Alice van Nicootje vertelt

Jacques Larbouillat

Inleiding

Hierna volgen, samengevat, een kwarteeuw marktbelevenissen te Knokke. Deze belevenissen werden opgeschreven door Alice Tousseyn.

Zij vormen een stukje markt- en familiekroniek.

Alice Tousseyn werd geboren te Heist in 1911. Haar vader Nicodemus, en haar moeder Maria Saelens, woonden in de Westkapellestraat. Alice hielp van jongs af haar vader, te Heist en omstreken best bekend als "Nicootje", in zijn handel in mercerie artikelen en allerlei andere huiselijke benodigdheden.

Alice is gehuwd met Kamiel Tytgat, wagenmaker te Oostkerke, waar ze nu wonen. Hun kinderen noemen: Frans, Norbert en Gislena. Alice Tousseyn schreef, naast haar marktkroniek, ook gedichten.

In Sint-Guthago Tijdingen nr. 34 april 1975 verscheen o.a. haar gedicht "De Lente komt in 't Polderland" en in nr. 2 van "Rond de Poldertorens" juni 1976 werd haar mooi gedicht "'t Is meie in het Polderland" gepubliceerd. Gedichten die getuigen van haar scherpe opmerkingsgave en haar grote liefde voor de polderstreek.

De Markt te Heist

In 1911 was vader Nico Tousseyn begonnen met zijn handel. Wegens de oorlogsjaren 1914-18, had hij zijn activiteiten moeten stilleggen.

Vanaf 1919 is hij dan terug herbegonnen. Op een schone dag trok hij te voet met zijn oudste dochter Louise, naar Brugge om een volle mand handelswaren te kopen. Deze handelswaren bestonden uit: garen, lint, naalden, knopen en stopwol.

De volgende dinsdag trok hij naar de markt te Heist. De markt werd toen gehouden op de plaats die men nu "De Bolle" noemt. Bij de marktbaas, Pier Lagast, huurde hij een kraam en betaalde daarvoor 4 fr. standgeld. De markt stond in die dagen stampvol met kramen, ook in de aanpalende straten stonden kramers en boeren uit Ramskapelle, die er hun boter en eieren verkochten. Nicootje Tousseyn stond met zijn kraam rechtover de winkels van meubelmaker Slabbinck en ijzerhandelaar Everaert. Nu zijn deze winkels ingenomen door de Discount en een elektriciteit handel.

Pier Lagast, de marktbaas, was eigenaar van al de kramen te Heist. Benevens de verhuring ervan, deed hij ook het vervoer van koffers tussen Brugge-Blankenberge-Heist.

Om zijn zaken uit te breiden vroeg hij aan de marktkramers of ze de markt van Knokke wilden aandoen op de woensdag. De meeste marktkramers, die Bruggeling waren, hadden daar geen zin in: de Woensdagmarkt te Brugge was een goede markt met veel verkoop.

Vader Nicootje zag er wel iets in. In het voorjaar van 1920 knutselde hij zelf een kraam in mekaar. Op een venditie kocht hij een hondenkar en een hond, die "Maks" werd genoemd; bovendien kreeg hij er een tweede bij, "Mirza".

De Markt te Knokke

Met de paasvakantie 1920 mocht Alice voor het eerst mee met vader naar de markt te Knokke. Er waren de eerste keer slechts vier marktkramers opgekomen. Een kaashandelaar uit Wenduine, die ook koekjes "Parein" verkocht, was een van hen. Alice kreeg de gebroken koekjes en de "mul" uit de dozen van deze man, wiens naam ze nooit heeft gekend. Verder stond er een echtpaar uit Koolkerke met gezouten en gerookt spek, gekookte hesp en cervela. Een vrouw uit Brugge verkocht er manshemden, schorten en ondergoed.

Vader Nicootje zelf stond met zijn kraam voor het standbeeld van Afred Verwee. De honden Maks en Mirza werden in de schaduw van een boom vastgebonden op het pleintje achter het Hotel de l' Esperence (tot voor kort de Unic), waar ze van Mevrouw Strobbe een kom water kregen. Later zijn er twee groenten handelaars bijgekomen: Herny Claeys en zijn zuster Gusta die bij de oude kerk van Knokke woonden, en een echtpaar met twee dochters.

De markt te Knokke nam met de tijd een snelle uitbreiding. Pietje van Ariaans (Spiens) uit Heist verkocht er naast gerookte haring en schardijn, ook appelsienen en okkernoten. Maar zijn grote specialiteit was gedroogde vis.

In 1925 ging Alice voor goed mee naar de markt. Toen stonden er reeds twee lange rijen marktkramers. Men verkocht er kaas, peperkoek, lakens, dekens, wol artikelen, sandalen en pantoffels.

Een paar sandalen kostte toen 24 fr.

In het begin van de dertiger jaren werd de markt van Knokke in aanbesteding uitgegeven. Pier Lagast werd oud en gaf het op.

De nieuwe marktbaas was Prosper Alleene uit Blankenberge, ook een voerman.

Was het standgeld vroeger 4 fr. en het vervoer per koffer ook 4 fr. geweest, Prosper verhoogde het tarief tot 20 fr. standgeld en 10 fr. vervoerkosten per koffer. Er is die volgende woensdag gesakkerd en gebeden geweest op de markt!

De vroege klanten op de markt waren gewoonlijk de vrome vrouwtjes die van de mis kwamen. Zij brachten de "handgift". Met de handgift werd een kruisteken gemaakt. Het was een oud gebruik; iedereen deed het, en het was een waarborg voor een goede verkoop. Werd het geen goede verkoop, dan was het een slechte handgift geweest.

Alice heeft op de markt in de winter veel koude geleden bij mistig en regenachtig weer, maar ook veel zonnige dagen gekend en plezier beleefd.

Enkele Figuren

De Seppen

Niemand wist eigenlijk wie hij was of waar hij vandaan kwam.

Bij Verburg, de herbergier, haalde hij, wanneer hij de markt aandeed twee tafeltjes. Op het ene tafeltje zette bij zijn weegschaal en zijn koperen gewichten, op het andere zijn bollen kaas. Tussendoor vertelde hij een reeks moppen en zong hij een paar liedjes, waar het humorfestival van Heist jaloers zou om zijn. Van als hij de eerste kooplustigen zag aankomen, begon bij te roepen: Madam, madam, komt zien de beste kaas van gans de streek voor 3 fr. de kwart kilo! Haal de watte uit uw oren Madam, en valt niet omver:

3 fr. de kwart kilo! Nieuwsgierig kwamen de koopsters dichterbij zien en ze kregen van Seppen een dikke snede kaas om te proeven.

Met de mond vol kaas en verbaasd over zoveel vrijgevigheid bestelden ze dan een kwart kilo kaas. Seppen sneed met een groot gebaar een kwart kilo af en gooide die met zo een geweld op de weeg­schaal dat de gewichten aan de andere kant ervan omhoog sprongen.

Met een katte rapte pakte Seppen de kaas in een stuk papier en zei: Madam:' tis 4.20 fr., want er is een beetje meer in; en hij wees met zijn snijmes naar de gewichten naast de schaal. Met een "allé merci Madam en tot de naaste keir" begon hij dan een Frans liedje te zingen over l' amour" tot groot jolijt van de omstaanders.

Octavie

Ze kwam van Brugge en heette Octavie Vandeplassche. Steeds was ze ouderwets gekleed, zoals de vrouwtjes het vroeger waren; en ze had haar ganse leven doorgebracht op straathoeken, markten en kermissen. Gewoonlijk verkocht ze witte kaplompen, 9 fr. het paar voor de mannenmaat, 6,50 fr. de vrouwenklompen. Voor de kinderklompen waar vogeltjes en bloemen op geschilderd waren, vroeg ze 3.50 fr. Daarbij verkocht ze ook straatbezems, schuurborstels en dweilen, twee stuks voor 5 fr. In het najaar bracht ze steeds een grote mand okkernoten mee.

Ze was een vrouw met een gouden hart. Gedurende de eerste wereldoorlog had ze veel mensen geholpen, die in de misérie zaten, zonder er een frank aan te verdienen. Ze gaf zich uit voor een  vroedvrouw en bracht, geborgen onder haar brede rokken, het hoogst nodige naar een ziek kind of naar een behoeftig gezin. Daarvoor liep ze 's nachts op straat en smokkelde over de binnenwegen eetwaren, dit in strijd met de verordeningen van de Duitse bezetter. Verscheidene malen was ze op de kommandatur moeten komen. De plaatselijke officier had haar herhaaldelijk bedreigd dat ze zou gefusillieerd worden. Ze zette dan een grote mond op, sprak Frans en Duits ondereen en de Duitsers lieten haar gaan. Op de markt werd ze gewoonlijk door de andere marktkramers geplaagd, maar ze was er mee gediend. De vrede werd besloten met een snuifje uit haar snuifdoos, zodat gans de markt aan het niezen ging.

Futtel

Futtel was een trouwe bezoeker van de markt. Hij kwam niet om te kopen, maar om te krijgen. Bedelen deed hij niet, hij kende de milde gevers. Een stukje kaas alhier, een schijfje vlees aldaar, en zo kreeg hij zijn eten voor de woensdag bij elkaar.

Eigenlijk noemde hij Kamiel Debusschere en hij woonde in een klein huisje op Driewege. Hij was steeds vroeg op de been, en voor de vuilniskar zijn ronde deed, had hij reeds alle bakken en ketels onderzocht op zoek naar vodden, konijnenvellen en al wat hem dienen kon. Hij kwam ook iedere keer bij vader Nico en kreeg er altijd 20 cm pruimtabak. Futtel was zeldzaam gewassen, maar dan blonk zijn gezicht!

Futtel was een grote kindervriend. Op zekere dag gooide hij een ganse net zak knikkers voor de kinderen uit, van op de trappen van het stadhuis. Die knikkers had hij gekocht in ruilhandel van een marktkramer: drie konijnenvellen voor de knikkers.

Futtel is niet meer; hij rust in vrede op het kerkhof van Westkapelle. Zelfs een houten kruisje kon er niet van af. Hij die geen vlieg kwaad zou doen, werd het leven benomen door ruwe moordenaarshanden.

De Jodentram

Dat was de tram Oostende-Knokke, die om 9 u stopte bij de markt. Gewoonlijk zaten daar de Antwerpse Joden op, die de markten deden. De maandag en de vrijdag dingen ze naar Blankenberge, de dinsdag naar Heist, de woensdag naar Knokke en de donderdag naar Oostende. De zaterdag was het voor hen de dag van de Sabat.

Ze brachten elk twee grote valiezen mee, en huurden geen kraam. Op de grond werd een groot tafellaken gelegd en daarop spreiden ze hun koopwaar uit: plissé rokken, bloezen pompadoer, katoenkleedjes à 20 fr. het stuk, fantazie schortjes voor 5 fr. het stuk. Ze spraken Vlaams, Frans en Hebreeuws ondereen; dit ging gepaard met grote gebaren en veel lawaai! Door de andere marktkramers werden ze de charlatans of de platzitters genoemd.

Het Kraam van Nicootje

(1)  Wat was er bij ons al te verkrijgen? Mercerie artikelen, dit betekende ook allerlei kleine zaken nodig van de wieg tot aan het graf. We hebben sluitspelden verkocht om heel Knokke ineen te bunselen, aan 60 centiemen de doos; kantjes voor kindergoed aan 75 centiemen de meter. Veel kleine Knokkenaars hebben hun Eerste Communie gedaan met in hun handen een kerkboekje in het rood of in het blauw met prentjes, aan 2.50 fr.; dan hun Ere Communie met een kerkboek in het zwart met vergulde snee, aan 6 fr.: allemaal gekocht aan het kraam van Nicootje! Trok er een jong meisje naar het pensionaat, ze kwam bij Nicootje terecht om een fijne kam en een luizenkam, dit was een verplichting in die dagen; ook om een schaar, naalden en een vingerhoed.

Moest een jongen naar het leger, wij zelf zegden wat hij no­dig had: zwart en kaki garen, een grote stopnaald en kleiner naainaalden, scheerzeep, broekknopen, zwarte en grijze stopwol en een klein spiegeltje.

Maar met de welstand en de groei van Knokke kwamen er gedurig nieuwe artikels bij: gekleurde breiwol voor kousen, sokken en lijfjes voor de zonen feestdagen, reukzeep van alle merken, pommade voor het haar en fantasie lint. Vader kocht al die nieuwigheden met tegenzin bij: het kraam werd te klein om al die dingen uit te stallen. Bovendien werd de vracht te zwaar voor de honden, en vader was verplicht een nieuwe kar te laten maken bij Gustje Coppens. Hij kocht een klein paardje te Gent. Met weemoed hebben we afscheid genomen van onze twee trouwe honden, die ons zovele jaren dienst hadden bewezen. Maks verhuisde naar een boer en bracht verder iedere morgen de melkbussen van het hof naar de balie.

Mirza, die oud en totaal op was, kreeg een spuitje van de veearts.

De meeste andere kramers kwamen nu per auto en wij bleven de laatste met paard en kar de markt aandoen.

We schreven het in de inleiding: heel dit artikel is gesteund op het dagboek van Mevrouw Alice Tytgat - Tousseyn. Meerdere teksten, zoals hier b.v. zijn letterlijk overgenomen. Dit dagboek getuigt van veel psychologisch inzicht en literair talent.

Rare Klanten

Tussen onze klanten hebben we wel enkele zonderlinge kopers gehad. Op een marktdag kwam tegen de noen een vrouw van rond de veertig en t’ zag er geen gemakkelijke uit. Ze wachtte tot ik haar zelf kon bestellen en vroeg me: geef me eens een paternoster, de goedkoopste die ge hebt, want hij moet maar voor een keer dienen. Ik keek verwonderd op, dat mens zag er niet ziekelijk uit, alleen maar een beetje wild. "Ik ga morgen naar het hospitaal te Brugge, en vrijdag moet ik onder het mes" vervolgde ze. "Doe wat medailles aan de paternoster, ge weet: de zusters zien graag dat ge Christelijk zijt".

We hadden op de markt naast de blinkdozen, een rommelbakje staan met losse knopen, toespelden, kleine nageltjes, gebroken paternosters en blikken medailles van alle bestaande heiligen tegen alle mogelijke kwalen. Ik nam er een oude paternoster uit die erg roest was, met slechts vier tientjes. Met een fijne ijzerdraad deed ik er een medaille van het scapulier aan, een van het H.

Bloed, een van de H. Livinus (reumatiek) een van de H. Cornelius (zenuwen), een van de H. Rita (hopeloze gevallen), een van de H. Margareta (krampen) een van de H. Bavo (kinkhoest) en als laatste een kenteken van de kruistocht. In het bakje lag er nog een hondenmedaille, maar die durfde ik er niet aandoen. Ik rekende er niets voor, wenste haar veel moed en een spoedig herstel. Ze ging weg zo blij als een kind.

Vier weken later was ze terug op de markt. Ze kwam naar me toe en riep luidruchtig: "Ik ben hier weer, maar ’k heb mijn peere gezien zulle! Ik was bijna dood, twee dagen tussen paravents gelegen, de familie werd verwittigd en ze hadden reeds het slaapkleed mee om me af te leggen. Een mirakel is ' t dat ik er doorgekomen ben! Best dat ik mijn paternoster had. Geef me nu eens een meter straffe rekker voor mijn Carnavalskostuum". Ik keek verwonderd op. Hoe was dit mogelijk na zulke zware operatie? Maar reeds flapte ze het eruit:" Ik moet mijn schade inhalen, in zes-weken niet meer gedanst, en maskeren zal ik zo lang het gaat". Toen had ik herhaaldelijk spijt dat ik die hondenmedaille niet had vastgemaakt aan die mini-paternoster.

De Henne-ringen

We verkochten ook hennenringen. Ze kwamen toe in dozen van 200 stuks en we moesten ze zelf aanrijgen op een draad. We sloegen nagels in de zijlatten van ons kraam en hangen er de hennenringen op. Rood, geel en zwart voor de Belgen; geel en zwart voor de Vlamingen; groen en wit voor de voetbalclub van Heist, want we waren toch Heistenaars ook.

Op een schone dag, nog vroeg in de morgen, kwam een jonge juffer in lange blauwe broek aan,de mode kwam toen reeds op,  en met een bloeze die haar rug bloot liet. Ze had veel bekijks en ze bleef opeens staan bij ons kraam. Ze had veel belangstelling voor de hennenringen, vroeg iets in het Engels, maar we verstonden haar niet. Vader en ik kenden een mondvol frans, maar geen Engels. Na een tijdje begrepen we dat ze de prijs vroeg van die ringen. Vader schreef met krijt op een lei: 10 centiemen het stuk, en voegde er bij kokke-kokke-dek; hij bedoelde: 't is voor de kippen. De juffer begreep het niet. Ik nam een snuifdoosje, daar stond een haantje op getekend, en wees naar de poot van het haantje? Toen haalde ze 20 fr. uit haar handtas en koos de kraal met de 200 rode ringen. We mochten het niet in papier wikkelen: ze deed de kraal in vier windingen rond haar hals. Daarmee heeft dat wicht gans de voormiddag op de markt geparadeerd, met een halssnoer van rode hennenringen!

De Afbiedsters

Bij ons was het steeds een vaste prijs voor iedereen. Meer vragen of afbieden wilde vader niet, al was dat vroeger het gebruik. Er hing aan een zijlat van het kraam een karton met de prijzen van de voornaamste artikelen en op de koopwaar werd de prijs nog eens vermeld. De kopers verlegden soms die briefjes en dat gaf wel eens eigenaardige verkoopsprijzen: 4 fr. voor een stopnaald en 10 centiemen voor een bol machine gare. Maar nu en dan was er toch iemand die probeerde af te bieden.

Zo kwamen er regelmatig twee gezusters bij ons; de ene was een goede klant, de andere kocht nooit. Op een woensdag vroeg deze laatste nog al bot weg: "Nico ik zou moeten een kam hebben, maar ik zal hem hier niet kopen want ik mag hier niet afbieden; ginder aan dat andere kraam mag ik dat wel". Vader antwoordde:

"Van mij moogt ge het nu ook doen. Ze nam een kam van 8 fr. en bood af tot           7 fr., betaalde en was gelukkig om die ene frank winst.

Ze waren pas enkele stappen van ons kraam verwijderd of vader riep hen terug: "Ik trakteer allebei op een stuk chocolade van 50 centiemen; maar ik zal eerlijk zijn: niet ik maar gij trakteert; en hij wees naar de vrouw die de kam had gekocht. "Ik heb voor een kam van 6 fr., 8 fr. gevraagd; gij hebt afgeboden tot 7 fr. en ge kreeg hem; ge hebt dus uzelf en uw zuster getrakteerd. Deed ge nu profijt?" Vader gaf de frank terug en voortaan kochten de beide zusters nu bij ons.

Van een mooie Dame

Iedere week kwam er bij ons een mooie jonge dame wat kleinigheden kopen. Ze was steeds naar de laatste mode gekleed en droeg hoed en mantel die bij elkaar pasten. Ze was vriendelijk en beleefd en had iets voornaams over zich. Ze behoorde zeker tot de hogere standen. Als jong meisje keek ik naar haar op, en ik was blij en fier dat zulke personen regelmatig bij ons kochten.

‘t Was in het voorjaar en we stonden bij het standbeeld van Alfred Verwee. Het was die dag bitter koud en vader bracht een oude deken naar de honden om ze te beschutten tegen de koude. Daar kwam mijn madam, netjes en verzocht als altijd, naar het kraam waar ik alleen stond. Telkens had ik aandacht voor die mooie kleren en ik noemde haar dan bij me zelven:’ dat deftig mens ’of ok wel ’die snelle mistinguette'. Nu nam ze twee bladen schuurpapier van 60 centiemen ’t stuk. Ze draaide wat rond, nam een doosje toiletzeep  drie stuks voor 10 fr. -en legde het aan de kant. Intussen kwamen vijf klanten, en terwijl ik hen geriefde legde de mooie madam 1.20 fr. op het geldbakje, nam het doosje zeep, bedekte het met het toegevouwen schuurpapier, zodat het doosje zeep bijna onzichtbaar was, en stak alles rap in haar sjakos. Ze zegde: hier is het geld en 't is gepast; en ze ging voort.

Ik vond 1.20 fr. maar niet de 10 fr. Ik dacht: dat is een vergissing, volgende week brengt ze me het geld, want wie wil zich wassen met onbetaalde zeep. Thuis zal ze zien aan het geld dat het niet klopt met haar aankopen en uitgaven.

Als we aan het opruimen waren lag er nog het deksel van het doosje dat ze niet had meegenomen,; misschien geen kans gekregen.

Een vergissing was het niet van mijn kant, want ik had het gezien goed en echt, niettegenstaande er nog vijf mensen te wachten stonden.

De volgende week, geen madam te zien. Ik keek rond in alle richtingen, slenterde voorbij andere kramen. Neen ze kwam niet, weken op weken, maanden op maanden. Toen dacht ik: ze is misschien ziek, overleden of uit Knokke vertrokken. Lange tijd nadien was er een grote trouw om 10 uur. Iedereen liep naar het stadhuis en ’t werd een gedrum om de bruidstoet te zien. Ik ging even kijken in de trouwzaal naar die mooie toiletten; en de naam van de jonge bruid heb ik onthouden: Claire Stimart. Boven op de trappen van het stadhuis, had ik een enig uitzicht op de markt: een kleurenpracht, een bonte wemeling van mensen en dingen... en daar zie ik plots "mijn madam" haar aankopen doen aan een kraam met dezelfde artikelen als bij ons. Ze was dus nog in leven! Ik wilde naar haar toe gaan en heel bescheiden vragen of ze zich niet had vergist, gezien ik de 10 fr. niet had gekregen. Maar ik werd zenuwachtig, begon te beven en durfde niet; want ze zou het misschien kwalijk nemen, afstrijden en me vervolgen voor laster en eerroof; en ik zou zeker niet geloofd worden, het was immers zo lang geleden.

Thuis sprak ik over dit geval niet en nooit hebben mijn ouders het geweten. Toch had ik er spijt van, niet alleen om het geld hoewel 10 fr. een tamelijk verlies betekende vergeleken met de enkele centiemen die te verdienen waren aan dergelijke kleinigheden maar ik was een klant kwijt, en dat het juist die madam moest zijn wiens vriendelijkheid mij meermaals had gelukkig gemaakt. Op een avond in bed lag ik er over te piekeren en werd zo verdrietig dat ik aan 't wenen ging. Mijn zuster vroeg wat er scheelde, of het liefdesverdriet was  neen, tandpijn! Ze ging naar beneden en haalde een glas water met een aspirine. De zondag na het noeneten kregen we allen, broers en zusters, 5 fr. drinkgeld. Ik stak het in mijn schortzak en enkele minuten later terug in het winkelschuif. Tweemaal mijn 5 fr. Zo heb ik zelf de zeep betaald aan vader en moeder.

Enkele weken nadien zag ik weer "mijn madam". Ze stond te praten met een oud-kennis van mij. Even wachten... ze namen afscheid. Nu kreeg ik de kans van mijn leven: ik zou die kennis vragen wie die madam was met wie ze stond te praten. Maar weer had ik er de moed niet toe.

Na de oorlog was ik op de groenten markt en haalde mijn fiets die geplaatst stond aan de "Totem". En plots stond ik voor "mijn mooie Dame". Ze wenste mij goedendag met dezelfde hartelijkheid van jaren terug, en ze vroeg bezorgd waar ik woonde, hoeveel kinderen ik had, welk beroep mijn man deed, of vader Nico nog leefde.

Ik moest hem de complimenten doen. Nu had ik maar te vragen: Ja madam en van wie moet ik zeggen? En weer deed ik het niet.

De dag daarop reed ik naar Heist en pas aan de voordeur, riep ik: Vader ge krijgt de complimenten van een madam uit Knokke; herinnert gij haar nog, ze kocht altijd bij ons toen we nog stonden aan het standbeeld; die dame zo vriendelijk en zo schoon gekleed, maar ik weet haar naam niet. Vader keek op en zei: Dat is nog al grappig, complimenten krijgen van iemand die we beiden niet kennen... en vriendelijke mensen die bij ons kochten over dertig jaar, die lopen er in Knokke met honderden.

Mensen met zorgen

Er kwamen wel eens mensen die, nadat ze gekocht hadden, bleven treuzelen. Ik zag het gauw aan hun manieren; ze wilden iets zeggen hun hart luchten. Ik luisterde altijd naar hen. Ze kwamen meestal rond de noen, als de markt op het einde liep. Gewoonlijk ging het over onbenulligheden: een gebuurvrouw, de huisbaas, de schooljuffrouw of over financiële moeilijkheden.

Heel dikwijls ging het over familiekwesties. Veel kon ik daarop niet zeggen: de markt is tenslotte een verkoopplaats en geen "kommeerekot". Gewoonlijk zegde ik dan: Ja madammetje er is overal iets; en zolang er mensen leven zal er misérie zijn; heb veel cou­rage, mijn ouders hebben dit alles ook meegemaakt en nog veel erger. Alles komt later wel in orde en dan peinst ge er niet meer op.

Toch kwam eens een vrouw naast me staan. Ze ging met behulp van een stok en haar benen waren gans verbonden. Ze vroeg: Wil je me eens een plezier doen? -Ja, madam, heel gaarne als ik kan.  Ik moet naar de kliniek om te rusten en mijn benen te laten verzorgen en ziet... daar wordt gebeden en ik heb dat allemaal vergeten. Schrijf op een bladje wat ik moet zeggen als de Zuster de pater­noster bidt, dat ik ook kan antwoorden, want ik doe altijd mee met de hoop."

Op een reclamebriefje van vliegen vangers heb ik geschreven:

Geef ons heden ons dagelijks brood...
Heilige Maria, Moeder Gods....

Ze had nog haar paternoster van haar Plechtige Communie... an­ders kreeg ze er een gratis uit het rommelbakje.

(Een andere keer nog enkele bladzijden uit dit pittige logboek.)

Alice van Nicootje vertelt

Jacques Larbouillat

Rond de poldertorens
1978
02
085-096
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26