De Oevers van de Reie tussen Brugge & Damme in de 16e eeuw
Roger Crois
Op verzoek van de tresoriers van de stad Brugge werden in de 2e helft van de 16e eeuw, de Reiedijken met enkele aanpalende stukken land, alles eigendom van de stad, tussen Brugge en Damme opgemeten. Wat men de Noorddijk noemde is de linkerkant van de vaart als men "van Brugghe naer Damme vaert"; de zuidoostkant van de Reie noemen we dan rechteroever.
De eerste opmeting van "den Noordtdick" werd in 1567 aan landmeter Michael Screvele toevertrouwd. Hij acteerde de opmeting in een verslag van 1 blad (1).
Een tweede opmeting van dezelfde dijk werd in 1575 aan landmeter Gillis van Zwevezeele opgedragen. Hij stelde hiervan een ommeloperken op van 3 bladzijden (2).
In 1577 werd dezelfde Gillis aangezocht de zuidelijke Reiedijk of rechteroever op te meten. Zijn bevindingen gaf hij weer in een relaas van 2 bladzijden (3).
Verschillende plaatsen langs de Noorddijk worden aangeduid als liggende tegenover welbepaalde toponymen die op de rechteroever van de Reie voorkomen; bv. "noortwest jeghens eenen meulenwal", of "streckende tot jeghens over de taveerne genaemt Cadsant".
Om de verschillende toponymen beter te kunnen situeren, gaan we eerst de opmeting van de rechteroever lezen en de streek verkennen tussen Reie, Ede, Nederen Bruggeweg (nu Polderstraat) vanaf de Poorten van Brugge tot aan de Poort van Damme.
De opmeting van de rechteroever besloeg de dijk van aan de balie buiten de Speipoort "een lettel leden de Hermytage", voorbij het goed ten Drie Brauwers en de taveerne ten Halven weghe, tot aan de balie voor de Poort van Damme. de afstand bedraagt 1127 roeden (= 4.340 m). De dijk is van verschillende breedten: van 2 tot 3 1/2 roeden; en heeft een oppervlakte van 9 gemeten 1 lijn 36 roeden (4).
Op de dijk staat een lazarushuizeken. Een gedeelte van de Reiedijk ligt op de parochie Sint-Kruis, een ander deel op Sinte-Katelijne-buiten-Damme, een deel binnen de Pale van Brugge, een deel binnen de Pale van Damme en nog een ander stuk ligt op de heerlijkheid van het Sijseelse.
We zullen achtereenvolgens doorlopen: het 1e begin van de Watering van den Broek, begrepen tussen de Reie, de Ede en de Spegelsweg (nu Gemene Weideweg); het 2e begin, tussen Reie, Spegelsweg en Polderstraat en het 3e Begin van den Broek, tussen Reie en Polderstraat tot aan de vestingen van Damme; en alzo de interessantste plaatsen bezoeken (5).
Onze wandeling start aan de balie buiten de Speipoort. De balie werd hier geplaatst om karrenverkeer op de dijk te beletten.
Op het plan van Brugge van 1562 tekent Marcus Gheeraert hier 3 poorten: onder nr 9 de Speyepoort met toegang tot de rechteroever van de Reie; onder nr 8 de Koolkerkse Poort, ook genoemd Posternepoort (6) of Damse Poort op de linkeroever van de vaart; en onder nr 7 de St.- Lenaartspoort of Dudzeelse Poort.
De balie staat een lettel leden (7) de Hermytage (8). Deze herberg stond in de hoek gevormd door de Reie en de Ede. Een deel van deze plaats, vroeger Chartreuzenland, verdween in de buitenvestingen van Brugge in 1568; de herberg in de berm van de buitenvesting in 1582 en nog een stuk werd later afgedolven in de uitbreiding van de verdedigingswerken in 1673.
Oost aan de Hermytage paalden een leen van het Hof ten Poele te St.-Pieters en een leen van Nieuwenhove in het hoofdmanschap van de Heer van Watervliet, Guido Lauwereins (9). Deze lenen verdwenen ook in de vestingswerken van 1693. Nog in het 1e Begin van den Broek lagen verder: enkele lenen van Nieuwenhove, lenen van de Heer van Watervliet, Proostland, eigendommen van de Potterie, land van de Dis en van de Kerk van Sint-Kruis en Spijkerland.
We lopen door langs d Reie en passeren het goed en de wijk ten Drie Brouwers, waar nogal wat huizen staan. We verlaten nu de Brugse Paallanden en komen op het Sijseelse. Jan Vitule "prochiepape van sinte Cathelijne, capelaen van de St. Andriescapelle" bezat een stuk grond juist over de schreve (grens Pale Brugge). Hieraan paalde een leen gehouden van Mijnhere van Male van zijn Hof ten Poele. Oost hieraan lag, een hof met een platte vierkante wal; zijnde leen van Pieter Lanchals van zijn Hof te Heist (10).
De Speghelswech ofte Doestwech (11), nu de Gemene Weideweg, vormt de grens tussen het 1e en het 2e Begin van de Watering van den Broek. We zetten onze wandeling voort in het 2e Begin. In de hoek van de Reiedijk met de Spegelsweg lag een leen van Otto Stochove (12) van zijn leen ten Drie Brouwers, gehouden van het Hof ten Poele te St.-Pieters. Ten noorden van dit leen vinden we "den meulenbicq, daer de meulewal en tgouden hooft" stond, met een taveerne genaamt "tMuelencot" (13).
In de hoek van de Spegelsweg met de "Heerweg naer Damme alias de Polderstrate" lag er nog een leen van Pieter Lanchals van zijn ’ Hof te Heist, met de westzijde aan de Spegelsweg en met een walleken en een dreve. Ten oosten van de Molenbilk, met de oostzijde aan de Heerweg, zien we de hofstede met walgrachten rodsomme, genaamd "t Prieel van Hooghe Lande" en is een leen van het Hof van Praet.
De hoek van de Reie en de Heerweg heet "De Burse" (De Beurze) en is taveerne in de wijk ten Halven Wege. De Beurze gebruikt 5 roeden in de Reiedijk, waar het meestendeel van ’t voorhuis op staat.
Hier verlaten we het 2e Begin en stappen in het 3e van den Broek, dat zich ten noordoosten van de Polderstraat uitstrekt tot aan de vestingen van Damme. In de hoek van de Heerweg en de Reiedijk staat de herberg genaamd "Cadsant". Aan de oostzijde hieraan lag een string van 254 Roeden van Max. de Corte van zijn leen Oostkerke.
We passeren de grens van de parochies St.-Kruis en St.-Katelijne-Damme. In de hoek van de Oostdijk, de Polderstraat en de reiedijk stond de herberg "Den Gapaert". Aan het oosteinde daarvan over de Landweg (=Oostdijk), met de noordzijde langs de Reiedijk, lag een molenwal daar een olimolen plach te staan (14). Deze wal werd in zijn geheel afgevoerd in de verdedigingswerken van Damme ten jare 1616 (15) .
Eens voorbij de Pale van Damme, laten we het Sijseelse achter ons en wandelen we verder op het grondgebied van de stad Damme.
Gillis van Zwevezeele zegt in zijn opmetingsverslag dat er op de Reiedijk een Lazarushuizeken staat (16). In geen enkele ommeloper wordt dat huisje vermeld. Het stond immers op het grondgebied dat aan Brugge toebehoorde: de Reiedijk. Lag het rechtover de Lazarije van Damme? De akkerzieken van Damme verbleven op de hoek van de Heerweg en de Ziekenliedendreef (in het 5e Beg v d Broek). In 1676 stond er op deze plaats nog een enkel huisje, bewoond door Jan Vandepitte.
Nog een paar honderd passen en we bereiken de balie voor de poort van Damme (17). Hier eindigt onze eerste wandeling.
We herbeginnen op een andere dag, maar nu op de Noorddijk of de linkeroever, zo men naar Damme vaart. Een eerste opmeting van deze dijk, uitgevoerd in 1567 door Michiel Screvele en Pauwels Ghyoot, besloeg het stuk van af de balie buiten de Posternepoort, voorbij De Drie Brouwers (18), tot aan de Zeuge.
De oppervlakte is 7 gemeten 60 Roeden. De percelen land langs de Noorddijk die eigendom zijn van de stad Brugge, beslaan 10 gemeten 3 R. Een eerste perceel van 75 R. ligt bij het Stenen Kruis. Dat stenen kruis was een grenspaal tussen de parochies Sint-Kruis en Koolkerke. Een tweede stuk, waarop een huisje staat, ligt omtrent rechtover de windmolen 't Gouden Hoofd die op de rechteroever staat. Het 3e perceel is 1 lijn 15 roeden nederland, d.i. laag gelegen of zompig land. Het 4e stuk van 2 lijnen 75 R. ligt over de "ader van die van Brugge", d.i. het Tweede Leugenzwin door Brugge gegraven. En een beetje verder ligt het laatste stukje Brugs land van 4 lijnen 73 roeden.
De opmeting van dezelfde Noorddijk door Gillis van Zwevezeele geeft ons meer details. Van de balie buiten de Posternepoort tot aan de Zeuge, heeft de dijk een oppervlakte van 8 gemeten 2 lijnen 53 roeden. De breedte varieert van 2 roeden (7,70m), 3 roeden (11,50m) tot 4 roeden (15,40m). In de Zeuge lag vroeger een rabat of speiken, "noodwest bij een molenwal waar een oliemolen plach te staan tussen de Reie aan de zuidoostzijde en het gescheed van Romboutswerve aan de noordwestzijde". De molen die we hebben tegengekomen op de rechteroever bij de Gapaert, stond dus een tijd lang op de linkeroever bij de Zeuge (19).
Verder worden in deze opmeting langs de Noorddijk 8 stukken grond vermeld die behoren aan Brugge. Het eerste bij de hofstede van Jan Fierens, tegenover het Stenen Kruis, 13 roeden. Het 2e van 75 roeden is nr 1 van de opmeting Screvele. Veel verder, rechtover de molenwal en de taveerne 't Meulenkot, liggen 39 roeden met daarop een tweewoonst met fruitbomen, opgaande bomen en tronken, en de eigendom van Brugge strekt tot "in den halven Doestwech".
Noordoost van daar en een beetje zuidwest van de herberg Halfweeghuis ligt een lang smal stuksken van 220 roeden medegras, dus hooiweide: "streckende metten noortoosthende inden halven nieuwwen ader jeghens tnaervolghend landt, met eenen lantwech uute commende noortwest jeghens over de taveerne ten Halven Weghe".
Het volgende stuk, over de nieuwe ader, is 2 lijnen 80 roe hooigras. Een ander stuk Brugs land is 2 lijnen 38 roeden gras en ligt rechtover de taveerne Cadsant (20). Hieraan sluit nog een lang smal stuk van 2 lijnen 35 roeden. Het laatste opgemeten stuk is ten noordoosten daarvan, rechtover De Gapaert (21). Het ligt in een polderken tussen de teen van de Reiedijk en het land van Sint-Janshospitaal van Brugge, in het 18e Begin van de Watering van Romboutswerve.
Voetnoten
- Stadsarch Brugge, Farde Zwin, Delvingen nr 14; 1567
- Stadsarch Brugge, Farde Zwin, Delvingen nr 18; 1575
- Stadsarch Brugge, Farde Zwin, Delvingen nr 20; 1577
- Een Brugse roede als lengtemaat is 14 voet of omtrent 3,85 m. Als vlaktemaat: 1 lijn = 100 roeden; 1 gemet = 3 lijnen of 300 R. 1 Ha = 2 1/2 gemet.
- Rijksarch Brugge, Fonds Joncheere nr 1029, quohier ommelooper Wateringhe van den Brouck, 1666. idem, Aanwinsten nr 3682, Ommeloper Brouck, copie 17e eeuw. idem, Gilliodts 3, Ommeloper 1417, copie 17e eeuw. idem, "46, Ommelooper vande landen binnen de Paele ende Schependomme van Brugghe, 1665.
- Posternepoort: volgens Verdam een achterpoort.
- Een lettel leden: een luttel achter? of een tijdje geleden?
- Hermytage: naar een heremiet die hier zijn kluis had? Overgegaan op een herbergnaam. Vergelijk Hermitagie langs de Dikmuidse Heerweg te Sint-Andries.
- Heer van Watervliet, bewoonde Blauw Huis te St.-Kruis. R. Crois in Brugs Ommeland, jg XIV nr 2.
- Is een hofstede langs de Weideweg waar nu kiekenkwekerij staat.
- Begon aan de Ede te St.-Kruis en liep naar Koolkerke. Werd onderbroken door het graven van de Reie.
- Had zijn doening op de plaats waar nu het Fort van Bavière ligt.
- Een windoliemolen. ’t Gouden Hoofd = molennaam.
- Daer een olymuelen plach te staene. Opmeting van Zwevezeele 1575.
- Fonds Joncheere nr 1029 f° 10: gheheel wegh ghevoert in de fortificatie.
- Huisje voor melaatsen. Lasarussiecte = melaatsheid.
- Op de rechteroever van de Reie stond de Kleine Brugse Poort.
De Nederen Heerweg naar Damme gaf uit op de Grote Brugse Poort J. 1029 "streckende tusschen de Reiedijck ende Heerwech tot ande veste v Damme, commende met een haecke zuutwaert tot de Brugssche Poorte. - Herberg in 22e beg van Romboutswerve, buiten de Pale v Brugge. Zie kaart Wintein, R de P jg VII, nr 1.
- Zie ook René De Keyser, Rond de Poldertorens, jg III, p 140 en vlg.
- Een herberg in het 3e Begin van de Watering van den Broek, op de rechteroever van de Reie.
- Een herberg in hetzelfde Begin, nevens de molen.