedekt, daar ze nog spoog en walgde. Haar hoofd duwde hij op het kussen, zeggende: "Ghy verken, ghy zwyn".

Hij zei dat ook door het braaksel in de mond. Het heeft maar luttel tijds geduurd,"van een paternoster of twee", dat hij zijn hand op haar mond hield, ja nog minder tijd. Met haar linkerhand probeerde ze zijn rechterhand weg te trekken, maar zij kon het niet daar hij zijn hand sterker hield. Ook al omdat zij terstond in pijne was, in dolorem, en haar gezicht paars werd.

Hij had helemaal niet het inzicht haar te "crancken" (57).

Als hij dat zag, werd hij verveerd en liep in haaste naar zijn geburen. Hij heeft ook geen poging gedaan om haar met azijn bij te brengen, vooraleer hij naar de geburen liep. Hij had haar nergens anders dan bij de neus en de mond geduwd en dat is geschied, doordat hij op de manier hierboven beschreven, zijn hand op haar mond vol braaksel, is blijven houden. Voor­aleer hij naar de geburen is gelopen, heeft hij de spuugsels van mond en neus afgeveegd met een doek, doch heeft geen braaksel uit de mond of neus gehaald.

Alzo gesloten en het Loys voorgelezen, heeft ermee ingestemd in tegenwoordigheid van de bailliu, Derlen, Liekercke, Verstraete Mr Phil. Oliviers, Joos Bout Stadtho ende my greffier H. Legillon.

Onmachtig om zelfs nog een voet te verzetten, werd Loys daarop naar zijn vunzige kerker teruggedragen.

e/ Actum boven op ‘t Steen den 7 july 1642 ten 8 uren, present den bailliu, Lekens, Crocquet, Derlen, Verstraete, Van Volden, Laubrecht, Bassevelde, Liekercke en de greffier.

De voomoemde Loys werd voorgehouden zijn bekentenis. Maar Loys zegt dat hij bekend heeft om de grote pijne te ontgaan. Dat hij zijn vrouw niet heeft aangeraakt, integendeel dat zij gestorven is van het spuwen en het braaksel dat in de keel is gebleven. Indien ze de keel hadden opengesneden, zou men dit bevonden hebben.

Wel heeft hij ruzie gehad met zijn vrouw omwille van het kalf maar dat was daags tevoren. Hij blijft bij zijn ontkenning. Loys blijft weigeren zijn bekentenis afgelegd onder dwang te ondertekenen, zodat deze waardeloos blijft. Deze bekentenis moest herhaald buiten de tortuur, en worden ondertekend. Loys, die wat bekomen is van zijn ergste pijnen, vecht verder voor zijn leven.

f/ Eodem in earner present dezelve.

Er werd besloten de dokter Caesstecker te verzoeken dat hij Loys Van de Putte zou visiteren heden nog in de morgen voor de noene en dat hij morgen om 11 uur aan de vergadering het resultaat zou kenbaar maken.

g/ Actum den 8 july 1642, present den bailliu, Letens, Cro- cquet, Verstraete, Derlen, Van Volden, Lambrecht, Bassevelde, Lie- kercke en de greffier.

Gehoord dokter Oaesstecker die gevisiteerd heeft gister en ook vandaag, Loys Van de Putte en verklaart: dat hij geen enkele inwendige ziekte vindt die enig gevaar inhoud, dat zijn natuurlijk gestel het zou begeven bij een volgende tortuur.

Aye Loys!!

h/ eodem.

Ontboden werd vrouw Van Daele en gevraagd of er bij het reeuwen (58) van het lijk van Tonyne, enig braaksel in de mond gevonden was. Ze zegt dat de mond niet werd geopend en hetzelve niet te weten. Daarop werd besloten Loys opnieuw in de tortuur te zetten, op dezelfde wijze als tevoren. Daarmee zou men beginnen ’ s avonds om 7 uur. Of deze beeft plaats gevonden of niet, weten we niet zo zeker. Waarscbijnlijk wel, want op de volgende dag:

i/ Actum 9 July 1642 in camere, present den bailliu en de redenaars mette greffier.

Besloten werd dat de heren Letens, Derlen, Liekercke redenaars met de beul en de greffier zouden bovenleiden Loys, om te vragen de ratificatie van zijn bekentenis gedaan de 5n july, zoals bij tevoren bad doen verzoeken de heren met bem te komen spreken.

j/ Eodem op ’t Steen: in presentie van bailliu ende redenaars.

Aan Loys voorgehouden zijn bekentenis en daarop nogmaals ondervraagd of er nieuwe feiten waren en uit hem niet anders kunnen halen dan feiten die niet terzake waren. Nogmaals voorlezende heeft hij zijn verklaring ondertekend onderaan de voet van zijn confessie van 5n July.

Daar vinden we inderdaad:

dit is het marcq (59)  van Loys Vande Putte

                      seght niet te connen schr.

Daarmee tekende Loys zijn eigen vonnis. De waarbeid had gezegevierd!? Eens temeer was gebleken dar "de banck doet clappen alle dinck". In afwachting van de uitslag en de uitspraak lag Loys in zijn kerker, het donkere krot. Hoewel hij verzorgd werd voor zijn kwetsuren aan de bals en zijn achterwerk weer in de normale plooi kwam te liggen, was het hem maar een magere troost.

k/ Op de 15e July was in de earner present den bailliu, Crocquet, Derlen, Bassevelde en Lambrecht red. met de greffier.

Toen werd besloten de zaak van Loys Van de Putte te consulteren met pr. Sproncholf en G. Vande Woestyne.

i/ Actum den 16 July 1642 present den balliu, Letens, Crocquet, Verstraete, Liekercke, Derlen, Bassevelde, Van Volden, Lambrecht met den greffier.

"Den bailliu vertrokken zijnde, redenaers gegeven advies vanden heer ende meester Pieter Sproncholf ende Guill. Van de Woestyne. Zeggende en op alles gelet zijnde van het advies, dat de voomoemde Loys Van de Putte schuldig is geëxecuteert te worden mette galghe ende baste (60) zo dat er de doot op volgt. En niettemin hem toe te staen de heylighe aerde indien hy die vraegt.

De redenaars hebben besloten te volgen hetzelve advies en dezelfde Loys te condemneeren gheexecuteert te worden mette baste totte doot erop volgt. Confisquerende, zo hij er heeft, al zijn goederen zover de confiscatie valt en hem condemnerende in de kosten van het proces en de justitie. Voorts ook besloten hem de heilige aarde toe te staan indien hij dat vraagt, en de executie te volbrengen morgen om twaalf uur.

Voorts dat de greffier met de redenaars Derlen en Liekercke morgen om 5 uur gaan tot de patient om hem kennis te geven van de de straf en de uitvoering. Zo het niet gedaan is door de baljuw moet hij de cipier gelasten dat de burchtvaders 's morgens de pa­tient de wet zouden doen en dezen moeten gevolgd worden door twee redenaars en de greffier en de patient vragen of hij nog een laatste wilsbeschikking heeft.

"Twelcke alzoo is vulcommen" in tegenwoordigheid van Derlen en Liekercke. De patient vraagt de heilige aarde.

De terechtstelling

Toen Loys de uitspraak van de rechters hoorde, werd hij krijtwit. Hangen zou hij mette baste totter de doot up volgt! Niets kon hem nog redding brengen. Er op rekenen dat de koord zou breken, dat moest hij niet. Hoewel hij dan vrij zou zijn; men kon immers maar eens gehangen worden. Vroeger was het wel eens gebeurd, veel vroeger, maar daar had de heul er bijna zijn hachje gelaten door het woedende publiek. Nu werd er ieder maal een nieuw touw gebruikt en het werd terdege nagekeken door de hangman.

Terstond na de uitspraak was Loys weggeleid geworden en hij had dus de beslissing niet gehoord dat de terechtstelling was vastgesteld op de volgende dag te 12 uur, op de Burg.

Onmiddellijk na deze beslissing kwam men in aktie om de voorbereidingen te treffen tot dit gebeuren. Er moest nog ruchtbaarheid gegeven worden aan de bevolking van de Stad en van Koolkerke. De omroepers werden op weg gestuurd. Maar de bevolking, meelevend met het gebeuren en in spanning wachtend, was gauw op de hoogte van het nieuws. Het vloog van huis tot huis, van wijk tot wijk, ja tot ver in het omliggende.

Morgen zou er niet veel gewerkt worden. Een terechtstelling van een streekgenoot, die toch niet tot het grauw behoorde, was wel een zeldzame gelegenheid? Temeer daar die terechtstellingen publiek geschiedden tot afschrikkend voorbeeld ende exempel voor hen, die nog niet zover waren! Och veel meer resultaat, dan dat ze het een welkome afwisseling vonden, had het niet; en het plebs genoot al bij voorbaat. De handelaars troffen al maatregelen, daar ze wisten dat er veel volk op de been zou zijn en "nering brengt tering". Tenslotte zou er die dag maar een verliezer zijn: Loys Vandepitte! Hij moest voor de show zorgen en de onkosten nog zelf betalen, met geld en met zijn leven.

Donderdag, 17 juli 1642 (61).

Boven flarden en slierten mist uit, steeg de zon boven de kimme. Een mooie zomerse dag zou het worden. In het schemer van "het moordenaarshol" van het Steen, lag Loys op zijn strobundel. Van al dat moois zag hij niets en het was sterk te betwijfelen of hij er ogen zou voor hebben. De woorden "totter dood op volgt" klonken nog na in zijn oren en bleven er hangen. Ze spookten rond in zijn brein. Sterven moest hij. Hangen! Wanneer, weet hij niet; wel vermoedde hij dat het niet lang zou aanslepen. Morgen, overmorgen?

Hij schrok op. Om vijf uur liet de cipier drie man in zijn krocht binnen. In het flakkerende licht van een paar kaarsen herkende hij zijn kwelgeesten Derlen en Liekercke, samen met de greffier. Een stem begon het vonnis voor te lezen. Het leek hem een cynische grap, dat wist hij toch! Opeens hoorde hij ze zeggen: vandaag 12 uur. Wat? Was dat nu? Vandaag?

Toen werd hem gevraagd of hij nog een laatste wens had. Hij schudde het hoofd aleer hij het zich realiseerde. Een laatste wens? Verdomme, wat een gemene vraag. Leven wilde hiji! L e v e n !

Eindelijk kwam hij wat tot bedaren en bestemde 5 pond voor enkele armen. Een biechtvader mocht hij ook kiezen, maar Loys bleef dat gelijk. Nu dan volstond een "Preker", die deden meer zulke karweitjes. Toen kwam hem te binnen dat hij pater Anselm kende, ja laat het die maar zijn. En wilde hij begraven worden in gewijde grond, en waar? In zijn leven had hij nog nooit zoveel keus gehad. Hij mocht kiezen, het was hem toegestaan. Nu dan, in Koolkerke. Had hij moeten weten dat er over die kwestie nog zoveel inkt vermorst zou worden, Loys zou leedvermaak gehad hebben.

Nu begonnen die ongeluksboden op zijn zenuwen te werken.

Ja laat maar... Pas toen de deur achter hen dichtviel en hij weer alleen was met zijn gedachten, voelde hij die wurgende dreiging en kwam hij tot besef. Alleen met die gedachte aan hangen en dood. De onterendste straf die er was voor een burger.

Kort daarop werd aan zijn deur gerommeld. Daar was de barbier al. Ja, 't is waar ook zijn bolwerk moest glimmen, geen haartje mocht op zijn kin of hoofd blijven. Even na zeven kwam ook pater Anselm om hem bij te staan tot zijn laatste snik. Ook het galgenmaal zouden ze delen. Zijn laatste bete, zijn laatste dronk!

Op de "Burgus Brugensis" ofte ‘t Burgplein waren de stadsdienaars al vroeg in de weer om een kniegalg op te richten. Deze werd opgesteld in het midden van het plein, teneinde het kijkstuk van alle zijden zo goed mogelijk zichtbaar te maken. De kniegalg was een eenpersoonsgalg. Een lange balk in de grond gestoken. Bovenop en horizontaal, een dwarsbalk, gesteund door een schuin dwarsstuk. De kniegalg werd meestal in de grond geplant. Hier echter werd hij opgericht boven op een podium.

De galgarm wees naar St.-Donaas en de Proostdij toe. Daardoor zou Loys met zijn gezicht komen te hangen naar hen die zijn wereldlijke meesters waren. Achter stond het Stadhuis, links de H.-Bloedkapel, en het gevang of Steen. Daarvoor echter er tegenaan gebouwd, stonden nog meer andere gebouwen, o.a. de criminele greffie, de corps de garde voor de borghers, het huis van de Watering van Blankenberge, als laatste van de vier houten huizen en dat de trap bevatte die toegang gaf tot het Steen. Van daaruit zou Loys zijn laatste stappen zetten, tot aan de galg.

Pas om 12 uur zou de terechtstelling plaats hebben, maar reeds lang voordien waren de volksplaatsen volzet. Reeds vroeg al Bleek dat er ook velen van buiten de stad gekomen waren. Het was een vrolijk gesnap en gekakel, het dramatische van de zaak ontging het publiek, dat hunkerde naar het schouwspel. Reeds hadden de leden van het schuttersgild zich opgesteld in twee rijen, van aan de trap tot aan de galg, meteen de bane vrij houdend voor het slachtoffer. Ja, Loys was lid van die schuttersgilden: "Het St. Jorisgild van de oude bogen" en "Het gild van de jonge voetbogen". In hun kleurig kostuum stonden ze daar. Aan de voet van de trap hadden de trommelaars post gevat, de trommels zwart omfloersd. Opzij, voor het huis, stonden de pijpers en trompetters. Daar de af te leggen weg te kort was, begonnen zij ter plaatse de vertoning in te zetten om kwart voor twaalf. Bovenuit klonk het klokkengeluid, dat het volk opriep. Toen kwam er roering aan de trap. Van bovenaf, voor en achter gevolgd door dienaren, kwam Loys de trap af, zijn biechtvader nevens hem. Deze hield een kruisbeeld in de han­den. Achter deze groep kwamen de heren baljuw, redenaars en amb- tenaren.

Dof roffelden de trommen toen de groep zich in beweging zette, Loys, in lang wit hemd, de handen achter de rug gebonden en een zwart doek over het hoofd, werd aan de trap in ontvangst genomen door de beul, die hem op het podium hielp. Biechtvader, baljuw en redenaars volgden.

Op het schavotje werd nogmaals lezing gehouden van het vonnis en klaar en duidelijk kwamen er de woorden "totter de dood op volgt" uit. Een laatste maal sprak de pater een troostend woord. Loys werd op een laddertje geleid en hem werd de strop om de hals gelegd en de lus toegeschoven. Toen werd met een ruk het laddertje, waarop Loys stond van onder zijn voeten getrokken. Een schok, een ruk en de halswervels knakten door. Gerechtigheid was geschied!

Slechts even was het rumoer op het plein stilgevallen, toen het publiek reikhalzend het ogenblik had verbeid van de val van het lichaam. Deze spanning ontlaadde zich in een gejoel en gefluit. Het plebs had zijn instemming betuigd met het vonnis en de uitvoering ervan. Werd Loys veroordeeld voor het versmachten van zijn vrouw, hijzelf werd nu de keel gesnoerd door de strop. Dit was de spiegelstraf. Elk wierp voorbijgaande nog een blik op het roerloos hangende lichaam.

Kort daarop werd het stoffelijk overschot in een kist gelegd en naar Koolkerke gevoerd om begraven te worden volgens Loys laat­ste wens. De lijkdienst werd gehouden bij de Paters Predikheren.

Na de executie waren baljuw en redenaars te gast voor een maaltijd. Smakelijk Heren, de veroordeelde betaalt toch! Ook de beul en de helpers, de steenbewaarders en cipiers, werden vergast op een traktatie, dit volgens traditie.

Van de pastoor kreeg Loys de volgende tekst in het overlijdensregister; op 17 juli 1642 overleed Ludovicus Van de Pitte door de openbare rechterlijke macht van het grondgebied van de Proostdij van Sint-Donaas. Hij werd immers gehangen op de Burg van Brug­ge, aan de galg, wegens het wurgen van zijn echtgenote Antonia Costers hoger aangehaald. (Dit hoger aangehaald slaat op de akte van begraven van Antonia, die op dezelfde bladzijde werd ingeschreven).

Terechtgestelden mochten geen begraving krijgen in gewijde aarde, noch mocht er een dienst voor hen gedaan worden in de kerk. Hier werd het Loys toegestaan toch begraven te worden in gewijde aarde. Tot wat dit aanleiding gaf, zien we verder.

Hierna volgt het "versluyt mette sententie":

Omdat het naar recht verboden is zijne evenaaste te "cranclien vando lijfve" (62) en van het leven te brengen ter dood, op straf van gelijke met de dood gestraft te worden. Hetwelke zoveel zwaarder is daar het hier geschied is tussen man en vrouw, welke elkaar meer liefde en trouw schuldig zijn. Nochtans gij, Loys Van de Putte, geboren te Brugge alhier tegenwoordig, of zo gij anders met name of toename genoemd wordt, gij hebt u in zoverre vergeten dat gij eerst gehuwd zijn met Tanneken Van Avesne met deze hebt geleefd een onbehoorlijk leven, daar gij uw huisvrouwe dikwijls getrakteerd hebt met slaan en smijten. Overleden zijnde, zijt daarna gehuwd met Toninken Costers te zamen huisgehouden Ter Pan­ne in de prochie Koolkerke bij Brugge, dezelve van gelijke onbehorlijk hebt getrakteerd met slaan en smijten, ja bedreigd hebt met afgrijzelijke bedreigingen en dat bij verschillende gelegenheden. Dat gij haar van uw handen zoude doen sterven, de hals afslaan, de krop induwen en dergelijke gezegden. Ja zelfs nog korte dagen voor haar dood, toen er twist was tussen u beiden om een jonge dochter die ge beschonken hebt met wijn, met minachting voor uw vrouw hebt u haar uw lief genoemd, hebt gezegd dat ze lag te branden op uw herte, dat ze nooit zou trouwen en meer dergelijke ge­zegden. Daarmee gaf gij haar reden tot misnoegdheid en onvrede. Daaruit is gerezen het misnoegen en toen gij uw vrouw hebt geslegen is het kwaad uitgegroeid in zoverre dat gij de vrijdag na Sinksen gaan slapen zijt en er niemand in huis was dan u beiden, hebt gij in de vroege morgenstond, nog in 't bedde ruzie gemaakt met uw vrouw. Omwille zegt gij dat zij het kalf heeft laten zuigen aan de koe, deze kwestie een uur heeft geduurd, elkaar een mengeling van verschillende verwijten hebt toegestuurd. Zij zeggende: gij fielt, gij schelm; en gij zeggende: gij verken, gij zwijn. Toen is uw vrouw van gramschap beginnen te spuwen en, nog spuwende en walgende over de rand van de coutse, hebt gij uw rechterhand genomen en er haar de mond mee gedekt, duwende haar hoofd op het kussen, opnieuw zeggende gij verken, gij zwijn. Ook wrijvende het braaksel in de mond, houdende met uw ander hand haar rechterhand vast, en ze zo vruchteloze moeite deed om met haar linker hand uwe hand van haar mond te trekken. Met meerder geweld hebt ge die er op geduwd, haar aldus de adem benemende waardoor ze versmacht is, en de dood er kort is op gevolgd.

Hoewel ge zegt dat gedaan te hebben, zonder het inzicht te hebben haar te doden en om het lijf te brengen, van al hetgeen is gebleken zo uit de informatie daarop gehoord, als in de kennisse gekregen bij de tortuur zowel als daarbuiten.

Om welke reden de Heren tot uw laste geoordeeld hebben dat gij gestraft zoudt worden voor dit misbaar, naar recht en justitie en naar de inhoud van de placaten van Zijne Majesteit of wel al zulke andere straffen die men zou vinden en tot voorbeeld zouden strekken voor anderen.

Redenaars, na kennisse die ze hebben van het voorzeid misdrijf, recht doende, condemneren u Loys Van de Putte alhier tegenwoordig, geexecuteerd te worden ter galge met de bast, zo dat er de dood op volgt, confisquerende alle "ende ijghelicke" (63) uw goederen zo verre confiscatie valt "daeroppe alvooren ghenomen de costen ende mysen van justitie; daerinne u condemneerende by desen".

Gheprononceert in Vierschare in de presentie van de deliquant den 17n July 1642; ende oock vulbracht.

Het nalatenschap

Staet... ten sterfhuuse van wijlent Tonynken fa Joos De Costere, overleden poorteresse in dese Stede, huusvrauwe van Loys Vandepitte op den 14 wedemaent 1642 (64).

Midtsgaeders ten sterfhuuse van selven Loys Vandepitte, over­leden den 17 hoymaent, welcke staet heeft doen stellen in gheschrifte d’Heer Bernard de Croes ghemachtighd bij procuratie gbepasseert voor Burghemeester en Schepenen van Duinkerken op den 8 ougst 1642. Onderteeckent L. Van Linden over Aernout Vandepitte, broeder van de voorseyde Loys, dezelve overghevende aen Jaspar Verkeyn ende Anthone Bossaer vooghden van de kynderen van Gillis Bossaer eerste man van Janneken Vandepitte, suster van Loys Vandepitte, midtsgaeders van Clays Wegghe, tweeden man van tselve Janneken Vandepitte, omme ende licquidatie...

(randschrift): Ghepesenteert tot licquidatie naer voorsien- der ende schepenen van de weesen der stede van Brugghe by dHeer Bernaert De Croes in de qualiteyt als machtigh over Jan Baptiste Vandepitte en Elisabeth Descarmes (65) zijne huusvrauwe, bij pro­curatie ghepasseert door Burg, en Schepenen der stede van Duynkerken. Zelve Loys Vandepitte ghecomareert. Jaspar Verleye en Anthone Bossaer voochden van de kynderen van Gillis Bossaer by Janneken Vandepitte, als van Niclays Wegghe by tselve Janneken, ende voors d'hoirs van tselve. Tonynken De Costere thaeren ghecompareert Mr. Charles Stalpaert adv. ten lande van den Vrijen als machtigh over Jan De Costere ende Mathieu De Caesteckere in huwelicke hebbende Joosyncken De Costere, by procuratie in da­te 19 July 1642. Ondert. den heer Gillon, dezen 2 dec. 1642.

Douairie (66). Hier wort te kennen ghegheven dat beede d' overledenen compareerden den 21n sept. 1641 voor de notaris Pauwel Dewitte. Present ghetuighe, hebben een contract antenuptiael daerby onder hen besproken ende ghedondicioneert is dat in gheval het voornoemde Tonynken quame vooren te overlyden sonder kyndt of te kynderen achter latende ghelyck alsoo ghebeurt is, dat de vrienden van haerentweghe haer naestbestaenden mochten scheeden vuyt haeren sterfhuuse midts alleenlick prouffiterende de somme van vichtich carolus guldenen. memorie.

Erfachtigheden dese sterfhuuse competeerende.

Alvooren competeert den sterfhuuse de vier deelen van vijfve int gheheele midtsgaeders een vijfde int resteerende vijfde in dhelft, midts dander vier deelen int selve resteerende vijfde in de helf competeeren Pauwels Jansens ghetrauwt hebbende Barbele,  dochter van Mathieu Bout. Voorts Jan Marchant, ghetrauwt hebbende Marie Bout. Voorts Adriaeneken Bout noch minderjarighe, alle dezelve kinderen Bout gheprocreert bij Magdalene Van Aveeren, zuster van Wijlent Janneken Van den Aveeren, eerst huusvrauwe van Loys Vandepitte.

In een huus met sijn toebehooren staende ten voorhoofde in de Carmersstraete an de zuutzyde van dier, ghenaempt "De Gouden Croone" naest den huuse toebeh. den Ambochte van de cleermackers ende nu Guill. Van de Zande ande westzyde ande eene zyde, eene huuse toebeh. Pauwels Moerman ande oostzyde ende dander zyde, achterwaerts streckende met een plaetse van lande daerachter ligghende en vuytcommende in het straetken achter de "Drie Zwaenen met een vuytganck ende poortken ende met alzulcken vrydomme, ey- ghendomme ofte meentuchten...

Belast met 4 schell gr. tsiaers die men gelt an diveersche disschen, godtshuusen ende kercken naer 't verclaer van den briefven daerof zynde ende sulcx als van ouden tyden. Voorts noch belast met 7 ponden gr siaers den penninck 16e, die men ghelt an de kynderen wylent Pieter Buerman sonder meer.

In welcke huuse de voorseyde Boys Vandepitte gherecht is by letteren van erfve ghepasseert voor schepenen deser stede in date 11 maerte 1631, onderteeckent Pauwel De Witte en overghestelt in het eerste register van St Jans zestendeelen f° 1209 en op f° 610 den 12 maerte 1637.

Voorts competeert desen sterfhuuse, ghelycke deelen als vooren, in een huus met zijn toebehoorten staende int voorhoofde binnen dese Stede ande zuudtzyde van de Carmersstrate met een cleene steene camere ande oostzyde eran staende, nu jeghenwoorddelick ghesepareert, staende tselve huus op den houck van de Corte Raemstrate ghenaempt "Den Bouden Buck", nevens dezelve Raemstrate ande westzyde an een zyde, ende vier steenen cameren toebehoorende aen Jan Verleye ande oostzyde an dander zyde, met een ganck vuytcom­mende in de voorn. Corte Raemstrate. Ende voorts metten erfven ligghende achter tvoornoemde huus met ghemeene mueren in de erfve west zuut ande oost-ende met zyn vriemuer ende de erfve van desen huuse ende voorts in zulcke vormen ende manieren als tselve huus ende tvoorzeyde ghesepareerde huuseken daer nefvens jeghenwoordelick ghestaen ende gheleghen waeren, ende met alzulcke meentuch­ten, vrijdommen...

Belast met omtrent de drie schellinghen grooten sjaers gront rente daenof men ghelt jaerlicx an die van den Eeckhoutte zes groten ende zes myten telcken Bamesse.

Voorts de disch van St Cruus en St Anna 19 gr en 19 myten; voorts de Capelrie van St Lieven binnen het clooster van St Claren 6 gr ende 23 myten siaers; voorts nog belast met drie ponden gr sjaers losrente den penninck 18e sonder meer.

In welck huus de voorzeyde Loys gherecht is bij letteren ten tsynen proffyte ghepasseert voor schepenen van desen stede den 20 hoymaent 1624 onderteeckent B. Robyn en overghestelt in 't eerste registre van St Jans zestendeelen f° 655 den 27 hoymaent 1624.

Baeten van ghereeden ghelde.

Hier wort te kennen ghegheven dat wiglent Loys Vandepitte op den 15n wedemaent 1642 hadden belast te doen twee cofferen cleeden juweelen ende ander huuscateil ten huuse van Anthone Pauwels ghenaemt ‘t Vosken. Wecke twee cofferen ten versoucke van de Heerlicheden van de Canunnicschen sijn "by die van het magistraat van Brugghe met den clercq van de becommerde, present twee heeren schepenen vandaer doen haelen ende stellen binnen den schepenenhuuse, in welcke twee coffers naer wettelicke inventaris daer van ghemaeckt.

Is bevonden in een leder sackske 26 schell. 10 gr 12 myten ende in een coffer met leder ghedeckt 7 ponden 12 sch 10 gr

zijn tsaemen 19     12      7     12  myt.

Anden baete soo van twee venditien ghedaen boen by den bailliu van de Heerlichede van de Can. present de vrienden van beede overledenen by de ghesworen stockhoudere van deselve Heerlichede„

Hier wort in baete ghebracht over dezelve twee venditien suuver boven alle oncosten  166    9      7

Voorts is vuytter handt vercocht de naervolghende juweelen op deprysie ghedaen by Bernard Van den Abeele twee coralen met gouden sloten

2

10

0

 

een vrauwe… (67) weghende 7 ons 3 inghelsche

3

2

8

 

twee ketens

3

3

0

 

een slot rieme

0

36

0

 

een iserken wegheiade 3 ons 10 ingh.

0

29

0

 

een keten

0

12

0

 

sesthien witte cnoppen

0

5

0

 

veerthien capeliia cnoppen

0

5

0

 

noch witte cnoppen aen een lint

0

3

0

 

een speke coter

0

6

0

 

drie haecken

0

10

0

   
           

Voorts heeft Aernout Vandepitte ontboden naer Duinkercken een roode armosijne sluyer ende een snapsack

2

16

6

   

Inschulden:

         

Daniel De Witte van teere

 

22

3

   

Ferdinand Michiels

 

10

6

   

Pauwels De Brune

 

3

8

   

Jacques Van Sluis

 

3

2

   

De Heere Commys La Begue (seght betaelt thebben)

4

2

   

Alexander Sproncholf

   

10

0

 

Ibona, brauwer in 't Schotelken (68), seght selve goed thebben

6

0

 

Jan Godeftoot

   

25

3

 

Mr. Nieuwenhove, ontkent

   

7

8

 

Jan Geilie

   

1

8

 

Aernout Gaillins

   

7

11

 

De lantmeter Corte

   

10

0

 

Mr. Van de Woude

   

3

4

 

Jan Van den bussche

   

4

8

 

Thomas De Soppere

   

4

0

 

Groote capelaen van Dudzele

   

2

8

 

Bailliu Tristram

   

1

8

 

Adriaen Baes

   

10

7

 

Brauwer Jan De Rudder, seght betaelt

 

6

2

   

Den pastor van Coolkercke

 

7

2

   

De vrauw van Guil. Van de Capelle

 

2

9

   

Sr Fatry, seght selve tgoed thebben

 

12

6

   

De jonghste sone van Jacob Michiels, woont yut de stadt

8

4

   

Francois Teerlinck

 

3

0

   

Boudewijn Van Cotenhijs, seght betaelt

 

15

0

   

Cornelis Ibona, seght betaelt thebben

 

4

6

   

Lauwereys Van de Neste, heeft zelf tegoed

 

11

4

   

Hr. SChotter, heeft betaelt

 

11

0

   

Francois Van Houtte

 

8

0

   

Jan de Lauwe, als hy de ronde gynck met bier

 

4

4

   

Jan Stael harinck

 

14

0

   

Jan De Saegher van Cruusabeele (69)

 

4

0

   

Maerten Denys

 

8

3

   

Coster van Ramskapelle

 

7

0

   

Francois Brouckman, heeft betaelt op ander rek. heeft tegoed leveren bier

15

4

   

Filip De Corte

 

15

4

   

Gaspar Van Dierendonck

 

20

2

   

Pastor van Heyst, is gaen wonen in Brabant

 

36

10

   

J° Naus

 

2

0

   

J° Mingoval

 

9

2

   

Ontfanghere van St Anna

 

1

2

   

Van den Dorpe, lakensnyder seght afgherekent te

         

zyn int coopen van tlaeken van brouck

 

5

4

   

Pieter Waelspeck

 

1

2

   

Cornelis Pieters

 

2

9

   

Guill. Smelte

 

1

8

   

Loys De Maeckere

 

7

6

   

Jan Van de Walle

 

1

6

   

Hooftman Louf

 

6

10

   

Timmerman van Dudzele

 

1

8

   

J° Haveskercke, maer ontkent

 

1

8

   

J° Wijnsberghe

 

9

0

   

Maillaert Van de Zijpe

 

11

0

   

Philips Van Dale

 

?

?

   

De Glasemaecker van Ramskapelle

 

2

10

   

Jacques de matsenaere van Dudzele

 

7

0

   

Joos Stevens, heeft zelve tegoed

 

15

4

   

Cornelis Van Hecke ontkent

 

1

10

   

Joos Van Thourout

 

14

4

   

Jan De Blackere, soo heeft ghewoont te St Anne en is over twee jaer bancqueroutier

5

4

   

Michiel De Wulf

 

10

0

   

Dr Bervoet, heeft goed van visiteeren

 

5

0

   

Cornelis Verleye, is bootsgezelle

 

5

0

   

Pieter De Vooght

 

3

0

   

Adriaen Stalpaert

 

10

0

   

Pieter de Schapere

 

7

4

   

Jacques Spank, van houden journael

 

4

0

   

Jacques Verschuere de jonghe

 

7

0

   

Jan Verbanck

 

4

0

   

Goodick die de cruyden haelt

 

8

8

   

Mr. Jan a la Made

 

20

0

   

Joos die de billiette haeldt van buuten

 

1

8

   

Gheeraert Bertholt

 

1

8

   

Ferdinand Van de Walle

 

2

0

   

De hoofdman van Heyst

 

8

8

   

Pauwel Boudens staet schuldich over de Wat, van Reygarsvl. maer midts hy seght niet verteert te hebben d’eerste partye ende van de latste niet te weten, twee partien als deselve versouckende gheweest ande Burgem, comt naer ontfanck

14

2

   

Bastiaen De Soppere, self te goet

 

22

8

   

Andries Van Ockerhout

 

22

8

   

Pieter Arents

 

1

6

   

Maerten Willems

 

1

2

   

Jacques d'Herbe, heeft meerder somme goet

4

4

6

 

Jan Sierens

 

16

8

 

Procureur Maertens, segt niets schuldich

 

7

0

 

Capelaen van St Gillis

 

19

0

 

Den brauwer van Lisseweghe

 

3

2

 

Marijn Moutan, muelenaere tot Watervliet

 

4

0

 

Tegheldecker Roose, heeft goet

 

5

8

 

Jah Deman

 

2

4

 

Huusvrauw Jan de Corte

 

5

10

 

Niclays Sereyns

 

1

2

 

Adriaen Maertens

 

3

2

 

Jan Van Daele

 

1

0

 

Jacques Beyts seght een dagh ghewrocht

 

3

6

 

Verekent met Pieter Herseele, blijft

 

2

1

 

Lucas Cortvrient

 

2

8

 

J° Charles Jacquet ghehaelde wijn; heeft tegoet over vercoop boonen

4

8

4

 

J° Philip Van de Broucke, heeft goet v. huushuere

4

9

4

 

Baeten van huushuere van huusen in stadt

Adriaen De Koukele heeft in huere de Gouden Croone ghepryst up 16 pd gr siaers ende up voorhand betael 10 pd sonder pachtbrief memorie.

Jan Le Maire heeft in huere thuus den Gouden Buck ten pryse van 9 pd gr zonder pachtbrief; heeft te goed van verschoten ghelde van reparatie memorie

Baptist Vandepitte bewoondt de steen camere ghesepareert van tvoorgaende huus die seghe zijn leven daer te moeten wonen voor niet memorie.

Vuytschulden daerinne desen sterfhuuse

Alvooren betaelt by de nbailliu van den Heerlichede van Canun- nicxse ende Proossche over de mysen van justitie ter causen dat den voomoemden Loys Vandepitte es gherecht gheweest met den bast omme dies hy zyne huusvrauwe adde ghesuffocqueert by wettelicke acte ende tauxatie, de some van (70)   136     12         5

Bijschrift: Bij de acte van tauxatie in date van 16 oughst 1642 onderteeckent Jegillon: ende dhoirs van Tonynken De Costete suti- neeren dat dese costen ende andere dierghelycke by nature slaen tot laste van dhoirs Vandepitte midtsby hem naer het overlyden van Tonynken ghecreert ende den rendant ter contrarie

Betaelt aen Anthone Ramsden over tweemael naer Damme ten laste van zijn huusvrauwe van Loys Vandepitte ende over zijn dienst in Betaelt aen Anthone Ramsden over tweemael naer Damme ten laste van zijn huusvrauwe van Loys Vandepitte ende over zijn dienst in het sterfhuus als officier ghedaen 8      4

aen Jan Van Daele omme tbewaeren met zijn huusvrauwe de meubels van den huuse naerdat Loys Vandepitte int ‘t Steen is gheleyt den tyt van een maent en 4 daghen  2      5      0

aen Jan Van den Buspche over tvoeren van peerden en waghen het doode lichaem van de Huusvrauwe vah Loys Vandepitte naer de kercke van (Koolkercke)  8      0                

aen Niclays Willems vacatie van 3 daghen ten sterfhuuse van de huusvr. van Loys Vandepitte int haelen van de doodtkiste en tbidden van de vrienden 6      8

ant clooster der Predikheeren over tcelebreren van thien missen doodtkiste ende een half pond was  19     6

aen Clays Wegghe swagher van de overl. de somme van 7 pd gr die hij Loys Vandepitte Verkent heeft schuldich te zijn bij zijn obligatie van date 26 maerte 1642  7      0      0

Aen Jacques Van der Haeghen over theire tsynen huuse ghedaen by de vrienden van Loys Vandepitte den 14 hoymaent 1642 na den uytvaert van de vrauw van Loys Vandepitte  2      0      0

Aen dhuusvrauwe van Corneel Beernaert over het nayen van hemden

ende flowijnen bij obligatie date 10 hoym. 1642  12     0

Aen Mr Joos Spillman die jonghe, over tvisiteeren en trekken van een adere ghedaen aen de vrauwe die het huus ende meubels int eerste bewaerden 6      8

Aen Docteur Corn. Van der Plancke van twee visiten ande selve vrouwe ghedaen 8      0

Aen Joost Verhoest, bidder, over zijne dienst in den uytvaert van Loys Vandepitte int clooster van de Predikheeren met het leveren van een pelder op de baere  8      0

Betaelt over extract ter griffie ter heerlichede v.d. canunnicxsche daerby den bailliu gheordenneert wierdt omme die muebelen in handen te stellen van vrienden omme die vercocht te worden 12     0

Aen Beerneert De Croes van diveersche versohoten ghelde en met thelpen de aerbeyders in twee venditie 2      6      9

Aen de huusvrauwe van de voorseyde Croes in den bereck van capitaele bij O.Vrouwekercke omme ‘t lossen van een silver pessenant (67) hier vooren in baeten ghebracht met het verloop ende moyenne saemen 8      15     0

(nij weten van Baptist Vandepitte de selve belast heeft omtrent 8 pd gr)

Aen Pieter Van Damme, xeert int Bardeken (71) over teere ghedaen bij Aernout Vandepitte broeder van de overledene met andere zijne vrienden in twee reisen, saem 7      0      0

Cornelis Van Eede stedegarson heescht ten desen sterfhuus als borghe ghesproken thebben over Loys Vandepitte jeghens Gill. Steen werckers ter cause van een ex. op den persoon van selven Pitte gedaen om betaelinghe van de helft van een coebeeste by hem Pitte ghecocht jeghens Jaspar Van Dierendonck ende voorts over een wet Telick ghetauweerde costen ter cause van een acte by deselve Steenwercker tot laste van hem Vandpitte vercreghen ter cause deser stede 2      18     9

ende voorts omme een arrest bij hem Van den Heede gedaen op de meubels van hem Vandepitte tsijnder ontblootinghe 10     0

Voort by hem betaelt an Jacques De Royere stedehouder over de oncosten executie gedaen op hem Van den Heede den tyt van acht daghen  32    0

Voorts over tlichten van zijn borchtochten ter greffie saeme; 1sch 9 gr daerop betaelt is 6 pd gr, rest   6      0      0

Aen Clays Wegghe swagher van Loys Vandepitte over eene voyagie ghedaen naer Duunkercken omme tbespreken Aernout nopende daffairen vanden sterfhuuse 6      8

Aen Loys Nollet clercq v.d. becommerde over zijn debvoren gedaen int vuythaelen van twee coffers cleederen ende juweelen die versteken waeren ten huuse van Anthone Danneels int Vosken midtsgaeders een ander coffer oock versteken in een huus jeghens den Buck bewaert by Adriaen Bats met het inventarieeren present de heeren schepenen van Brugghe. Midtsgaeders over trecht van den heere schepenen endetedegarders gheassisteert hebbende met de aerbeyders die des en gebrocht hebben in de groene camere memorie Adriaen De Bats heescht over staen van selve coffer tsijnen de somme van  ?      ?      ?

Anthone Danneels, wijnvercooper int Vosken ’72, heescht van leveringhe wijn midtsgaeders over dootschult van de gilde van St Jooris, die der oude boghen 10    1      0

Die van de gilde van St Michiel, die den schermers houden, heeschen soo over dootschult als teire 39     0

Jacques d’Herbe stockhoudere te lande van den Vrijen, om de goede tsijnen stocke bij Loys Vandepitte gecocht dienende de venditie tsaem staet schuldich 14     8      7      12 m.

Clays Willems heescht om zijn moeyenisse van tijt van drie daghen besich gheweest te dhuusvrouwe van Loys Vandepitte int begraeven  6      0

Alphons Verschriek, congergie van het oude voetboghenhof over tselve bij Loys Vandepitte gedaen den 2n Sinxen 4      6

Die van de ghilde van jonghe voetboghen heeschen over syne dootschult gheteeckent 28 febr 1633 2      0      0

De congiergie int selve hof heescht over teire 4      9

Philip Van der Plancke, lijnwadier, over leveringhe van lijnwaet den 21 meie 1642  10     0

Anthone Says backer, heescht over ieveringhe ghehaelt broodt Jacques Spae pretendeert over thouden van  31     6

bouck van de inschulden den tijt van een jaar, twintich gulden daermede nochthans bevyndt dat Joos Le Rooy te vooren deselve bouck houdende, heeft maer ghehadt 20 sch gr tsiaers, zijn hier bij probitie 3      6      8

Francois Van Eenooghe heescht over een quaerte melck ende zes eyeren 17     0

Hr. Jan Lootins heescht over leeveringhe van meersepin gedaen ten jaere 1642  5  1 12 m.

bouck van de inschulden den tijt van een jaar, twintich gulden daermede nochthans bevyndt dat Joos Le Rooy te vooren deselve bouck houdende, heeft maer ghehadt 20 sch gr tsiaers, zijn hier bij probitie 3 6  8

Francois Van Eenooghe heescht over een quaerte melck ende zes eyeren 17     0

Hr Jan Lootins heescht over leeveringhe van meersepin gedaen ten jaere 1642 5     1   12 m.

Hr Francois Van Callénberghe over leveren van meercerie 1641 9     0

Aernout Schockaert, leveren deilen 1637 20     0

Jan Bouckens weert int Brune Cruuse, van taire 17 april 1642 (73)  6     8

Adriaen Calis over leveren van een spaens lederen schoen den in meie 1642 8     6

Francois Van Wijmeersch heescht bij obligatie ondert. Loys Vdp 16.7.1641 over leveren raeploof 8 4

Anthone Gilliaert over leveren kalck in den Buck in de Carmersstrate den 16 apr 1642 12     0

Pieter Wittebroot cruydenier van tjaer 1639 9     6

Vidua Roel ant Barbier weertinne in den Vleighenden Hert heescht van ghehaelde bier, cost e.a. verschot ghedaen ande gone die het huus en de meubelen bewaerden 3  5     2

Pieter van Herzele over een vichtigh ghelevert maart 1642 10    0

Voorts heeft den overledene gelast te betalen ande kynderen van Mahieu De Ban 4 pd gr. seght seker consideratie bij zijn specificatie, last date 17 hoymaent 1642 4   0     0

Jacques Satele over teire gedaen 7.6.1642  3      0

Jacques Lambrecht apothecaris over, slot reken. 2     0

Laurens Van de Velde bij obligatie over mercerije 16     1 12 m.

‘t Sterfhuus van Mr Alexander Baervoet, docteur, over visiten 19     4

Charles Stalpaert, leveren partie backerie 8 maert  4      0

Daniel De Witte, procureur over vacatien 33     5

Jan Roose tegheldecker 2         2          10

Adriaen Baervoet, over coop van een deel van een coebeeste 2   0     0

Hr Daniel Pallaert over den 20n penninck van het huusghelt 8     0

Laureyns Van den Nete, pachter van de heerlh. van Canonn. accijnsen van bier en wijn 0     0

Joos Stevens, pachter van den import wijnen  9       0     0

Guill. Soete, pachter import van bieren 3       0     0

Francois Brouckman, brauwer leveren bier               33    15     0

Aen de pastor ende coster van Coolkercke int mainteneeren dat alsnoch moet ghedaen worden e een uytvaert over deselven van Tonynken Costers niet jeghenstaende zij es begraeven met een lesene messe in de selve kercke, daervoor sij hebben memorie

J° Philip Bonem moet hebben over een jaer huushuere Ter Panne verschenen kerstmisse 1641, 16 pond gr, daerop men bevyndt bij quitantie betaelt te zijn 11 pond. gr, dus rest 5 pd gr.

Voorts dat hij hier noch schuldich is van ghehaelde wijnen; voorts sijdert kerstmisse 1641 tot 17n hoymaent date van overlijden sijnde ontrent de seven maenden, compt 9 pd 6 sch 6 gr 6 myten. Verder diveersche administratieve

Meer baeten ten belope van 23 10 3 12 myten.

Loys zijn dood, der Advokaten brood.

Loys Vandepitte was dus gehangen en begraven. Kort en goed. Watte? Begraven? Goed? Jamaar momentje!

Sedert wanneer moeten de rechters de voorgeschreven wet niet meer volgen? Wie beslist hier zo eigenmachtig? Een terechtgestelde misdadiger begraven... en dan nog in gewijde grond?

Daar gaan we even ons werk van maken!

Wat zegt het placcaat van 1511 ter zake, Mijne Heeren Redenaars?

Mechelen 3 februari 1511 (74):

Het is ons ter ore gekomen, dat veel van onze officieren, baljuws, schouten en rechters in ons land en graafscbap Vlaanderen, uit eigen naam en op eigen gezag en aldus ons souverein gezag misbruikende of over het hoofd ziende, door corruptie en omkoperij en andere voordelen, aan terdoodveroordeelden zoals: misdadigers, wetovertreders en moordenaars en diergelijke, de gewijde aarde verlenen. Zelfs aan hen die veroordeeld werden tot de ergste straffen, werd met de grofste onbeschaamdbeid en oneerbiedigheid tegenover wet en gezag, deze gunste verleend, wat ontoelaatbaar is.

Wij ordonneren uitdrukkelijk en het moet kenbaar gemaakt worden in alle streken en steden van het graafscbap Vlaanderen dat geen enkel officier, baljuw of rechter, wie dan ook, zonder onze uitdrukkelijke toestemming oorlof mag geven om deze terechtgestelde misdadigers te laten begraven in gewijde aarde. Maar men moet de voorgeschreven wet onverbiddelijk en strikt volgen; wat inboudt dat ze moeten worden tentoongesteld op de plaats van terechtstelling, aan de galg, op het rad, e.d.m., tot spektakel en voorbeeld voor het publiek.

Dat is een, Heren Redenaars! Die wetteksten hebt ook gij gekregen!

Nummer twee, Heren Redenaars: als U ze niet meer bezit, kunt U ze vinden in de Hallegeboden (75). Daar staat de Franse tekst woordelijk neergeschreven. Er onder als aamaning om niet te vergeten: welcke letteren inhouden dat negheen officier van den prince, noch souverain bailliu, noch anderen, en gheverleent eenighe lichamen van persoonen die cause huerlieder malificien justicieert zullen worden, te ghedooghene of consenteerne eenich kerckhof up peyne...

Terstond condichen publieck ende openbaerlicken... ende doet vutroupen fallen plecken binnen den huusen... daer men ghewone es van ghelycken publiceerne ente uutroupinghe... den 7n dach van spoorcle int jaer 1511.

Daarom, in het proces hangende in ’t advies van het Hof van het Land, tussen de Heer Procureur Generaal van de Raad van Vlaan­deren en de Heren Redenaars van het Proostse te Brugge:

Het Hof uit zijn advies en veroordeelt de Heren in hun persoon en in hun prive name tot een boete van 50 Carolus guldens tot profijt van zijne Majesteit omdat zij de gewijde aarde verleend hebben aan Loys Vandeputte, gezeid Dolfin, geexecuteerd mette baste op de 17 juli 1642; dit contrarie het plakkaat van het jaar 1511 met uitdrukkelijk verbod van in de toekomst nog hetzelfde te doen op straf van verdere rechterlijke vervolgdigen. Ordonneren dezelf- de Heren Redenaars te zien in hunne registers of zij geen yegen- sprekelijke teksten vinden en die te doen schrappen.

Daarvan moet binnen de 14 dagen kennis gegeven worden. Nog juist leesbaar is, dar ze tevens moeten opdraaien voor de kosten van het proces.

Wanneer deze veroordeling uitgesproken is, weten we niet juist. Deze bundel (76) bestaat uit 24 bladen in los verband, waaraan de muizen zich hebben tegoed gedaan. In grote lijnen kunnen we het verloop echter wel volgen.

Op 20 oktober 1642 beantwoorden de Heren Redenaars een rekwest van de Heer Procureur. Door een drager laten ze deze bestellen ten huize van de Procureur. De messagier Burgraeve overhandigde dit antwoord aan de knecht, zoals nauwgezet aangetekend werd. Daarin stellen de Redenaars:

Dat de Heren van het Hof abuus zijn en de daad van Loys Vandepitte bedreven, toch niet zo uitgesproken en enorm was, dat deze boven de doodstraf nog zou tentoongesteld moeten worden; want dat het onwaarschijnlijk is, dat hij met vooropgezette wil zijn vrouw de kele heeft ingeduwd. Ter contrarie, dat ze te samen in twist waren, zodanig dat de vrouw is beginnen overgeven en Loys in woe- de is ontstoken en zijn hand op haar mond heeft gehouden en er zo het braaksel heeft ingewreven. Het moet gebeurd zijn door de verdubbeling van de walging, zonder dat hij haar gepraamt (77) heeft tot de dood. Ziende dat zij door verstopping buiten westen was, is hij om hulp gelopen bij de buren. Dezen hebben de vrouw nog levend gevonden, maar zij is in de verstopping gebleven en is gestorven.

Alle omstandigheden in acht genomen, en uit alle getuigenissen blijkt dat het zo moet gegaan zijn. De ware toedracht hebben ze niet kunnen rekonstrueren en ze hebben zich moeten baseren op de bekentenis van de delikwent.

Wat het plakkaat betreft, zeggen de Heren Redenaars dat noch binnen de stad van Brugge, noch in het Land van het Vrije, noch in enig andere juridictie daarin gelegen, het genoemde plakkaat nooit in gebruik is geweest of toegepast ten aanzien van een simpele doodslag (zonder voorbedachtheid), en de lichamen nooit werden tentoongesteld in zo een geval.

Door dit alles menen de Heren Redenaars dat de Heer Procu­reur zijn verklaring moet afgewezen worden en de Heren Redenaars moeten ontslagen worden van straf en kosten.

Ondertekend: Bambeke en Hubrechts.

Op 13 november dient de Heer Procureur de Redenaars van antwoord. Dit schrijven werd op 14 nov. aan de heer Legillon, greffier van het Proostse overgemaakt. In deze repliek van de Procureur Generaal van Vlaanderen zegt hij aan de Heren van het Proostse dat zij niet kunnen loochenen dat ze aan Loys Vandeputte de heilige aarde hebben toegestaan, niettegenstaande deze gehangen werd voor moord op zijn vrouw. Ook kunnen zij niet loochenen dat er een begrafenisdienst heeft plaats gehad in de kerk van de Predikheren. En dat terwijl ze het lichaam moesten tentoonstellen aan de galg volgens het plakkaat van 1511.

Dat ze in hun antwoord deze zaak pogen te verschonen en trachten te minimaliseren, hoewel het plakkaat uitdrukkelijk en zonder onderscheid alle subalterne rechters bevel geeft de kriminele delikwenten die veroordeeld zijn tot "uutterste suppletie", na het volbrengen van het vonnis, tentoon te stellen tot spektakel ende voorbeeld voor het publieke. Het is geen enkele rechter geoorloofd dispensatie te verlenen, onder wat voorwendsel ook.

Verder verwijst de Procureur Generaal naar een geval waarvoor de Burgemeesters en Schepenen van het Vrige werden gestraft. De tekst ontbreekt, zodat de juiste toedracht ons ontgaat.

Repliek van de Heren Redenaars op 7 sporkle 1643:

De Redenaars persisteren bij de inhoud van hun eerste antwoord, nl.:

  1. Dat het blijkt dat "het faict" in kwestie niet is geweest een "crijm" (78) zo enorme, dat het dode lichaam zou moeten geexposeerd zijn.
  2. Buiten welk geval de Heren beklemtonen niet verschuldigd geweest te zign, het dode lichaam van Loys Vandeputte tentoon te stellen, daar het plakkaat spreekt van grote en enorme feiten. Voor simpele doodslag is dat nooit in gebruik geweest.
  3. Betreffende de veroordeleing van de Burgemeesters en Schepenen van het Vrije, geloven de Heren Redenaars niet dat het een geval was als deze waarover zig moesten recht spreken.
  4. Boven dat, en zo de Heren hebben verstaan, zijn de Burge­meesters en Schepenen in beroep gegaan.

Getekend: Van Bambeke, Hubrechts.

Zoals men ziet gaven de Redenaars zich nog lang niet gewonnen en deden zij beroep op het gewoonterecht.

Nu hebben we nog een tekst over dit proces; deze causa of­ficii. Verschiet maar niet: als datum krijgen we 4 maart 1645:

Allen de gonnen die dese present Srs. zullen zien ofte hooren lesen salut. Wij Bertram Lesuis ende Christiaen Ritsaert licentiaten in de rechten, notarissen publicq, residerende binnen de Stede van Brugghe, up den 4 maerte 1645 wesende in collegie van de bailliu ende redenaers de Heeren van den Proosschen binnen de- selve Stede van Brugghe, deselve Collegie wesende collegiael vergaedert, hebben deselve bailliu ende redenaers aen ons notarissen voornoemt te kennen ghegeven, dat in selve proces dat zij hadden in de Raede van Vlaenderen als betrocken Srs. geghens den Pro­cureur Ginnerael van Vlaenderen, causa officii, ----- (79) maend sporcle - is, daer big dese - ende redenaers zijn ghecondemneert in heurlieder particulier ende privee naeme in de boete van vijfich Carolus guldens tot prouffytte van sijnen Mat. ter cause van verleent de heleghe aerde an Loys Vandeputte gheseyt Dolphijn, gheexecuteert metten baste up de 17 July 1642, contrarie het placcaet van den jaere 1511 met interdictie van meer ghelycke doene up peyne van voorer arbitraire correctien ende voorts gheordonneert in die zy dus eenighe notitie theurlieder registre behouden hebben, deselve aldaer te traceren ende royeren ende daervan ande Srs. te ----- eren acte binnen de 14 daeghen  ----  van de selve sententie ----- condemneert in de costen van de processe ter tauxatie van de gonne.

Bij welcke sententie de voorseyde bailliu ende redenaers

seyden heurlieder ----- te vinden gheledeert ende ghegraveert waeromme zij in handen van ons, notarissen voomoemt, verclaert hebben van deselve sententien te appleeren met pr ----- van appel te verheffen ende vervolgen in tijden en wijlen; versoucken de oversulcx an alle notarissen ende publicque persoonen -----heurlieder verclaers van appelle gheinst thebben mids procureur ginnerael van Vlaenderen, midsg. ande raedslieden van sijne Ma.t Raede van Vlaenderen, ende danof heurlieder ghelevert relaes te valideren ghedaen binnen ende jaere de waerheyt ----- hebben wij notarissen voornoemt dese omgt onderschreven.

Bert. Lesius ende Chr. Rotsaerto

Hier verlaten wij U, beste Lezer. Met spijt? Nee.

Om de oplossing te vinden en te krijgen van dit proces zouden we te lang moeten wachten. Deze zaak is trouwens in beroep en nu zijn er een paar deugdelijke advokaten aan het werk. Hoe deugdelijker deze zijn, hoe langer een zaak duurt en hoemeer ze kost.

Dr. Maes L.Th. in zijn werk "Vijf eeuwen stedelijk strafrecht" geeft ons op, dat pas in 1663 werd toegestaan terechtgestelden te begraven in gewijde grond. Als bron wordt vermeld: Rijksarchief Brussel, Rekenkamer Nr 15678 (1663). Deze toestemming werd niet algemeen gegeven, maar kon worden toegestaan in sommige gevallen (80).

Daarmee zien we dat Loys Vandepitte, ondanks alles, toch nog (na zijn dood) een geluksvogel is geweest.

-----------------------------------------------------------------------------------

Bijlage

Malines 3-2.1511 . A nos amez et feaulx les president et gens de nostre chambre de conseil en Flandre, salut et dillestion.

Comme il soit venu a nostre congnoissance que plusieurs officiers, mesmement nostre souverain bailly et aultres noz officiers, bailliz, escoutettes et juges subaltemes de nostre pays et comte de Flandre, de leur authorite privee et indeue, et en usurpant temerairement nostre authorite et haylteur s'avanchent joumellement par corruption de dons, composition ou aultrement d’accorder et octroyer sepulture en terre sancte, aux crimineulx, deliquans et malfacteurs, par eulx condempnez et executez au dernier supplice, qui ne sont choses tollerables.

Nous (desirants a ce pouvoir, par l'advis et deliberation de nostre tres chere et tresamee fille de nous Empereur, dame et tante de nous Charles, L’ Archiducesse d’Autrice, ducesse et comtesse de Bourgoigne etc. etc. des gens de nostre conseil prive les elle) nous ordonnons et mandons bien expressement et a certes que incontinant ceste veue vous faictes publier et deffendre de par nous, par tout nostredict pays et comte de Flandres, es lieux ou l'on est accoustume faire criez et publications, que d'oresnavant, nul de nosdicts officiers, souverain bailliz, juge subalterne, ny aultre, quel qu'il soit, ne s'avance ou presume, sans l'expresse ordonnance et conge ou consnetement de nous ou de nostredicte fille, dame et tante, d'accorder ou octroyer a aulcuns des diets malfacteurs condempnez er executez ladicte sepulture ou terre saincte, mais en laissant accomplir la justice, soit par assiete, attache au affixion de corps morts a gibets, roues, fourques ou aultre choses, en spectacle et exemple publique, selon leurs demerites et la qualite de leurs malefices, a peine d'encourir indignation et d'en estre puniz arbitrairement selon l’ex­igence du cas.

Si nous mandons que ceste nostredicte deffence, vous faictes garder et observer estroictement et inviolablement. Procedant et faisant proceder contre les transgresseurs d’icelle, sans port, faveur ou dissimulation quelconque: Car ainse nous plaist-il.

Et de ce faire nous donnons pouvoir, mandons et commandons a tous que a vous en ce faisant ilz obeyssent et entendent diligemment. Donne en nostre ville de Malines, le 3e jour de febrier l'an 1511. Ainsi signe: Margrite. et du secretaire, par l’Empereur et Monseigneur l’Archiduc en leur conseil: Van den Damme.

Gebruikte Documentatie.

  • Rijksarchief Brugge:
  • Inventaris van het archief van de Proostdij van St-Donaas te Brugge, Dr. J. Marechal. Brussel 1960.
  • Archief van de Proostdij van St-Donaas: registers 1567 f° 90 tot 128 en bundel 108.
  • Placcaetboeken van Vlaenderen. Tome I, p 214.
  • Parochieregisters van Koolkerke: geboorten, huw. overl.
  • Stadsarchief Brugge:
  • Boedelstaten: 1e reeks Nr 1611 Anna Van den Aveene(1639) - Nr 1077 Gillis Bossaer (1633) - Nr 1657 Janneken Vandepitte(1640)
  • - Nr 1713 Tonijnken De Oostere en Loys Vandepitte (1642) - Nr 1777 rekening purgatief van dezelfde.
  • Hallegeboden, reg. 1503-1513, f° 343 v° (of 445 v° en 446 r° in potlood)
  • Inventaris van de Zestendelen van Brugge: De St-Jans Zestendelen 1e register.
  • Burgerstand Brugge:
  • Registers dopen, huwelijken en overlijdens van St-Anna St-Kruis.

Literatuurlijst

  • De Smet Dr. J., In het middeleeuwse Brugge, Gidsenbond Brugge.
  • De Witte Huberts Fr., De beul en zijn werk. Amsterdam 1937.
  • Handers Jan, Van criminele saken ende quaede feyten. Heideland.
  • Maes Dr. L.Th., Vijf Eeuwen stedelijk strafrecht, Antw. 1947. De Sikkel.
  • Marechal Dr. J., Inventaris van het archief van de Proosdij van Sint-Donaas te Brugge: inleiding.
  • Coomaert M., Topografie, G-eschiedenis en Toponimie van St.-Pie- ters-op-de-Dijk, Brugge 1'972.
  • Wintein W., Koolkerke, met kaart, in Rond de Poldertorens 7e jaar Nr 1.

Nota’s

  1. Een wat verwarde uitleg op deze bladzijde. Het blijkt er om te gaan of hij al dan niet hoerebaas is geweest.Een stove: was een badinrichting, heel dikwijls van verdacht alooi.
  2. Coutsesponde: beweegbare plank aan een bed of een bedkoets. V.D.
  3. Casacke: Kazak, overkleed voor man, met wijde mouwen. V.Dale
  4. Weegh: wand, muur, houten schot of zijwand. Van Dale
  5. Waterpoort: moet hier een andere benaming zijn voor Dampoort, de enige poort die langs deze zijde van de stad is gebleven nadat het ganse komplex gewijzigd werd in 1621.
  6. De lichte: gewestelijke benaming voor longen?
  7. De zulle: ook zille, dorpel
  8. De Drie Lindekens: niet gelokaliseerde herberg, huis of plaats. Vandaar moest men uitzicht hebben op de stadspoort en kon het dus niet zo ver vandaan zijn.
  9. Een schip: een schop. Ww. schoppen.
  10. Een zuele waters: een emmer water. Verbasterd seau.
  11. Schrijven aan de boom: aantekenen van niet betaald verteer. Vgl. schrijven aan de balk.
  12. De beschrijving van de tortuur is niet te vinden in de procesbundel. Door het lezen van verscheidene werken ter zake, zijn we min of meer ingelicht hoe en wat zo'n tortuur was. Van de halsband bestaan veel varianten. Het was wel een van de pijnlijkste martelingen.
  13. Een paternoster of twee: hier is wel degelijk bedoeld, de tijd nodig om een paar korte gebeden te zeggen.
  14. Crancen: crencken, kwaad doen aan de gezondheid. Schaden
  15. Reeuwen: een lijk afleggen. Van Dale
  16. Het sibbeteken van Loys Vandepitte lijkt wel op een molen omte spoelen.
  17. Hangen is een eeuwenoude en onterende straf. Oorspronkelijk werd het vonnis voltrokken door het slachtoffer aan een tak van een boom te hangen. Daartoe werd gevlochten boombast of gevlochten teen gebruikt om hen de keel te snoeren.
  18. Zoals voor de tortuur hebben we voor het hangen getracht eenrekonstruktie te maken. Dit is wel iets gewaagd daar de geplogendheden verschillen in detail van streek tot streek. De naam van de biechtvader is fiktief, wel was het een Predikheer? De aanwezigheid van de schuttersgilden is misschien verrassend voor de lezer. Feit is echter dat er voorgaanden waren te Antwerpen, Loys was gildebroeder in twee schut­tersgilden en lid van de schermers, zodat het genszins ongewoon zou zijn dat ze daar tegenwoordig waren. Trouwens wanneer de veroordeling was uitgesproken werd de veroordeelde een zoenoffer dat geofferd moest worden, eertijds een ge- wijd gebeuren, dus kwam er wel wat opluistering bij te pas.
  19. Cranclien: andere vorm voor crancen, krenken.
  20. Confisceren van goederen van een veroordeelde: van de veroordeelde werden de goederen aangeslagen ten belope van de to- tale onkosten van onderzoek, proces en terechtstelling, plus alle onkosten daarmeegaande. De rest werd vrijgegeven voor de erfgenamen. Dit zien we hier gebeuren. Veelal werd geschreven dat al zijn goederen werden aangeslagen en verbeurd. Dit is in zoverre waar, dat alles verbeurd wordt tot het ogenblik dat de kosten van justitie betaald zijn. De rest komt vrij. Maar men moest al wat bezit hebben om deze som te kunnen betalen; vandaar dat van de meesten hun bezit geheel opging of zelfs ontoereikend was. Zie noot 70.
  21. Wedemaand = juni.
  22. Jan Babtist Vdp en Elisabeth. Descarmes zijn huisvrouw: Hierheeft de schrijver verward. De heer B. De Croes was gevolmachtigde voor Aemout Vandepitte, de zoon van Baptist, Aernouts vrouw was El. Descarmes. Baptist was de vader van Loys en van Aernout.
  23. Douaries een som geld die per huwelijkskontrakt beschrevenwordt als weduwgeld, en die voor alle andere erfgenamen dient te worden uitgekeerd bij overlijden v.d. man.
  1. Pessenant?: onbekend, komt ook voor in uitschulden daar dit juweel beleend was geworden.
  2. ' t Schotelken.: niet gelokaliseerde herberg. Waarschijnlijk niet op Koolkerke.
  3. Cruusabeele: plaats op de grensscheiding van Koolkerke en Dudzele. Nog niet lang verdwenen hoeveherberg langs de baan van Brugge naar Dudzele.
  4. De som die betaald werd aan het Proostse bedroeg 136 pd 12 sch 5 gr, dus de hele som. Daarbij de aanmerking van de erfgen. De Costere die zeggen dat deze som alleen te dragen is door de familie Vandepitte;
  5. 't Bardeken: niet gelokaliseerde herberg.
  6. 't Vosken: niet gelokaliseerde herberg. Waarsch te Brugge.
  7. 't Brune Cruuse: herberg, niet gelokaliseerd.
  8. De Franse tekst in bijlage.
  9. Hallegeboden: stadsarch. Brugge 1503-1513.
  10. Archief Sint-Donaas: bundel 108.
  11. Gepraamt: Van Dale geeft: Pramen = drukken, knellen.
  12. Crijm: fr. crime = misdaad.
  13. De streepjes zijn verdwenen tekst... muizenvoer!
  14. We hebben tussen 1642 en 1665 geen plakkaat gevonden die wijziging bracht aan voorgaande toestand. Toch kan het best dat de trend in het Vrije toegepast, zich verspreid heeft. Ook merkt schrijver op dat het enkel in bepaalde gevallen mocht toegestaan worden.

Anno 1642 - Het Proces van "Den Dolphijn" (2e deel)

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1974
02
073-102
Vincent Willem
2023-06-19 14:40:26