Rechtspraak in het Brugse Vrije
Een Heremiet?
Germain Vandepitte
Onze vroede vader, belast met de handhaving van orde en recht, hadden opdracht gegeven om de "eerbiedwaardige” heremiet die logeerde in "Het Spaanse Heester" uit de Pottemakersstraat, in de bajes te stoppen.
Maar om iemand te arresteren moet er reden toe zijn. Het feit dat de Heremiet het daags tevoren niet beneden zijn waardigheid had gevonden om enkele partijtjes op de bolbaan te verliezen en drie kannen bier te hebben moeten betalen ... en dit schuldig bleef, was nu toch geen reden om gearresteerd te worden! Er moest toch meer achter zitten!
In de Kamer van het Brugse Vrije moest hij, de godvruchtige heremiet, dan ook eens zijn hele situatie uiteenzetten in geuren en kleuren.
Adriaen van Eeckhout was te Oostende geboren als zoon van Jacob, was zowat 34 à 35 jaar oud, en werd nu in de wandeling "Pere" genoemd, omdat hij tijdens zijn verblijf in Blankenberge, zieken had verzorgd en doden had afgelegd. Dit had hem zodoende de kwalifikatie Père, d.i. Vader, opgeleverd. Hoe het ook zij "Vader" is nog verre van Heilige Vader!
In Blankenberge had hij een drietal maanden verbleven in het huisje op het kerkhof. "In de brand van Blankenberge" (1) waren zijn "geloofsbrieven" in de vlammen opgegaan. Dit waren de brieven die moesten bevestigen waar, wanneer en in welke omstandigheden hij het kleed der Heremijten bekomen had.
Volgens zijn verklaring had hij die gekregen van de Nuntius van Brussel, toen hij de dienst van de Heer Winckelman verlaten had. Van jongsaf had hij zich aangetrokken gevoeld tot de staat van Heremiet; en aan dit verlangen was tegemoed gekomen toen hij verbleef bij de gardiaan in Oostende en hij binnen deze stad in "de kerke van St.-Joorissteeger" (2) voor het eerst zijn kleed van hermiet had aangetrokken. Nochtans moest hij bekennen dat hij zichzelf gekleed had en dat er geen geestelijke bij te pas was gekomen.
In 1718 had de Bisschop aan hem en aan alle Heremieten bevolen dat ze zich in het zwart moesten kleden, zodat hij sindsdien zijn garderobe had aangepast. Deze aanpassing gebeurde nochtans naargelang de omstandigheden. Zijn habijt betaalde, of beter gezegd loonde meer dan zijn zwart kostuum, want Pere trok meestal op bedeltocht: en als hij op het platteland was, trok hij meestal zijn kleed en kappe aan.
- Of hij dan bedelde en vagebondeerde op het platteland? Had hij geen domicilie?
- Bedelen geloof ik? God beware me! Zijn brood vragen deed hij; en zieken verzorgen! Een ambacht had hij nooit geleerd; Zelfs als kind was hij nooit opgeleid geworden in een ambacht. Daardoor was hij wel verplicht zijn brood te vragen.
- Gaf hij zich nooit uit voor een pater Recollet?
- Nee, dat niet! Maar sommige lieden hielden hem somtijds wel voor zo 'n personage. Hoogstens liet hij hen dan in die wijsheid, omdat hij bij ondervinding wist dat zulks loonde.
- Was hij op de 6de oktober laatst (1731) niet te Dudzele geweest op de hoeve van Jan Anthone Van Dierendonck, zowat tussen 12 en 13 uur?
- Inderdaad was hij op de kermisdag in Dudzele. Maar of hij nu juist bij Van Dierendonck geweest was, wist hij niet, omdat hij deze niet kende. Wel was hij in het huis geweest van La Jenessse (La Jeunesse??).
- Had hij zich bij de vrouw van Van Dierendonck niet aangediend als afgezant van de Paters Recoletten? Daarvan had ze zeker gehoord, want hij twijfelde er niet aan of meneer pastoor had kenbaar gemaakt dat deze paters hun "ommegank" zouden doen om "vette coebeesten". Hij was gezonden om voor hun arme gemeenschap een koebeest te vragen. Met vieren waren ze hier op de prochie gekomen om de giften in te zamelen.
Vrouwe Van Dierendonck echter had de pastoor daarover niets horen zeggen. Voor zo'n zaken was ze trouwens bijzonder hardhorig! Ze zei hem dat hij geen pater recolet was, maar een armoezaaier van een "eremijt", die ze verleden jaar een stuiver had gegeven als aalmoes; dat ze geen koebeeste weg te geven had ... en hij het best kon ophoepelen.
- Had hij de vrouw daarop niet vermaand dat het haar geen geluk zou bijbrengen en dat ze wel een schade kon oplopen van vier à vijf koebeesten?
- Van dat alles wist Adriaen echter niets af! Hoe is’t in Gods Naam mogelijk?
- Was hij voor een jaar ook niet op Eernegem geweest, bij Jan Boni, gekleed als "eremijt"? Had hij er de vrouw niet om een aalmoes gevraagd? en was hij daar niet aan de haal gegaan met een hesp?
- Wel, godzalmehelpen! De vrouw was me nagekomen en had gezegd: "Hier is een hespe, en leest en bid dat ...
- Had hij die hesp niet een half uur later verkocht aan Maerten Tygem?
- En tien maanden geleden was hij toch op Schore geweest, ten huize van Francois Delplace? Had hij niet gevraagd om daar te mogen overnachten? Had hij niet mogen slapen in de keuken?
Was hij daar niet voor dag en dauw met de noorderzon verdwenen met een "serveete" en een 'fustijne camisool"? (3)
- Daarvan was hij totaal onwetend en onschuldig!
- Gisteren bij zijn aanhouding was hij in burgerspak?
- Hij was gekleed met een roste veste, die in de Spaanse Heester lag. Dit vest had hij gekocht van Lagace, die woonde in "Het Blauw Huys" bij Schipsdaele. Zijn kousen kocht hij van een onbekende landloper; en de gestreepte "chamoisen broek" (4) had hij bekomen van het volk uit "het Spaans Huys".
De zitting werd onderbroken en er werd besloten dat onverwijld in de Spaanse Heester de kamer waar onze heremiet logeerde moest gevisiteerd worden; en gebeurlijk moesten alle gevonden kleren en goederen in de Kamer voor het College gebracht worden.
Een tijd later deed de raadsheer Steelant rapport hoe hij "uyt crachte van de voorschreven resolutie hadde ghevisiteert de plaetse alwaer den heremijt ten gepasseerden nagt hadde ghelogiert; alwaer hy bevonden hadde een deel oude cleeren".
Onze kluizenaar werd erbij gehaald en moest verklaren hoe, wanneer en wat die in zijn bezit waren gekomen.
De hemdrok met zwarte knopen had hij afgekocht van zijn nichte Jacquemijntje Eeckhoute, die in de Ezelstraat woonde.
De blauwe hemdrok zonder mouwen had hij gekregen omdat hij "Clatje Dierendonck" had afgelegd, die overleden was te Blankenberge.
De "sayette slapmutse" kocht hij twee jaar geleden van de vrouwe uit "Het Spaanse Heester", waar hij toentertijd drie nachten geslapen had. Voordien had hij gelogeerd bij Basens in "De 3 Moningen"(5). Toen was hij van Stalhille gekomen, waar hij bij de hoofdman logement had gekregen.
Tot slot vroeg men hem of hij dan geen kerkeboek had en een rozenkrans of tientje. Zijn kerkeboek had hij ergens achtergelaten en het koordeke van zijn rozenkrans was van zijn zijde afgebroken en zo bezat hij dat alles niet meer.
Op die 9de november 1731 werd Adriaen Eeckhout veroordeeld tot drie dagen gevang op water en brood; hij moest "zijn cappe converteren in een weerlyck cleedt"; en het werd hem verboden nog de kappe van heremiet te dragen op straffe van aangehouden te worden als vagebond en bedelaar.
Bron
- RaB, Brugse Vrije, reg. 17014 f° 180r°
Voetnoten
- Niet heel Blank, :Waarschijnlijk het kot waar hij huisde.
- Kerk van St.-Jorissteger: ons onbekend.
- Fustijne camisool: Fustein, stof met linnen schering en katoenen inslag. Kamizool, borstrok voor mannen. (van Dale)
- Chamoisen broek: broek in gemsleder of zeemvel.
- De 3 Moningen: de drie monken of monniken.