Het nieuwe Omslagvignet
René De Keyser
Elke streek heeft haar specifieke volksverhalen, sagen en legenden, of hoe men ze ook noemen wil. Zowel Nederland als Vlaanderen werden herhaaldelijk door overstromingen getroffen, en grote landstreken werden door indijking op de zee gewonnen. Veel inwoners verdienden hun dagelijks brood als schipper of visser.
De volksverhalen in de Lage Landen staan dan ook dikwijls in verband met de zee, de vissers en de schippers. Deze vertellingen weerspiegelen zich in het dagelijks leven, met de middelen waarover men toen beschikte. Fotografie bestond nog niet in de 17e en de 18e eeuw; drukwerk viel te kostelijk uit. De beeldende kunst bestond alleen uit schilderijen, tekeningen en gravures.
Verder waren er natuurlijk de beeldenmakers of beeldhouwers.
Daar waren echter nog de Nederlandse en de Vlaamse tegelbakkers die, naarmate hun technieken verbeterden, ook fijnere producten voortbrachten. Deze ambachtslieden haalden hun inspiratie voor de voorstellingen die zij op de tegels schilderden, uit hun omgeving.
Op de wandtegels kunnen we drie voorname onderwerpen onderscheiden: 1° de decoratieve of meetkundige elementen; 2° landschappen met planten, dieren, bloemen en menselijke figuren, waarbij we ook de bijbelse taferelen zeker niet mogen vergeten; 3° de zeegezichten met scheepjes, vissen, zeedieren en andere mythologische zeebewoners.
Gewoonlijk blijft het, in de uitgebreide literatuur over wandtegels, bij een kortweg vernoemen van de derde groep. Daarom willen wij er hier iets dieper op ingaan, want zij herinneren ons aan verhalen in verband met de zee, de vissers en de schippers van onze streek.
Wat wij bedoelen met zeegezichten merkt men dadelijk op het nieuwe omslagvignet van Rond de Poldertorens. Op de witte achtergrond van de tegel werd een blauwe of mangaanbruine fries aangebracht die de zee voorstelde. Deze fries kon ook veel minder zijn dan deze op het vignet en zich zelfs beperken tot enkele streepjes. Het tegenovergestelde komt ook voor, en de fries kan wel eens het gehele onderste derde van de tegel innemen. Op de zee drijven dan schepen, vissen, zeedieren of andere fantastische zeebewoners, die we nu eens iets nader bekijken.
Of de afgebeelde schepen een grote documentaire waarde hebben, laten wij in het midden. Toch zijn er veel verschillende typen te onderscheiden, gaande van het kleine vissloepje tot de grote driemaster. Eigenaardig, maar tot nu toe zag ik slechts een witte wandtegel met blauwe tekening, met de afbeelding van een bemand schip; d.w.z. dat op het schip een schipper of een visser is afgebeeld. Misschien verwijst die ene bemande boot naar een spookschip. Aan de Vlaamse kust deden immers talrijke sagen over spookschepen de ronde. Te Knokke en te Heist kende men het vervloekte schip "Concordia", een driemaster die volgens de enen bemand was met rode duivels, volgens anderen met matrozen met rode mutsen.
Bij de vissen komt een grote variatie voor. De walvis wordt afgebeeld in verschillende voorstellingen, maar allen zijn te herkennen aan het opgespoten water. De vliegende vis, de kabeljauw en de haai komen zeer veel voor, evenals de dolfijn. Minder in aantal vinden we de zeeschildpad en de zeekrab. Kreeft en garnaal schijnen, voor zover ik weet, niet afgebeeld te zijn geweest. In zijn werk over Knokke vermeldt Gaston Van Steene, onder de vissen die voorkomen in de Noordzee, de zeeduivels en vis die tot een meter lang kan worden, met brede platte kop en een enorme muil die de ganse breedte van de kop inneemt. Op de tegels zijn, juist door die brede muil, dikwijls vissen van dit soort te herkennen. Tot de legendarische voorstellingen, in verband met de zee, behoort zeker ook de man die te paard rijdt op een vis en die krachtig op een hoorn blaast. Triton was in de Griekse mythologie de zoon van Poseidon, de god van de zee, die zijn paleis had op de bodem van de oceaan. Triton reed op een dolfijn en begeleidde zijn meester met kinkhoorngeloei.
Onder de zeedieren komen de zeekoe, het zeepaard, het zeehert, duidelijk met gewei op zijn kop, en de zeehond voor.
Ze hebben de kop en de voorpoten van een koe, een paard, enz. maar het achterlijf is omgevormd tot de staart van een vis. In één geval valt niet te zeggen welk dier feitelijk werd afgebeeld. Er komen ook zeepaarden voor met verdacht lange oren. Op een afbeelding draagt een zeehert een ruiter op de rug. G. Van Steene vermeldt onder de eigenaardige diersoorten in de Noordzee, een vinpotig zoogdier, de zeehond of de gewone zeerob: een waterroofdier dat tot twee meter lengte kan bereiken. Dezelfde auteur noemt ook de zeewolf, die eigenlijk een grijsachtig bruine vis is, die ook een meter lang kan zijn; en het zeepaardje (hippokamp) dat eigenlijk heel iets anders is dan de zeepaarden op onze tegels. Alleen al de benamingen zeehond, zeepaard en zeewolf, kunnen de tegelschilders hebben aangezet deze viervoeters af te beelden, waarna het maar een stap was om nog andere viervoeters ook een visstaart te bezorgen. En de vreesachtige of bijgelovige schippers en vissers zagen immers de waterduivel ook onder de gedaante van een schildpad, een paard, een stier, een hond, enz.
De menselijke figuren die ook getooid zijn met een visstaart, vormen een belangrijke groep op de wandtegels. Onze vissers en schippers vertelden immers dat de zee bevolkt was met allerhande vreemdsoortige wezens. Eén van de aanleidingen daartoe was het eigenaardig gedrag van de Lamentijn, een walvisachtig zoogdier dat zich gedeeltelijk opricht uit het water om zijn jongen te zogen. Reeds in de Griekse mythologie is er spraak van in de zee levende goden en godinnen, met menselijke vormen en een visstaart. Ook in de Germaanse mythologie zijn ze bekend; zelfs tot in IJsland en Japan is er spraak van. Zo is het te begrijpen dat benevens de schepen, de vissen en de zoogdieren, ook menselijke figuren werden afgebeeld op het fries dat de zee voorstelde.
Tussen de menselijke figuren met een visstaart, kunnen we twee voorname reeksen onderscheiden, namelijk deze met bedekt aangezicht en deze met ongedekt aangezicht. Bij de eerste groep gaat het hoofd schuil onder een haarbos, een soort hoed of andere bijna niet te beschrijven vermomming. Elke dezer wezens dragen een rokende toorts in de hand, of een brandende vuurpot op het hoofd. Vermoedelijk verbeelden zij zeeduivels; want Glaukus de zeeduivel droeg een weelderige haarbos en een lange baard, zodat zijn hoofd helemaal bedekt was. Een Heistse visser zag eens een witte zeeduivel zonder kop. We kunnen dit geval misschien ook in de andere richting zien: mogelijks had de visser eerst ergens wandtegeltjes gezien met figuren zonder kop, die in zijn verbeelding nawerkten.
Bij de menselijke afbeeldingen met herkenbaar aangezicht komen zowel mannelijke als vrouwelijke figuren met een visstaart voor. Deze voorstellingen zijn ook veel talrijker dan deze met een verborgen aangezicht. Het is onbegonnen werk al de verschillende voorstellingen te willen beschrijven. Ze zijn een mengsel van alle verhalen uit alle bekende mythologie. De tegelschilders bekommerden er zich niet om of zij een beeld uit de Griekse of uit de Germaanse mythologie voorstelden, of een mengeling van beide met nog een gefantaseerd detail zoals het bij ons werd verteld.
De mannelijke figuren zijn dikwijls meermannen die aan een Griekse godheid doen denken. Of het nu Poseidon of Neptunus, Grendel, Aigir of Dagon was of een eenvoudig de zeemeerman gekleed als een Spaanse soldaat met een helm en een zwaard: het zijn gewoonlijk vechtersbazen of jagers gewapend met speer, knots, drietand, harpoen, takje, zwaard of pijl, ja zelfs met een roeispaan en een schild. Een enkele maal draagt hij een kroon op het hoofd, wat hem zeker tot een godheid of zeekoning verheft. En wat de betekenis kon zijn van een zeeridder met een zwaard en een brandende fakkel in zijn hand, dat wist de vaardige vakman die hem schilderde, misschien zelf niet.
De ontmoeting met een zeeman werd door de Vlaamse vissers meestal beschouwd als een voorteken van slecht weder. Te Knokke zegde men dat de vissers nog juist tijd hadden om naar huis te keren als ze hem hoorden roepen. Een vrouw uit Knokke bemerkte eens een meerman wiens lichaam geheel overdekt was met waterplanten of zeewier. Zij hoorde tezelfdertijd een strelende muziek.
De meerminnen of vrouwelijke figuren met een visstaart dragen dikwijls typisch vrouwelijke attributen. Ze moesten zich immers opschikken om zo bevallig mogelijk te zijn bij de terugkomst van de jacht of de strijd van hun meerman. De mooiste houden en kam en een spiegel in hun handen, en dit in vele varianten. Er zijn er zelfs waar het aangezicht van de meermin zeer goed is weergegeven in de spiegel die zij in de hand houden.
Daarmede is echter niet alles gezegd, want er zijn nog veel andere attributen voor zeemeerminnen: de pijl, de boog en pijl, ook de drietand en zelfs de pik en de sikkel horen er bij, maar het kan evengoed een mooi getekende boomtak zijn. Vermits er meermannen waren met een kroon op hun hoofd, draagt een enkele meermin ook een kroon en in de ene hand houdt zij een sikkel. Soms ziet men haar ook afgebeeld met in de hand een hoefijzer, dat zij voor zich houdt of op zij. Het hoefijzer werd algemeen als gelukbrengend beschouwd.
Oude zeelieden verklaarden dat er meerminnen waren die op een instrument speelden dat op een trompet of een hoorn geleek.
Met hun strelende muziek en gezang trachtten zij de aandacht te trekken van de argeloze zeelui die bij het beluisteren van de zoete geluiden hun stuur vergaten en op de rotsen te pletter vaarden, waar zij door valse meerminnen werden omgebracht. Daardoor zien we op onze wandtegels de meerminnen ook veelvuldig afgebeeld met een trompet of een hoorn. Tot die zelfde soort wrede meerminnen behoren zeker zij die zwaaien met een dreigend zwaard.
De zeemeerminnen verplaatsen zich al zwemmende, met behulp van hun mooi gevormde visstaart; maar enkele zeldzame moeten ook kunnen vliegen hebben. Althans dat moet men veronderstellen bij het zien van een meermin met twee sierlijke vleugels en die daarbij ook vrolijk op een trompet blaast. Zij verwijst duidelijk naar de Griekse mythologie. Talrijk waren ook de meerminnen die rampen voorspelden, zoals deze die de ondergang van de bloeiende havenstad Damme voorspelde en daarna jammerlijk van haar vrijheid beroofd, kwam te sterven in de Meerminneput te Oostkerke.
In de verre oudheid en in de volksverhalen verbeelde men zich een door allerlei levende wezens bewoonde zee, als tegenhanger van het met mensen en dieren bewoonde vasteland. Op zee namen de schepen de plaats in van de wagens, de vissen vervingen de vogels, de andere dieren met visstaart vervingen de viervoeters, en de meermannen en meerminnen namen de plaats in van de mensen, terwijl men duivels en andere demonen zag onder allerhande gedaanten net zoals op het vasteland.
Overal waar we wandtegels zagen met zeegezichten, waren ze dooreen geplaatst, d.w.z. als mengsel van schepen, vissen, andere dieren en menselijke figuren. We zagen een schouw waarin 108 dergelijke tegels stonden. Dikwijls zijn ze ook gemengd met andere tegels met decoratieve onderwerpen, met planten, bloemen en landschappen. De typen van schepen, vissen, dieren en menselijke wezens verschillen volgens de tegelschilder die ze schilderde. Vooral de zeemeerminnen kunnen er grover of aantrekkelijker uitzien al naar de vaardigheid en de smaak van dezen die ze maakten.
Het ging in deze bijdrage alleen over wandtegels die we in onze streek hebben aangetroffen, omdat deze de meeste kans hebben dat ze met onze volksverhalen iets te maken hebben. Bij de modernisering van woningen zijn echter enorm veel fraaie tegels verloren gegaan, of overplakt met meubelpapier, ja zelfs overschilderd. Men vond blijkbaar die ouderwetse haard of die wandversiering niet mooi genoeg meer, omdat men niet begreep dat zij getuigen waren van de volkskunst en van de volksverhalen uit de 17e en de 18e eeuw. Gelukkig is men nu weer de waarde gaan beseffen van de wandtegels. Jammer genoeg primeert de geldwaarde te veel boven de waarde op volkskundig gebied, zodat menig bewaarde tegel uit onze streek in de antiekhandel terechtkomt, zonder dat we zelfs nog de gelegenheid krijgen ze te fotograferen, of ze maar even te bekijken.
Wie uitvoeriger inlichtingen wenst over de folklore van de zee en haar geheimen, leze "De magische Zee" door A. van Hageland, met uitgebreide bibliografie (ook in de bibliotheek van de Kring).
De wandtegels met zeegezichten, die zo belangrijk waren en nog zijn om de zeefolklore te helpen bewaren, worden echter door A. van Haland nergens vernoemd.