Sint-Antoniuskerk van Blankenberge
Maurits Coornaert
Onze collega en vriend R. Boterberge was, in opdracht van de kerkfabriek, reeds een paar jaar bezig met een studie over de oudste van de huidige twee parochiekerken van Blankenberge, nl. de kerk toegewijd aan St. Antonius Abt of Eremiet. Onlangs heeft hij de vrucht van zijn navorsingen gepubliceerd. Dit werk wekte dadelijk onze aandacht, omdat schrijver de geschiedenis van de bedoelde kerk van verscheidene oogpunten uit belicht (1).
R. Boterberge behandelt vooreerst de historische geografie van de streek, waarin Blankenberge gevestigd werd. Hij verklaart dat een dijklijn bestaande uit Gentele, Eerste Evendijk en Zidelinge, de streek tussen Brugge, Uitkerke, Bredene en Oudenburg tegen overstromingen beveiligd heeft. Hier zien we vooreerst dat schrijver nog steeds de, sedert enkel jaren voorbijgestreefde, opvatting aankleeft dat de genoemde dijklijn, in de eerste helft van de 11e eeuw, aangelegd werd om de opkomende Duinkerke III A-transgressie tegen te houden (p. 15-16).
Daarnaast merken we dat schrijver geen aandacht schenkt aan het feit dat ondergetekende, in zijn studie over Uitkerke, de historische geografie van Blankenberge besproken heeft, en dat we daar het principe van de 'preventieve' dijkbouw niet meer aanvaarden, aangezien we ons verplicht zien de aanleg van de bovenvermelde dijklijn even voor het jaar 1000 te stellen. Ook vergeet hij te vermelden dat we de toponiemen Gentele en Eerste Evendijk reeds in 1967 gelokaliseerd hebben (2).
Schrijver behandelt de verdere landwinning buiten de Evendijk A, nl. het poldertje van de Westdijk en het poldertje van de Oostdijk. Terecht situeert hij de oudste woonkern van Blankenberge in de noordhoek van het laatstgenoemde poldertje (p. 17). Hij tekent de vijf hierboven genoemde dijken op een schetskaart die, in de sector Blankenberge-Bredene, wonderwel gelijkt aan onze “'Schetskaart van de Polders ten noorden van Brugge” (einde 13e eeuw).
Vanzelfsprekend komt de dubbelnaam Scharphout-Blankenberge ter sprake. Boterberge aanziet het als een legende dat Blankenberge ooit Scharphout geweest is. We gaan volledig met hem akkoord waar hij de volgende etymologie als legendarisch beschouwt: scharphout bedoelt de scherpe palen, waarmede de bewoners hun woonplaats tegen de zeerovers beschermden (p. 22).
Schrijver stelt vast dat er in de noordhoek van het poldertje van de Oostdijk een O.-L.-V.-kerk gestaan heeft: 'de oorspronkelijke aanwezigheid van de parochiekerk op de grond Scharphout'. Deze kerk leed stormschade in de winter 1334-35 (p. 23); de kerk en de omringende bewoning kon men niet op de oorspronkelijke plaats behouden; een paar jaren later bouwden de Blankenbergenaren landinwaarts een nieuwe kerk, nl. de huidige St.-Antoniuskerk (p. 27).
Wij begrijpen niet het probleem van schrijver. Voor ons is de topografische ontwikkeling van Blankenberge duidelijk. Toen op het einde van de 10e eeuw de dijken Gentele-Eerste Evendijk een groot deel van de kustvlakte gewonnen had, lag er vóór de noordoosthoek van het ingepolderde land een schorre, die in noordoostelijke richting aanwies, en omwille van haar vorm Scharphout geheten werd. Een deel van die schorre werd gewonnen door de West- en de Oostdijk (3).
De noordoosthoek van het laatst aangewonnen poldertje behield de naam Scharphout. Daar vestigden zich vissers achter de nieuwe zeedijk. Dank zij die gunstige positie groeide een vissersdorp op de plaats 'ten scarphoute'. Dit dorp vormde een deel van het ambacht Uitkerke. Uit deze laatste werd ca. 1185 de parochie Wenduine, en ca. 1200 de parochie St.-Jan-op-de-Dijk afgescheiden.
Ook in het vissersdorp 'ten scarphoute' werd een hulpkapel gebouwd. Deze werd in de eerste helft van de 13e eeuw tot parochiekerk verheven. Zo ontstond de parochie van O.-L.-Vrouw 'ten scarphoute'. Uit de attestaties die K. De Flou geeft, blijkt toch dat de O.-L.-V.-kerk en de 0.-L.-V.-parochie oorspronkelijk naar de plaats Scharphout genoemd werden.
K. De Flou, Toponymisch Woordenboek, VI, 182:
- 4 attestaties, van 1199 tot 1287, waarin de term 'EccleSia de Scarpout' voorkomt (genomen uit La Flandre, VI).
- de rekening nr. 6 van het St.-Janshospitaal te Brugge (1281) geeft dezelfde attestatie.
- vanaf 1290 voorbeelden waar de kerk 0.-L.-Vrouw van Scharphout geheten wordt.
- vanaf het midden van de 14e eeuw teksten met de formule 'Scharphout nu gheseyt Blanqueberghe'.
De O.-L.-V.-kerk en een deel van het omringende vissersdorp 'ten scarphoute' zijn voor de opdringende zee geweken. Het valt niet te loochenen dat de Vlaamse kust, van Wenduine tot Heist, in de 13e en de 14e eeuw, ongeveer 150 m aan de opdringende zee moest prijsgeven. Dit landverlies hebben we reeds bewezen (4). De ommelopers van de Blankenbergse Watering uit de 16e eeuw zinspelen nog op het feit dat de secties tussen de Oostdijk en de dorpskom van Wenduine een strook grond verloren hebben.
De parochie O.-L.-V.-ten Scarphoute werd waarschijnlijk ca. 1250 uit het ambacht Uitkerke losgemaakt. Het dorp verwief stadsrechten. Het nieuwe stadje kreeg de naam Blankenberge. Legendarisch is in elk geval het verhaal dat de nederzetting 'ten scarphoute' helemaal door de zee verzwolgen is.
Laten we even de vroegste ontwikkeling van Blankenberge met die van Heist vergelijken. Nadat de tweede Evendijk, ten oosten van de Oostdijk van Blankenberge, een groot stuk van de kustvlakte gewonnen had, ontstond in de noordoosthoek van de nieuwe polder, op de Rugge, een vissersdorp. Daarna werd de Oudemaars polder gevormd. De vissers van de Rugge gingen achter de zeedijk van de nieuwe polder wonen, op het Hoge Leen van het Hof te Heis.
Omwille van de bevolkingsaangroei bouwde de parochie Lissewege een kapel op de Rugge. Deze kapel werd ca. 1200 verheven tot parochiekerk. Deze kreeg de naam Koudekerke, met als patroonheilige St.-Antonius Abt (5). Omstreeks dezelfde tijd werd ten oosten van Koudekerke de Vardenaarspolder ingedijkt. Daar ontstonden de dorpen 'ter scaarte' en 'ten cnokke'. Te Heis en te Schaarte, die beide bij de parochie Koudekerke behoorden, woonden hoofdzakelijk zeevissers (6).
R. Boterberge bespreekt de bouw van de nieuwe kerk. Deze kwam klaar in 1358 en werd aan St.-Antonius Abt of Eremiet toegewijd. Schrijver wijdt vele pagina's (29-76) aan de geschiedenis van het gebouw. Daarbij kan hij op interessant bronnenmateriaal steunen. Zoals omzeggens alle kerken in het Noord-Vrije, kreeg ook die van Blankenberge het hard te verduren in de woelige periode 1580-1600. Het herstel begon gedurende het Twaalfjarig Bestand (1609-21). Vanaf die periode beschikt de schrijver over de kerkrekeningen. Met behulp van deze en andere documenten volgt hij de heropbouw.
In het midden van de 18e eeuw werd de kerk, met de steun van het stadsbestuur en van de vissersnering, verder gerestaureerd en opgesmukt. Dit feit geeft aan de schrijver een uitstekende gelegenheid om uit te weiden over de omvang en de activiteit van de Blankenbergse vissersvloot in de 18e eeuw (p. 49-59). Deze pagina's bevatten nuttige gegevens over de geschiedenis van de Vlaamse zeevisserij. Hoofdstuk V verschaft interessante details over het harde dagelijkse leven van de Blankenbergse vissers in de 18e eeuw; en over hun devoties. Hoofdstuk VI beschrijft uitvoerig en deskundig de altaren, de kerkmeubelen, de schilderijen en de klokken.
Voetnoten
- Robert Boterberge, De Geschiedenis van de Sint-Antoniuskerk te Blankenberge (1975)
- M. Coornaert, Uitkerke, p. 19-21. Zie ook M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p.438-440, waar we de stelling van de zogenoemde preventieve dijkbouw weerleggen.
- M. Coornaert; Knokke en het Zwin, p. 22.
- M. Coornaert, Uitkerke, p. 21-23
- M. Coornaert, Koudekerke-Heist, p. 17-18
- M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p. 27-28.