Rechtspraak in het Brugse Vrije
Een Brand te Knokke - Zomertijd in 1699

Germain Vandepitte

Wat blonken de vlezige voldragen kersen tussen het donkergroen van de bladeren. Ze hingen er zo verleidelijk, zo voor het grijpen.

Kobeken, een dertienjarig koewachterken, was het smekend gezeur van zijn zevenjarig broertje beu en kroop door een gat in de haag naar de kersenboom toe, om er een handvol te plukken.

Hoe het kwam dat hij de boer en zijn knecht niet gezien had, lijkt wel een raadsel. Feit is dat ze hem bij de lurven hadden voor hij het goed en wel besefte.

Terwijl het kleine Jantje al jengelend en blèrend naar huis liep, werd Kobeken meegesleurd naar de hoeve, dit ondanks alle tegenspartelen. Daar werd hij met een koord aan de trap gebonden “een steghere”. Zowaar dreigden ze hem dood te schieten met een geweer dat de boer was gaan halen uit zijn huis.

Toen ze eindelijk de vertoning zelf beu waren, lieten ze Kobeken lopen. Inmiddels was de angst van deze overgeslagen in woede en wrok. Daar de betrekkingen tussen boer Cesar De Boodt en de ouders van onze koewachter maar zus en zo waren, droeg dit voorval zeker niet bij tot verbetering. Ze woonden alle bij ergens tussen de Oosthoek en het Kalf te Knokke. Cesar aan de oostkant van wat nu de Oosthoekstraat is, in een klein hoeveken.

Kobeken was het oudste zoontje van Pieter (Van) Landtschoodt (1), de strodekker. Deze Pieter was afkomstig van Lissewege, maar was te Knokke verzeild geraakt. Daar was hij op 1.7.1685 gehuwd met Pieternelle Lesoens. Hun eerstgeborene, Jacobus, kwam op 7.4.1686 ter wereld. Zijn zuster Anna volgde in 1689 en dan moet er nog een Jantje geweest zijn wiens geboorte niet werd geregistreerd te Knokke, maar dat omtrent 1693 het levenslicht zag. Moeder Pieternelle stierf.

Weduwnaar Pieter moet dan ergens een werkongeval overkomen zijn en door een strodak moet hij in het bed van de 15-jarige Anna Willems terecht gekomen zijn. Dat is natuurlijk geen doodgaan, integendeel zou men zeggen. De feiten liegen er niet om, want een buurvrouw wist later te vertellen “dat ze pas getrouwd waren na bevallen te zijn van kinde”. Hoe het ook mag geweest zijn, het huwelijk werd ingeschreven te Knokke op 26.11.1699. Als gevolg daarvan zat Pieter Landtschoodt met zijn kot vol kinders.

De naam van Cesar De Boodt moet dikwijls gevallen zijn in dit huisgezin. Telkens laaide ook de woede en de wrok weer op bij de Landtschoodts, en vele woorden werden gesproken. Grote woorden! En Pieter in zijn onnozelheid had, ja waar dan ook, gezegd dat zijn oudste wel “capabel” was (2) van ergens het vuur aan te steken en of zijn gebuur dat niet wist. Maar dat waren allemaal woorden.

Ze schreven 15 april 1700. Kobeken was met vier koeien uit de schorre gekomen. Met de rooie van Lieven De Wever moest hij voorbij de schuur van Cesar De Boodt, om deze te stallen op de hoeve van De Wever. De drie andere werden bij Kobeke thuis gestald. Twee daarvan behoorden aan Paulus Nieuwmunster, de boer die op de Pannehofstede woonde te Heist, nu ja ‘t was wel tegenaan Knokke. De andere koe hoorde toe aan Bavo Verhulst. Nadat hij ze op stal had gezet en gebonden, was Kobeken in huis gekomen. Zoals zijn stiefmoeder later zei, was dat zowat een halfuur voor zonsondergang geweest, “een half ure met zunne”.

Die dag was vader Landtschoodt van sortie. Hij was naar de koopdag geweest van Anthone Van Daele, daar ergens bij “het grote fort"(3). Nadien was hij blijven hangen in de herberg "Het Rabot” (4) met buren en vrienden. En het was al laat, nee vroeg in de volgende morgen, zowat een paar uur voor zonsopgang, toen hun aandacht werd getrokken door een brand. In gezelschap van Jan Jowie, Adriaen Rommele en Philip Waeghe gingen ze onder stoom, recht naar de plaats van het onheil en dat was de hofstede van Cesar De Boodt. Ze bleven er nog zowat een halfuur rondhangen en gingen dan elk naar zijn huis.

Na wat roepen en kloppen werd hem de deur ontsloten door Kobeken, die daarvoor was gewekt geworden door moeder Anna.

Bij het ochtendkrieken was Jan Ghyselinck daar al om het terrein te verkennen..  Jan Ghyselinck woonde op de grote hofstede in de oude Hazegraspolder en was waarschijnlijk hoofdman. Later vroegen ze aan de ouders of ze gezien hadden of hun zoon bleek werd toen deze Ghyselinck gezegd had, kost wat kost de dader te zullen vinden. Maar wie let er in ‘s hemels naam daarop als men nog met de slapers in de ogen zit. Al met al waren ze er toch vroeg bij om zich te herinneren dat Pieter vroeger gezegd had dat zijn zoon er capabel toe was.

Tijdens de eerste ondervraging in de gevangenis kwam dit nogmaals teberde. En had hij die morgen bij zijn thuiskomst niet gevraagd aan zijn zoon en zijn vrouw of zij die brand niet hadden gesticht?

  • Ja, zegt Pieter fier, dat heb ik! En wel zeer scherpelijk zeggende: hebt gij het gedaan, ge zult er voor branden. Maar ze hadden beiden ontkend.
  • Maar Pieter Landtschoodt, welke reden hadt gij dan om deze vraag te stellen?
  • Omdat ik achterdocht koesterde, zei Pieter, daar mijn zoon een vete heeft tegen de persoon wiens huis verbrand is.
  • Of zijn zoon dan vroeger al te kennen gegeven had van die brand te stichten?
  • Neen, dat had hij niet

Nogmaals bevestigde moeder Anna dat haar stiefzoon na zijn thuiskomst niet meer naar buiten was geweest. Kobeken zelf ontkende met klem dat hij de brandstichter zou geweest zijn, en zelfs dat hij daarover ooit zou gesproken hebben.

Hij was die avond met zijn koeien uit de schorre gekomen. Drie bij de schuur ven Cesar De Boodt want een andere weg was er niet.

Zijn vader was tegen de morgen thuis gekomen met Jan Jowy die achter de dijk woonde, nabij de herberg “Het Kalf” (5). In de voormiddag was hij, Kobeken, nog bij het verbrande huis geweest, trouwens ook zijn vader en moeder waren er heen gegaan met een schup.

Maar toen ze er aan kwamen, was het verbrande vee al gedolven.

Vader Pieter verklaarde dat hij er bij zijn thuiskomst 3 koeien op stal had gevonden, namelijk twee var Paulus Nieuwmunster en één van Bavo Verhulst. Weliswaar liep er nog een rode melkkoe in zijn schorre gras. Deze werd er 's morgens gebracht, maar 's avonds liep deze alleen naar de stal terug. Soms echter werd ze door zijn kinderen 'gestout' (6) 

De te volgen weg liep voorbij de schuur van Cesar De Boodt maar daar was nog wel een andere weg langs de. schorre naar “den gelee put’ (7).

in de voornoen zag hij de buren naar de hofstede gaan met een schop om de beesten te delven; dus hadden hij en zijn vrouw zich ook op weg begeven, hij met een schup maar zijn vrouw had het kind op de arm.

Anna Willems sprak eveneens van drie koeien in de stal.

Er liep echter nog een rooie in het gras die 's morgens werd gebracht door een meisken maar ‘s avonds alleen op stap ging naar de stal.

Ja, Ghyselinck was al bij zonsopgang gekomen; en nee, ze was de hele voormiddag niet uit haar huis geweest.

Dit waren zowat hun verklaringen afgelegd in de gevangenis op 19 april. Op 26 april ging Jacobus Landtschoodt door de knieën en bekende hij de brand aangestoken te hebben uit wraak tegenover Cesar De Boodt en Hendrik Van Lenderbeke, alias Capiu omdat ze hem gebonden hadden en bedreigd met een geweer. Dit dateerde van vorige zomer toen hij een handvol kersen wou plukken voor zijn broertje Jantien “dat jeghenwoordigh in sijn sevenste jaer gaet”. En ik had er nog niet eens één geplukt voegde hij er bitter aan toe.

Hij was in de nacht, toen alle buren sliepen, gegaan “langhs den barre die zijn vader in pachte heeft” (8) recht tot aan het huis en vandaar tot aan de hoek van de schuur aan de noordzijde.

Daar had hij beneden “den weegh” (9) die met riet gebonden was een brandeken gestoken in het stro of lis, zodat het begon te branden. Dat had hij gezien toen hij al een eindweegs op de terugweg was. Hij had het aan die kant gestoken omdat niemand hem daar kon zien, daar de deur van het huis aan de andere zijde was. Trouwens hij wist heel goed van waar de wind kwam op dat ogenblik. De hond had hij niet gezien noch gehoord.

Had hij vroeger al niet tegen zijn vader gezegd dat hij dat zou doen? Neen, zei Kobeken, dat precies niet maar wel “dat hij dat volk wel eens zou vinden”. Vader had daarop geantwoord dat hij geen kwaad mocht doen.

Maar heeft zijn vader hem dan nooit opgestookt om zoiets te doen? Neen, zei Kobeken, wel mijn moeder toen vader niet thuis was. Ze had hem zelfs het brandeken vuur uit de haard in handen gegeven. Toen hij terugkwam, had hij haar gezegd dat het gebeurd was. Later bekende hij dat zijn vader eens had gezegd dat hij, na zijn overlijden, wel nog eens het huis zou in brand steken, daar Cesar De Boodt de oorzaak was van hun ruïne.

Hoe kwam het dan, als hij al zolang de intentie had van zoiets te doen, dat hij dit nu pas veel later heeft gedaan? Ik durfde het niet doen, sprak de jongen. Nu heb ik het gedaan omdat mijn moeder me altijd bekeef dat ik er de moed niet toe had.

Op 28 april verklaarde hij dat hij eveneens was opgestookt geworden door Conné en Berthel, twee koeienwachters. Dezelfde dag bevestigde Anna Willems haar vorige verklaringen en stipuleerde nooit gezegd te hebben aan haar zoon, dat hij het vuur aan het huis moest steken.

Evenmin had ze hem een brandeken in de hand gegeven en nog veel min had ze hem bij zijn terugkeer gevraagd of hij het gedaan had, daar ze niet wist dat hij nog buiten was geweest.

De 1e mei werd Jacobus nogmaals ondervraagd. Hij bevestigde zijn vorige verklaringen en zei dat Betelomeus Vrije en Cornelis Gran hem in de oren hadden geblazen om er het vuur in te steken. Tevens werd hem terloops gevraagd met wie hij was toen hij inbraak had gepleegd in de kelder van de molenaar van Knokke. Hij loochende die inbraak en verklaarde daar niets van te weten.

De beide koewachters ontkenden ook ten stelligste daarover gesproken te hebben. Wel waren ze samen in het duin geweest en hadden ze daar gespeeld. Trouwens Anna Willems was ook bij het duin geweest met een zakje om wat zand te vullen. Ze had tegen Jacobus gezegd voort te maken en niet te blijven spelen.

Op 6 mei kwamen beide koewachters onder geleide van een officier, weer te Brugge getuigen op vraag van het College. Berthelomeus Vrije, zoon van Sebastiaen en 16 jaar oud, wonende te Knokke bij Pieter Van Hove, zei dat hij Jacobus Landtschoodt wel kende en dat hij deze had horen vertellen over de brand bij Cesar De Boodt. Verder had hij van Cornelis Gram gehoord dat Jacobus er iets zou van verteld hebben.

Nooit echter heeft hem aangeraden of er overgesproken, dat hij die brand zou moeten stichten. Ze hebben veel samen gespeeld Cornelis Gram, zoon van François, omtrent 17 jaar oud en wonende bij Cesar De Boodt, verklaarde Kobeken wel te kennen en samen veel gespeeld te hebben. Toen was daar ook bij Andries Loys, een twintigjarige, die woonde bij Gisebrecht De Boodt, Jacobus had hun verteld dat zijn vader ‘s morgens was thuisgekomen en dat hij was gewekt geworden door zijn moeder, om voor hem de deur open te doen. Hij, Kobe, had door het venster gezien dat het brandde bij De Boodt. Verder was er niets méér gezegd geworden. Nooit heeft hij Jacobus horen zeggen dat hij de boel zou in brand steken.

Op 13 mei was het opnieuw de beurt aan Pieter Landtschoodt.

Deze blijft ontkennen zijn zoon te hebben opgeruid. Wel zei hij dat het slecht was geweest van De Boodt om Jacobus te binden en te dreigen.

Hij ontkende ook dat in de paasweek van 1699, zijn zoon Jacobus en Anna Willems zouden thuis gekomen zijn met een hesp en eieren die ze zouden gestolen hebben aan de molenaar Jan De Bruyne op het Kalf.

Trouwens zegde hij, ik ben pas met Alina gehuwd in november van dat jaar. Vandaar de opmerking van een buurvrouw, dat ze pas getrouwd waren 'na bevallen te sijn van kinde'. Daardoor lijkt het waarschijnlijk dat ze reeds samenhokten,

Die zelfde dag werd ook Jacobus nog eens gehoord. Hij ontkende ooit verteld te hebben dat hij ingebroken had bij de molenaar en van diens hesp en eieren te hebben gegeten.

De 19 mei verscheen Anna Willems nog eens. Er werd haar gevraagd of ze ooit eens geklaagd had tegen de vrouw van Jan Suere (?) dat Cesar De Boodt haar schoonzoon had vastgebonden om wat kersen, maar “dat den tyt wel soude commen”. En wat ze daarmee precies bedoeld had? En heeft ze ja dan neen samen met Jacobus de eieren en de hesp gestolen bij de molenaar?

Op dezelfde 19 mei 1700 viel het vonnis; maar pas op 22 juli werd het publiek voorgelezen in het bijzijn van de beschuldigden.

Vanwege Mher Charles van Quincque, rudder, Heere van Quincourt, hoogballiu, ende J° Anselmus Draeck, Ers van den Coninc van desen Lande is mij gelast tegenover u, Jacobus Van Landtschoodt, geboren te Knokke en 14 jaar oud, zoon van Pieter, en u, Pieter Van Landtschoodt, zoon van Jacques, geboren te Lissewege en ongeveer 45 jaar oud, en u, Anna Willems, dochter van Lodewijk en omtrent 16 jaar oud, gehuwd met de voormelde Pieter van Landtschoodt en dus stiefmoeder van voornoemde Jacobus, en zo gij alle drie met name en toename zijt genoemd en hier tegenwoordig (is mij gelast u) voor te houden wat volgt:

  • Vooreerst, dat het naar rechte en volgens zijne majesteits plakkaten (wetten) streng verboden is zijn evennaaste te schaden in lijf en goed en namelijk te dreigen iemands huis en goed in brand te steken, daartoe behulpzaam te zijn of raad te geven en het uit te voeren.
  • Niettegenstaande dit is het wel zo dat gij, Jacobus Landtschoodt, pas 14 jaar oud, u hebt vervoorderd van ‘s nachts tussen de 15 en 16 april laatstleden te gaan naar het huis van Cesar De Boodt binnen Knokke en daar hebt gestoken een stok met vuur aan het stro waarmee de koestal was afgeschut.
  • Waardoor de koestal is totaal in brand geraakt en daarin 14 koebeesten (11) zijn verbrand.
  • Dit brandende stoksken werd u in de hand gegeven door Anna Willems, die u opgestookt had de brand te stichten, naar gij zelf verklaard hebt.
  • Gij, Pieter Landtschoodt hadt daar kennis van, daar gij zelf verklaard hebt dat uw zoon daartoe in staat was wegens vijandschap tegenover Cesar De Boodt.
  • Hoewel gij, Pieter Landtschoodt, niet thuis waart toen de brand is uitgebroken, maar uit reden dat gij daarover tevoren verwittigd waart en gij uw zoon en uw vrouw daarvan verdacht.
  • En daar alles klaar en duidelijk is bewezen door de wettelijke informatie en uw eigen verklaringen.
  • En dit zeker niet kan toegestaan worden in een land met wet en recht, zo is het dat de Heren Eisers concluderen ten dies einde van u, Jacobus Landtschoodt, zone van Pieter, en u, Pieter Landtschoodt, zone van Jacques en u, Anna Willems, stiefmoeder van dezelfde Jacobus, alle drie hier tegenwoordig, en hoe gij anders ook mocht genaamd wezen, te straffen naar wet en recht, anderen tot voorbeeld.

Burgemeester en Schepenen van den Vrijen hebben veroordeeld:

  • U, Jacobus Landtschoodt, zoon van Pieter en geboren te Knokke, en in acht genomen dat gij nauwelijks 14 jaar waart toen ge de brand hebt gesticht, tot drie weken zitten “te water ende broode” mits u iedere week eens door de scherprechter te laten geselen “pueriliter” (10) met scherpe roeden ter discretie van Schepenen; en u te bannen voor uw leven lang uit het Land van het Vrije en zijn afhankelijkheden; en deze ban uit te voeren volgens een geheime resolutie van het College, met verbod nog ooit in het Vrije binnen te komen op straffe van derde vervolging.
  • U, Pieter Landschoodt zoon van Jacob, en U, Anna Willems dochter van Louys, beiden hier tegenwoordig, of hoe gij ook genaamd mocht wezen, onder ernstige verdenking van medegewerkt te hebben in gezegde brand, u beiden te bannen voor twaalf jaar uit het Land van het Vrije en zijn afhankelijkheden, met verbod van gedurende die tijd daarbinnen te komen op straffe van verdere vervolging.
  • U alle drie veroordelend tot de kosten van het proces, welk aandeel zal worden bepaald volgens taxatie,

Tot zover het vonnis. Daarin komt echter een zeer belangrijke passus voor, namelijk in de veroordeling van Kobeken tot verbanning. Daarin wordt gezegd: “den selven ban te volbringen volghens SECRETE RESOLUTIE van den Collegie”. Deze geheime beslissing werd genomen in de Kamer op 16 januari 1701: “met d’eeste occasie datter eeneghe landtschepen (Vlaamse) vertrecken naer Spaenie, Jacobus fs Pieter Landtschoodt te laeten afvaeren naer Spaenie, ende hem aldaer aen landt stellen”. Daartoe werd de heer griffier-crimineel gemachtigd zich in verbinding te stellen met de kapitein van een schip.

Op 7 juli 1701 diende deze griffier rapport in, waaruit bleek dat er in die periode geen landschepen vertrokken waren naar Spanje en dat er bij navraag bleek dat er in de naaste toekomst ook geen afvaart te verwachten was. Onmiddellijk werd een nieuwe resolutie gestemd die de griffier machtigde Jacobus Landtschoodt mee te geven naar Spanje met het eerste gereedste schip dat naar ginder vertrok.

Wie echter iets afweet van de toestanden op de schepen in die tijd, krijgt koude rillingen over de rug. Kobeken Landtschoodt - een jongen van amper 14 jaar -wordt overgeleverd aan de genade van een kapitein die er over kan beschikken naar goeddunken!

Bron

  • Rijksarch. Brugge, Reg Vrije, nr. 16997, f° 56 r° tot 59 v° en 61 v° tot 64 v°.

Noten

  1. Pieter Van Landtschoodt: meestal geschreven zonder “Van”. verder alle mogelijke varianten.
  2. Capabel: in staat zijn tot
  3. Het grote fort: het Sint-Izabellafort bij de Vrede
  4. Het Rabot: herberg. Kan zijn de sluiswachterswoning van de Izabellasluis; is verdwenen in 1704. Kan ook een vroegere naam zijn voor 'De Vrede'
  5. Het Kalf: wijk te Knokke; ook naam van een herberg daar staat een molen.
  6. Gestout: van het werkw. stouwen, bergen. Vee stouwen: vee naar huis drijven.
  7. Den gelee put: geleed = waterloop, gracht. Hier een drinkplaats voor het vee. In de zoute schorren was geen drinkwater, ze moesten naar een drenkplaats met zoet water.
  8. Langhst den barre die mijn vader in pacht heeft: barre is ons niet bekend. Moet een stuk land zijn, of een stuk oude dijk.
  9. Den weegh: wand, schut,
  10. Pueriliter: bedoeld wordt: in acht nemende dat het nog een kind was. Dus niet te erg geselen!
  11. Veertien koebeesten: Cesar De Boodt woonde maar op een klein hoeveken en had waarschijnlijk zelf geen 14 koebeesten. We zien echter dat ook bij Pieter Van Landtschoodt vee gestald stond dat niet zijn eigendom was. Dit kan hier ook het geval zijn.

Rechtspraak in het Brugse Vrije - Een Brand te Knokke - Zomertijd in 1699

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1975
01
011-019
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:40:26