Van Heksen en de Bozen Vijand
Processen 1608-1792 te Brugge

Germain Vandepitte

Afkortingen

Rab = Rijksarchief Brugge

Asb = Stadsarchief Brugge

Br.Vr. = Brugse Vrije

Rab.Asb = Rijksarch Brugge, archief van de stad Brugge

Bronnen

 

Ban toverij :

Rab. Triage van Zuylen, nr 1256

Herbick en Weyns:

Rab.Asb. reg. 621, f° 15 v° — 33 v°

Tanne Tant :

Rab. Br.Vr. reg 17142, f° 46 — 56

Verbauwen C. :

Rab. Br.Vr. reg 17042 f° 46 93

 

M. Coornaert, Rond de Poldertorens jg X, blz. 139

 

Orde handhaven in het Brugse Vrije.

Woeste Cl.

Rab.Er.Vr. reg 17042, f° 49 — 53

Couvel J.

Rab. Asb. reg 621, f° 117 - 123 v°

Cokelaers

Rab. Asb. Reg 622,f° 26

Sappho

Rab. Asb. reg. 622,f° 14-28

De Groote

Rab. Asb. Reg. 622,f° 29v° - 35 v°

Dophijn

Rab. Asb. Reg. 622,f° 35 -36 r° en v°, 39 v°

Montack

Rab. Asb. Br.Vr. reg 17044, f° 29 – 38 /96 – 110

 

M. Coornaert, R.d.P. X jg blz 139, Orde Handhaven

Verdonck J.

Rab. Br.Vr. reg 17044, f° 49 – 60

Van de Raede

Rab. Asb. reg 623, f°101 – 102

   

Brugs Heksenjaar

Rab.Asb. reg 624

Karrebrouck

f° 9v° - 62v°

Luucx

f° 26 – 36v°

Verpoort

f° 37r° - 41r°

Ide

f° 43r° - 52

Verstraete

f° 27r° &v° / 61v° - 62v°

Coese

f° 10v°- 11r°/ 61r°

De Vos Janneken

Rab.Asb.reg 625, f° 21 – 31

De Lay Joris

Rab.Asb.reg 625, f°65 – 70

Van Iseghem J.

Rab.Asb.reg 629, f°34b 1-11 / 41v°53

Mazy Pieter

Rab.Br.Vr.reg 17039, f° 1 – 8r°

            

Biblografie

  • Jansen H.P.H., De inleiding tot "De Inquisitie in de Middeleeuwen" door H. Ch, Lea, Aula 296.
  • Keesing F.M., Inleiding tot de culturele Antropologie, Aula 235.
  • Lea H.ch., De Inquisitie in de Middeleeuwen, Aula 296.
  • Trevelyan G.M., Sociale Geschiedenis van Engeland, Aula 381.
  • Vandepitte Germain,
    • Rond de Poldertorens XVI e jg., nr. 1 en 2, Het proces van 'Dolphijn’
    • Rond de Poldertorens XVIII e jg. blz. 128, Een belezer en kwakzalver.

 

VOORWOORD

Beste Lezers,

Terwijl we deze teksten zantten, werd ons gevraagd wat we daarmee beoogden.

De vraag verraste ons, daar we er zelf nog niet dieper waren op ingegaan. Sedert enkele tijd staken we diep onder het stof van oude criminele gevallen, en we meenden dat een heksenproces niet mocht ontbreken.

 Men weet waar het begint, niet waar het eindigt. Op het punt gekomen om de inzameling stop te zetten, werd ons door de heer Vrielinck, ons geacht medelid uit Heist, een fragment in de pollen gestopt over het proces van Mayken Van Kerrebrouck. Daarvoor kunt U hem niet dankbaar genoeg zijn. Voor ons lagen de zaken enigszins anders, want uit dit ene proces vloeiden er nog drie andere voort, zodat het een behoorlijke kluif betekende aan pluswerk. Niettemin veel en veel dank; gaarne gedaan.

De processen zoals U ze hier vindt, zijn reële maar ingekorte weergaven van wat we in de registers vonden.

De meeste processen uit de registers van de stad Brugge, wa­ren met een kruisje gemerkt; iets wat wel strikt verboden is, maar toch wel eens gebeurt. Dat doet ons vermoeden dat deze processen mogelijks werden aangehaald in vroegere werken of tijdschriften. Positief zeker weten we dat ong. 15 jaar geleden Prof. Egide Strubbe vele nota's heeft gemaakt of laten maken over enkele van deze geval­len. Of ze ooit bewerkt of verschenen zijn, is een andere vraag. Maar dat kan ons niet weerhouden ze U ter lezing aan te bieden, daar we hier geen wetenschappelijk werk beogen, maar veeleer de Lezers een leerrijk overzicht willen voorschotelen van toenmalige toestanden.

INLEIDING

In de hierna volgende teksten krijgen we verschillende gevallen onder ogen, die nochtans alle gemeen hebben dat ze van ver of nabij te maken hebben met "de boze vijand".

Deze teksten lezend, zult U waarschijnlijk geneigd zijn uit te roepen: wat een nonsens! hoe was dat mogelijk? Beoordeeld op een afstand van 350 jaar, is dat inderdaad zo: het was absurd en grenzend aan waanzin. Maar vergeten we niet: het waren mensen van hun tijd, waaronder een Rubens, een Vondel, en noem maar op. Hoe zal men ons over enkele tientallen jaren beoordelen?

Zo oud als de wereld, is ook het bestaan van de dualiteit goed-en-kwaad, omgezet in goede en kwade geesten. Doorheen de diversiteit van alle culturen -lees godsdiensten - loopt dit als een rode draad.

Op de kritiekste momenten in het bestaan van de enkeling of van een volk, treedt de godsdienst het meest op de voorgrond. Dit vooral in ogenblikken van angst, onzekerheid, gevaar, en het meest nog bij een gevoel van onmacht en bovennatuurlijkheid. De dood bijvoorbeeld wordt in alle culturen ingekapseld in een geloof en praktijken die slaan op ziekten, het sterven en het verzorgen van het dode lichaam; en het geloof in het hiernamaals. Door deze ervaring logisch en reëel te maken, helpen de godsdiensten de mensen op alle gebieden die liggen buiten de controle van de gewone technieken en het rationeel begrip (1).

De tastbare verbinding met het hogere, was dat nu goed of kwaad, was de priester, de tovenaar, de bezweerder of de genezer, elk met zijn eigen riten en attributen, die in de loop der geschiedenis overgenomen werden de een van de ander. Het mag dan ook geen verwondering wekken dat geloof en magie zo dikwijls verstrengeld liggen.

Zo hoeft het ons niet te verbazen dat na al die eeuwen, de begrippen van goed en kwaad, diep bij onze mensen ingeprent zaten. Over het goede echter had men een minder goed begrip, want hoe goed dat goede eigenlijk was of moest zijn, bleef nogal in het vage.

Van het kwaad echter was men beter op de hoogte, daarvan zag men het resultaat, men onderging en ervaarde het.

Fetisjen en amuletten werden vanaf de oorsprong der mensheid op prijs gesteld en gedragen als bescherming tegen het kwaad of als geluk aanbrengend. Bij ons kreeg dit toepassing in het gebruik van schapulieren, relikwieën, paasnagels of Agnus Dei. Water was het universeel reinigingsmiddel waarmee men het vuil en mede het kwaad van zich afwiste. Deze kracht werd nog versterkt door het water te wijden, zodat wassen niet eens meer noodzakelijk was en het besprenkelen alleen al voldoende was om het kwaad te weren.

Duivelbezweerders en geestelijken hadden de macht om duivels uit te drijven of hun werken ongedaan te maken; dit door een ritueel van gebed, bezweringen en allerlei attributen waaronder het wijwater zeer belangrijk was. De duivel en zijn trawanten, tovenaars en heksen, brachten het kwaad over de mensen, dieren en bezittingen. Tovenaars waren hier minder in trek; heksen waren er des te meer. Men geloofde er in, vast en diep en onuitroeibaar: of was het zoontje van de chirurgijn Joos Speelman niet betoverd geweest en daaraan gestorven?

Kijk maar naar de rechters die deze processen behandelden met een ernst en een overtuiging, die onwankelbaar was. Het kan niet dat ze enkel zo handelden omdat de wet het nu eenmaal voorschreef: ze geloofden er zelf in! Zie naar de scherprechters en de officieren in de pijnkelder, die zelf schrikten en beefden en kwistig het wijwater hanteerden om het kwade buiten of toch minstens van zich af te houden. Dat leverde hun tevens steevast een bedanking op vanwege hun slachtoffer, dat evenzeer geloofde dat anderen de macht bezaten, en menig keer beweerde zelf betoverd te zijn geweest.

En de folteringen? Ze waren hard en ongenadig; het was een ijzeren tijd voorhen die van toverij beschuldigd werden. Wat opvalt is dat de beschuldigden meestal oude vrouwen waren, zodat het erop lijkt dat oud worden ook al een misdaad was. In al onze voorbeelden waren het ook vrouwen uit de laagste sociale stand; maar dit had misschien als oorzaak dat de meeste klachten vanuit die zelfde hoek kwamen. Dat lijkt nu weer in tegenspraak met de voorgaande bewering dat de rechters en geestelijken zelf in die toestanden geloofden.

Laten we de mensen uit de jaren 1600 niet te erg brandmerken. Wel dezen die nu nog, dag aan dag, honderden mensen schoffelen, martelen en doden, en dat op een wijze die onze voorouders zou doen blozen.   

Het betoveren kon op velerlei manieren gebeuren: door aanraking, handoplegging, ja simpelweg door het aankijken van het slachtoffer; dit gepaard gaande met het uitspreken van een formule, en dat hoefde daarom nog niet luidop gezegd.

Evengoed kon men iemand betoveren door hem iets te eten of te drinken te geven, Daarbij werd toch wel verwacht dat er gebruik werd gemaakt van een poeder, van zaadjes of zelfs van kleurstof.

Die dingen waren verondersteld afkomstig te zijn van de boze vijand. Rest nog het betoveren van iemand, waarbij gebruik werd gemaakt van iets dat het slachtoffer toebehoorde of toebehoord had, want meestal was dit hem of haar ontnomen. Dit kon een haartje zijn, een stukje van zijn nagels, een draadje uit zijn kledij of eenvoudigweg een gebruiksvoorwerp. Daardoor bleef men in de macht van het kwaad zolang dat iets in handen was van de tovenaar of de heks. Dat iets kon verborgen worden in of rond het huis van het slachtoffer, waardoor de betovering bestendigd werd zolang dat iets zich daar bevond. Was dat "i e t s" de "vuylicheyt" of dat "boerejonck"?(2)

Tegen betovering was men uitermate slecht gewapend. Om de be­tovering te keren, kon men een briefje op het lichaam dragen of om de hals. Dit was een soort amulet of schapulier van perkament of papier waarop een formule geschreven stond als afweer. Meestal werd dit nog gecombineerd met het dragen van het St.-Jansevangelie; kwestie van zeker te spelen.

Was men eenmaal betoverd, dat stond men er slecht voor. Vooreerst kon men zich wenden tot een genezer of tot een geestelijke. Tussen deze geestelijken, meestal paters, bevonden zich echte specialisten: de ene was de andere niet! Voor het goede resultaat ging men soms naar beiden toe.

Het gemakkelijkste was evenwel als men wist door wie men betoverd was. Dan ging men deze persoon opzoeken hier altijd een heks en vroeg haar om de betovering weg te nemen. Dit geschiedde dan door het uitspreken van een formule, De aanhef was meestal:

"God zegent, God betert!". Hoewel dit menig keer alleen werd gebruikt, volgde daarop toch meestal de spreuk: "Ik geef terug wat ik u ontnomen hebbe", of "ik neem terug wat ik u gegeven hebbe". In dit laatste geval betrof het dan meestal een ziekte.

Nu konden twee dingen gebeuren. De vermeende heks kon ontkennen de persoon te hebben betoverd, dan had ze dus de macht niet om te onttoveren. In de meeste gevallen werd dit aanzien als een weigering en was een pak slaag haar loon. In het andere geval was het schuld bekennen en kreeg ze na afloop ook een pak slaag en niet zelden werd ze in het water gegooid.

Kwam het tot klachten van toverij tegen een bepaald persoon, dan werd een grondig onderzoek ingesteld. Het gebeurde ook dat personen die als heks nagewezen en nageroepen werden, zelf klacht neerlegden, maar dat was een gewaagd spelletje, want dat kon een heel onderzoek op gang brengen.

In beide gevallen kon de klacht neergelegd worden bij de burgerlijke overheid; maar men kon ook terecht bij het Geestelijk Hof of het Officiaal. Dit officiaal was de instelling die de misdaden door geestelijken gepleegd, moest behandelen. Ook de gevallen van ketterij, toverij, godsdienstzaken en het verbreken van een huwelijk, vielen onder die bevoegdheid. (zie bijlage)

We menen dat deze korte woorden volstaan om de volgende teksten beter te begrijpen. Tot slot willen we nog even de aandacht vestigen op het verschil in vonnissen. Deze liepen van verbanning  in de lichtere gevallen, tot de doodstraf. Vooral het verschil in uitvoering van de opgelegde straffen is opmerkelijk in de navolgende gevallen: De doodstraffen uitgesproken door de rechtbank van het Brugse Vrije geven: dood door wurging en het branden van het lichaam waarna dit aan een staak of in een spriet gehangen werd op het Galgeveld. Bij de vonnissen uitgesproken door de rechtbank van de stad Brugge zien we de dood door wurging en het verbranden tot pulver van het lichaam.

Voetnoten

  1. 1. Keesing: Inleiding tot de culturele Antropologie0 Aula 235
  2. 2. Zie Rond de Poldert. XVIII e jaar blz. 128. Een belezer en kwakzalver.

Bijlage
Het Geestelijk Hof of Officialiteit

De oorsprong van deze instelling schijnt men te moeten zoeken in de Inquisitie, op haar beurt ontstaan uit de macht der bisschoppen die reeds vóór, tijdens en na de regering van Karel de Grote benevens het kerkelijk recht, een aanzienlijk deel van de burgerlijke rechtspraak in handen kregen.

In de verwarrende tijd na de dood van Karel de Grote en de verdeling van zijn rijk, wisten de bisschoppen zich nog meer te onttrekken aan de afhankelijkheid van de kroon en stelden ze het canonieke recht boven het burgerlijke of gemene. Dit gaf ontstaan aan kerkelijke gerechtshoven, verbonden aan ieder episcopaat. De bisschoppelijke rechter noemde men "officiaal of ordinarius"; en deze was gewoonlijk een doctor in het canonieke en in het burgerlijk recht. Ook daardoor kreeg de kerkelijke rechtspraak een enorme voorsprong ten aanzien van de primitieve processen van het feodaal en gewoonterecht.

Pas na het midden van de 12e eeuw en na de studie van het Romeinse recht, kwam er langzaam een scheiding tussen het kerkelijk en het burgerlijk recht.

"De uitgesproken religieuse functie van het bisschoppelijk gerechtshof, (deze toespeling op de Engelse toestanden), die gewoonlijk overgelaten werd aan de aartsdiaken, veroorzaakte in de tijd van Chaucer (+ 1340-1400) grote schandalen, waarvan we in “The Friars' Tale een voorbeeld vinden" (1). Deze passage halen we aan als voorbeeld, omdat in de hierna volgende stukken dikwijls sprake is van de aartsdiaken, zodat het geenszins gewaagd is te veronderstellen dat ook hier bij ons daarmee de dienstdoende offi­ciaal of ordinarius bedoeld wordt.

In hoofdzaak was het de bedoeling dat deze kerkelijke hoven de misdrijven tegen de kerk begaan, zouden bestraffen, met als voornaamste taak de haarden van ketterij op te sporen, deze terug te brengen tot het ware geloof, en zo ze hierin niet slaagden, deze nesten uit te roeien.

Hoewel ze daarin, grotelijks door gewelddadige acties, geslaagd waren - denken we maar aan de Katharen en de Bogomielen - zien we toch pas in 1400 in Engeland de wet verschijnen die de ketterij met de dood bestraft.

De overtalrijke bullen en decreten van de opeenvolgende pausen tonen genoeg aan dat sommige bisschoppen en vorsten zeer nalatig waren in het opsporen en instellen van een onderzoek naar ketters. Het was dan nog uitgerekend de publieke vijand van de paus, Frederik II, die in zijn landen de strengste maatregelen tegen de ket­ters nam. Toen de pauselijke inquisitie begon, haastte hij zich om het gehele raderwerk van de staat ter beschikking te stellen van de inquisiteurs (Edicten 1220-1239).

Om de lakse houding van vele bisschoppen ter zake tegen te gaan, werden gevolmachtigde reizende gezanten naar de verschillende bisdommen gezonden om het gerecht in handen te nemen, wat in menig geval aanleiding gaf tot een machtsstrijd tussen de plaatselijke officialiteiten en de met volmacht beklede gezanten, inquisiteurs genaamd.

Al in het begin van de 13e eeuw werden in Engeland, in Vlaanderen en andere streken, van rechtswege door de overheid onderzoeken naar misdaden ingesteld en dat zeker voordat deze methode door de kerkelijke inquisitie werd toegepast.

Ook de toepassing van de tortuur, om een bekentenis af te dwingen, was geen uitvinding van de inquisitie, maar was al gebruikelijk in het Duitse Rijk (voor dieven 1221-1230). Pas in 1252 gaf paus Innocentius IV toelating aan de inquisiteurs om de tortuur te gebruiken en als argument werd aangehaald dat, zo het gebruikt mocht worden voor een doodgewone dief, men dit zeker mocht doen aan dezen die mensen beroofden van het kostelijkste wat ze bezaten, namelijk het geloof.

Nadat de strijd tegen de ketters succesrijk verlopen was, mocht logischerwijze verwacht worden dat het stelsel van de in­quisitie zou opgedoekt worden. Niets was minder waar. Waarschijnlijk was deze instelling zelf te machtig geworden. Ze bleef bestaan en vond een nieuw werkterrein bij de bestrijding van de alchemie, de sodomie, de woeker en bovenal tegen de toverij en de hekserij.

Dat de inquisitie daarbij fouten heeft gemaakt, is iedereen duidelijk. Eén voorbeeld volstaat, dit van Jeanne d'Arc die te Rouan in 1431 verbrand werd als ketterse.

Ook in de 15e en de 16e eeuw was de inquisitie zeer actief betrokken in "de oorlog tegen oude vrouwen", hoewel zij deze heksenwaan niet ontketend heeft; ook in de protestantse landen werden immers duizenden slachtoffers gemaakt.

Het feit dat de kerkelijke rechtbanken nooit een doodstraf uitgesproken hebben of uitgevoerd, maar de beklaagden altijd na onderzoek overmaakte aan de burgerlijke autoriteiten, ontslaat hen zeker niet van de verantwoordelijkheid ter zake. In dergelijk geval hadden deze laatsten immers geen andere keus dan de overgedragen beklaagde zo rap mogelijk te vonnissen en ter dood te brengen, op gevaar af van zelf geëxcommuniceerd te worden of zelf als ketters te worden verbrand (2).

Deze kerkelijke rechtbanken bleven bestaan, hielden zich nog bezig met ketters en ketterijen, tovenarij en hekserij, maar tevens met allerlei godsdienstzaken waaronder ook echtscheiding, Ook waren ze bevoegd om misdaden door de geestelijken begaan te onderzoeken en te bestraffen.

Nota

volledige studie van dhr. Germain Vandepitte over heksenprocessen en derg. van 1608 tot 1792 te Brugge, bevat ruim 200 blz. Hier volgt een eerst stukje. Vele en langere ver­halen hopen wij U mede te delen in volgende nummers van "Rond de Poldertorens"

Voetnoten

  1. M. Trevelyan, Sociale geschiedenis van Engeland, Aula 381(1968)
  2. Henry Charles Lea, De inquisitie in de middeleeuwen, Aula 296 voornamelijk de inleiding door H.P.H. Jansen p. 1-41.

BAN WEGENS TOVERIJ - 1603

Een bijlage van een smeekschrift gericht aan de Edele Heren van het Brugse Vrije, vermeldde dat in het "Crimbouck" van 1603, f° 232, het volgende vonnis stond ingeschreven: (1)

De vijfde juni 1603 was geresolveerd deze Christyne, dochter van Mr Geraert Van de Raede, te ontslaan op cautie juratoire (2) haar niettemin bevelende van te vertrekken uit het Land van het Vrije, binnen de acht dagen, op straffe van verdere vervolging.

ondertekend: Cortekene.

Het smeekschrift zelf werd ingediend door de echtgenoot van Christyne, nl Guillaume Maertens. Hij vroeg de Heren dat zij de ban zouden opheffen waardoor zijn vrouw en hijzelf naar hun land zouden kunnen terugkeren.

Aan de Edele ende Weerde Heeren Burgemeesters ende Schepenen sLandts vanden Vrijen,

De "supplierende vertooght" met de meeste eerbied, Guillaeme Maertins, oud 63 jaar, laat ende suppoost van dezen Lande, ende Christyne, de dochter van Mr. Geraert Van de Raede, zijn huisvrouw, ook vrijlateresse, oud 55 jaar, zijnde samen in huwelijk geweest 38 jaren en binnen hetzelve "gheprocreert" hebbende zeven levende kinderen; dat dezelfde Christyne door haat en nijd voor U edele beschuldigd geweest zijnde van het feit en de misdaad van toverij, waardoor ze in het gevang werd gehouden en na enige tijd daaruit ontslagen is geweest op "cautie juratoire" en heeft moeten vertrekken uit het Land vanden Vrijen binnen de acht dagen, op straffe van arbitraire correctie, dit volgens het extract ondertekend Cortekene, hierbij gevoegd;

En de daar de suppliënten hun doorlopend gehouden hebben onder de Kasselrij van Kassel in de parochie van Roebrouck (3), en dat ze aldaar in hunne oude en kaduke dagen de kost om te leven niet behoorlijk en kunnen winnen, dat ze hen daar eerlijk gedragen hebben en dat Christyne in der waarheid aan die feiten onschuldig was;

bidden we U edele ootmoedig, bijzonder dan door de onverwachte verandering van de tijd, te gedogen en toe te staan dat Christyne zou mogen terugkeren naar haar vaderland, hopende aldaar eerlijk en Christelijk te leven, zo dat niemand , met de gratie Gods, zich nog zal kunnen beklagen over haar;

en zodoende zult U edele een werk van barmhartigheid verrichten en de supplianten verplichten om voor U, wegens deze weldaad hun leven lang te bidden.

Deze tekst wat aangepast voor de leesbaarheid.

N o t e n

  1. Dit crimboek van Het Vrije ontbreekt.
  2. Cautie juratoire:(fr caution juratoire) borgtocht bij eed afgelegd op het gerecht.
  3. Roebrouck: Ruibroek of Rubrouck, dorp in Frans-Vlaanderen, tussen Kassel en Watten.

B r o n

  • Rab, Triage van Zuylen, nr. 1256.

Van Heksen en de Boze Vijand - Processen 1608-1792 te Brugge

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1980
02
045-056
Chantal Dhondt
2023-06-19 14:40:26