Twee sluizen van Groot Reigarsvliet
Roger Crois
De twee sluizen waarvan hier sprake, hebben gelegen op de Hoeke Vaart dichtbij het Sint-Frederiksfort. De ene werd gebouwd rond 1410, de tweede rond 1550.
Met het steeds verergeren van de toeslibbing van de vaargeul van het Zwin, zocht Brugge een middel om deze verzanding te bestrijden. Van een andere kant was de rivier de Reigaarsvliet tussen Schapenbrugge en Vijfhuize ten zeerste verland (en het Nieuwland zou weldra met een sluitdijk van de zee worden afgesloten). Tussen het Oud Zwin en het Zwin werd rond 1410 het 3e Leugenzwin of de Hoeke Vaart gegraven, die al het water van de Watering Groot Reigarsvliet verzamelde. Het was niet alleen een grote hulp voor de zeer uitgestrekte Watering, maar men hoopte met deze watertoevoer de Zwingeul uit te schuren en de verzanding tegen te werken (1).
Om het water op het nodige debiet te houden, bouwde Brugge samen met Groot Reigarsvliet, een sluis op de Nieuwe Waterganc van Reingersvliete (2), ook genaamd Nieuwe Sweene (3) of Waterganc van Reyghersvliete (4). De sluis kwam gereed in 1412 (5) en lag bij de plaats genaamd 'Calchoven' (6). Waar moeten we Calchoven of Kalkoven zoeken?
In een charter van Filips de Goede van 1421 (7) wordt deze plaats gesitueerd tussen Hoeke en de dam van Nieuw Mude (8).
De sluis bij Kalkoven wordt meermaals vermeld in: a/ de Ommeloper van de Watering van Greveninge en Klein Reigarsvliet (9) (0.G.K.R.); b/ het Ommeloperken van de landen op Westkapelle, die deel uitmaakten van St.-Anna ter Muiden (0.W.S.A.) (10).
De sluis van Groot Reigarsvliet lag ergens tussen het perceel 7 van het eerste begin van Greveninge en 'Den Hooghen Bilk' in het 3e begin. Volgens (O.G.K.R.): 1° het perceel 7 van het 1e begin is een vijfhoucte sticq, cum noortzijde ende oosthende andt Nieuwe Swin jeghens tdeurghesteken gadt, daer de oude sluyse van Reygarsvliet lach... commende cum suutoosthende tot anden thee (=teen) van de voorseyde landycq (11) 2°de Hoge Bilk ligt in het 3e begin en bestaat uit 3 percelen, genummerd 22, 23 en 24; perceel 22 paalt 'cum suutoosthouck ant gat daer t sluuseken pleech te ligghen' (12) en Perceel 24 grenst 'cum westhende ant gat daer de oude sluuse lach van Reygarsvliet, wijlen Jan de Baenst gat' (13). Volgens 0.W.S.A.: perceel 6 in de Hoge Bilk was 'verhaeckende inden suutoosthouck suutwaert tot anden dijck ende metten suutoosthouck ant gat daer tsluyseke plach te ligghen' (14); en perceel 8 in de Hoge Bilk lag 'metten westeynde ant gat daer de oude sluyse placht te ligghen van Reygarsvliet, wijlen de Baenst gat' (15).
De teksten zeggen 'placht te liggen'. De sluis lag, bij het opmaken van de beide ommelopers niet meer op dezelfde plaats van 1412. De ommeloper vertelt dat 'de dycken vanden Sweene by den vloet van seewaeter afgespoelt syn'. Sneuvelden dijken en sluis bij de Elizabetvloed van 19 november 1424? of werd de sluis vernield onder de oorlog van Brugge tegen Maximiliaan van Oostenrijk? Dat is wel het meest waarschijnlijke. In 'Knokke en het Zwin' (16) vertelt M. Coornaert dat onder die oorlog (1488-1490) de waterweg van Sluis naar Brugge afgegrendeld werd en de Bruggelingen de Hoeke Vaart als vaarweg naar Sluis gebruikten. De dijk nevens de sluis van Groot Reigarsvliet werd doorgestoken om een rechtstreekse verbinding met het Zwin te bekomen. Deze bres werd genoemd het 'Gat van Pycavet'. Is dat 'Gat van Pycavet' te vereenzelvigen met het 'deurghesteken gat, wijlen Jan de Baenst gat', waarvan spraken in de ommelopers? (17) De luchtfoto vertoont op deze plaats een uitstulping van de Hoeke Vaart.
VERKLARING BIJ DE KAART
- Het 1e Begin van de Watering Greveninge.
- In het 3e Begin Greveninge: de Ramsbilk. (Tussen het 3e en het 4e Begin Gr. ligt de Verdonkerde Ramsweg)
- In het 4e Begin Greveninge: de Zilte.
- In het 3e Beg. Gr.: 'den Hooghen Bilcq', nu genaamd de Hoge Weie.
- Wijlen Sint-Frederiksfort.
- De gewezen Landdijk = dijk van Greveninge.
- De hoofdwatergang van 's Heer Baselishoek.
- Sluis van Groot Reigarsvliet, gebouwd rond:1550 door Charles van Boonhem.
- De sluis van Gr. Reigarv. gebouwd in 1410-1412.
- De Zwarte Sluis.
R. (tussen de cijfers 3 en 5): de Verloren Kost. 1604 : Maurits van Nassau verovert het Frederiksfort. Houcke... : de Hoekevaart.
Wij besluiten: de sluis van de Watering Groot Reigarsvliet lag in 1412 tussen het 1e en het 3e begin van Greveninge, nabij het Jan de Baenstgat; de plaats Calchoven of Kalkoven lag daar heel dicht bij.
De buitenmensen, die sedert generaties in een streek wonen en werken, kunnen soms oude toponymen, die in de volksmond wel voortleven, heel juist situeren. Zo spraken wij met de heer Gerard Tilleman, medelid van Sint-Guthago. Zijn hofstede ligt aan de nieuwe brug over de Damse Vaart te Hoeke, op een paar boogscheuten van de hierboven besproken plaatsen. Hij wist ons zonder aarzelen te zeggen: Kalkoven, dat ligt in Den Hogen Bilk. Het verwondert ons niet, want reeds lang vermoedden wij dit, ook al door het bekijken van de kaart Pourbus van circa 1575, waarop we op deze plaats een stukje land vinden eigenaardig omringd door dijkjes. Op het schetsje hieronder, dat we vonden bij f. 236 van O.W.S.A. worden de toen geplaneerde dijken met stippellijnen aangegeven.
In de 17e eeuw vermelden de ommelopers een nieuwe sluis van Groot Reigarsvliet op de Hoeke Vaart. We weten uit de Secrete Resolutieboeken van de stad Brugge voor de jaren 1545-1552 (18) dat Charles van Boonhem, schepen van het Brugse Vrije en waarschijnlijk grootgelande in de Watering Gr. Reig., rond 1550 in opdracht van de stad Brugge en van Groot Reigarsvliet, een sluis heeft gebouwd bij de Cleene Mude (19). Waar lag deze nieuwe sluis?
De ommelopers geven hierop het antwoord: ten zuiden in het 4e begin van Greveninge, bij de plaats waar in 1606 het Fort St. Frederik aangelegd werd (20). Dit fort werd precies daar gebouwd om de sluis van Groot Reigarsvliet te beschermen. (Zoals het Izabellafort te Knokke op de Izabellasluis lag, het Fort van Blankenberge aan de sluis van de Blankenbergse Watering, en later ook de Hazegras in het Hazegrasfort). De percelen 37 en 38 van dit 4e begin, maken deel uit van het nu verdwenen Frederikfort (21).
In O.G.K.R, vinden we: het perceel 37 'met oosthende ande nieuwe sluuse van Groot Reigarsvliet'; perceel 38 'met suuthende en oosthende crom ¡nde waterganck, jegens den dyck voor de sluyse van Groot Reigarsvliet'. Dezelfde percelen worden in O.W.S.A. als volgt omschreven: 'alles commende met den suutoosthoucke ande nieuwe sluuse int fort ende wercken' (22). Het schetsje hiernaast geeft de juiste ligging aan van deze sluis. Ter plaatse wist de heer Gerard Tillemans ook de plek aan te duiden waar hij nog met zijn vader eiken planken had uitgedolven op de plaats waar de sluis van 1550 moet gelegen hebben. De luchtfoto van deze streek vertoont op deze plaats een rechthoekige plek. Ook Eulalietje De Meyer van nevens de Zwarte Sluis toonde ons de 'plekke waar bij zeer laag water van het varretje, resten van houtenwerk van een oude sluuse te zien zijn
De latere Zwarte Sluis, die nog gedeeltelijk bestaat, ligt nog meer oostwaarts op de Hoeke Vaart
Rond de sluis, in 1550 onder leiding van Charles van Boonhem gebouwd, ontstond heel wat herrie. Het College van Schepenen van de stad Brugge weigerde het kunstwerk goed te keuren en aan te nemen omdat er gebreken aan bevonden werden. Charles was hierdoor op zijn tenen getrapt en zou 'die van Brugghe' eens laten zien met wie ze te doen hadden. Hij verscheen voor 't College en verklaarde dat, alhoewel de bevonden gebreken hersteld waren, het College van kwade wil getuigde te zijnen opzichte. 'Hem wilde men tyzere inden buuck houden'! Nochtans hadden dezelfde Heren de dijken 'van huerlieder nieu ghedelf' goedgekeurd, alhoewel niet één roe gelegd was, die zou mogen passeren; want deze dijken werden gemaakt door personen 'die beter hadden gheweist dat sy huerlieder rocken ghesponnen hadden' en op hun pantoffels naar de nachtegaal hadden zitten luisteren dan dijken aan te leggen! 'Die vander Wet zoude gruwen, dat zy met hem (Charles van Boonhem) ghehadt hadden te doene'!
Verwijzingen
Afkortingen
- RAB : Rijksarchief Brugge.
- SAB: Stadsarchief Brugge.
- OGKR: Ommelooper vande Wateringhe van Greveninghe ende Cleen Reygarsvliet.
- OWSA: Ommelooperken vande landen die ghelegen syn op de prochie van Westcapelle, wijlen deel van Sint Anne ter Muyde, 1674.
- RDP. : Rond de Poldertorens, tijdschrift van St.-Guthago kring.
Voetnoten
- R. De Keyser, RDP jg. IV nr. 2, p 59-60.M. Coornaert, Knokke en het Zwin, Lannoo 1974, p 43-44.
- M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p 44.
- RAB, Fonds Joncheere nr 1250, Ommelooper vande Wateringhe van Greveninghe ende Cleen Reygarsvliet. Deze ommeloper is van 1654, volgens deze van 1510.
fo 1 Deerste Begin in Greveninghe. Beginnende inde parochie van St. Anna ter Mude verre suutwest vande kercke, by Houcke boven also streckende noortwaert totten Nieuwe Sweene... - Kaart Pourbus, circa 1575.
- M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p 44.
- SAB Charter nr. 948 van 1421.R.
Crois, RDP jg. XVII nr. 2, p 49 en vlg. Schorren en Dijken langs het Zwin in 1421.
M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p 44:'van der niewer sluus gheleit ten Calchovene'. - SAB Charter nr. 948, regel 26: jusques a la nouvelle escluse qui est prei dune place appelée le Calchoven; regel 27: et de la dicte nouvelle. escluse extendant vers oost jusques au dam de la nouvelle Mue.
- RDP jg. VIII nr. 4, p 134-135: Nieuw Mude: nu Craeijenspolderken, schuilende onder de naem van Nieuw-muijden, tussen de Robbe Moreelpolder en de kreek van St.-Donaas.
- RAB Fonds Joncheere Nr. 1250.
- RAB, OWSA. Dit ommeloperke vormt de fos 234 tot 258 van de algemene Ommeloper van Westkapelle, opgemaakt ten jare 1674.
- OGKR f° 2
- OGKR f° 5
- OGKR f° 5 v°
- OWSA f° 235 v°
- OWSA f° 236
- M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p 91
- Jan de Baenst was in 1420 baljuw van Sluis.
- SAB, Secrete Resoltieboek 1545-1552 f 240/2 Deze tekst werd ons zeer welwillend bezorgd door de heer J. De Groote van het Brugs stadsarchief. Hiermede betuigen we onze dank voor de joviale hulp die we van hem mochten ontvangen.
- Cleene Mude, ook genoemd de Splete van Sint-Anne, is het van de parochie Sint Anna ter Muiden afgescheiden gedeelte dat deels onder de pale van Hoeke en deels onder de parochie Westkapelle terecht kwam.
- OGKR f° 11. Daar staat bijgeschreven: nu anno 1616 per mate 130 roeden, de reste licht int fort ende contrescherpen van Sinte Frederyck. M. Coornaert, Knokke en het Zwin, p 245: forten gebouwd door Frederik van Berg.
- OGKR, f° 11
- OWSA, f° 239
Bijlage
Secrete Resolutieboek 1545-1552, f° 240/2.
Actum den III en in maert 51.
Comparerende in t’ college van scepenen Charles van Boonhem, scepene s'lands vanden Vrijen, vertoochde hoe overmids dat die vanden selven college difficulteyt ghemaect hadden ende defaillanten waren van up te nemene de sluse by hem ter bestedinghe vanden selven college ghemaect, by der Cleene Mude, hy ghedaen hadde stellen by ghescreven zekere protestatie, nemaer eer anderstond hy den voornoomden college die hadden willen instrueren, hy denzelven college wel hadde willen die eere doen van hemlieden tzelve in persoone te vertooghene, zegghende dat die vanden voornoomden college hem groot onghelyck deden van niet te willen up nemene de voornoomde sluyse, ghemerct dat alle de ghebrecken die der an bevonden hadden gheweist vuldaen en vulbrocht waren, nemaer hadden die vanden zelven college hemlieden altyts zijne partie ghetoocht by gheloof den ghuene die hemlieden an twerck niet en verstonden, ende dat men wel andre hadde ghelaten passeren, niet zulcx als zijlieden ghedaen hadden, al en hadden zijlieden huerlieder voorwaerde up vele naer niet vulcommen, ende hem wilde men tyzere inden buuck houden, daer hy de stede van Brugghe grooten dienste zoude mueghen doen, ghemerct dat van de dijeken, by die voornoomde van Brugghe ghedaen an huerlieder nieu ghedelf niet ééne roede gheleyt en was die passeren zoude mueghen, ghemaect ende besteedt zijnde by persoonen die betere hadden gheweist dat zy huerlieder rocken ghesponnen hadden, ghevonden hebbende dat zy up haerlieder pantouffels gaende ende de nachtegale hoorende zynghen, tzweet ende bloet vanden aermen in gangen ontfanghen, zo dat hy ziende tonghelyck dat men hem verchde, tghemeente van buten ende van binnen up den hals van die vanden college zenden zoude, ende zulck een tumult ende beroents maecken dat men zoude zegghen dat zy met eenera Charles van Boonhem te doen ghehadt hadden; zeggende voorts dat hy van stonden an te peerde gaen zitten ende rijden by mynen heere van Praet ende zoo vele an hem ende andere vinden doene die hy wel meende te mueghen vindene, datter commissarissen zouden commen, by welcken hy hoopte wel zoo vele te doene, wierd hy daer toe gheroupen, datter niet eene roede dycx over goed ende wel gheleyt passeren en zoude, en dat die vander Wet gruwen zoude, dat zy met hem ghehadt hadden te doene.