De steenoven te Sluis
W.J. Visser
In verschillende tijdschriften is vaak aandacht besteed aan de steenbakkerijen die in de loop der tijden rondom Het Zwin zijn ontstaan; maar tot heden heb ik nooit iets gelezen of bespeurd over de steenbakkerij die er in Sluis was in de periode 1900-1937. Het was wel een korte periode, toch loont het de moeite om even aandacht te schenken aan deze fabriek, die hoewel van korte duur toch van groot belang geweest is voor Sluis en zijn bevolking.
Uit artikelen in Rond de Poldertorens weten we dat reeds eeuwen geleden 0p de Westelijke oever van Het Zwin stenen werden gebakken. Ja dat ze zelfs naar Engeland werden uitgevoerd.
We kunnen ook nagaan dat hier enkele grote gebouwen verrezen die een zo groot aantal stenen behoefden dat het niet anders kan of ze moeten ter plekke gebakken zijn. We denken aan het Kasteel, de Bourgondische toren, de Oosten de Zuidpoort, de Waterpoort, de St.-Janskerk.
Al die gebouwen waren met baksteen opgetrokken, met sporadisch een stukje hardsteen. In mijn bezit is nog een stuk hardsteen met duim waarop eens de Zuidpoort draaide en daaruit kan men leren hoe oorspronkelijk de bouw geweest was.
Na de enkele jaren geleden gedane restauratie, is van de duimen geen sprake, alsof de poort die vroeger niet gehad heeft en slechts een open gat in de wal was.
Van de stenen die na het afbranden van de ST.-Janskerk vrijkwamen werd het fundament van de nieuwe Hervormde Kerk gedeeltelijk gemaakt en de R.K. Kerk geheel opgetrokken. Deze laatste werd weer afgebroken in 19.. één muur bleef staan, thans ook verdwenen. Zodoende zijn de laatste stenen uit de oude bakkerijen totaal verdwenen.
Deze stenen zijn waarschijnlijk allemaal indertijd in de buurt van het Zwin gebakken. Hun afmetingen waren 24 X 10,5 X 6,25 cm, de kleur geel of licht rood, soms vindt men nog hier of daar zo'n steen met wat klevende kalkachtige mortel. Maar laten we ons bepalen bij de laatste steenoven van Sluis en haar bloei en verzinken bekijken.
In het begin van de 17de eeuw, tussen de overstromingen door, was de westelijke oever van het Zwin als het ware een stortplaats voor de miljarden kleideeltjes die in de golven werden aangevoerd. Hoe klein die af slijpseltjes van de rotsen ook waren, ze werden toch bij stilstand van het water door de aantrekkingskracht van de aarde naar omlaag getrokken en vormden weer een laag materie die na uitdroging en verhitting weer als steen zijn nut had, en bruikbaar werd. De mens heeft dat weer weten te benutten. De akkers werden geploegd en de bovenste laag in beweging gehouden, bomest met humus of doorworteld van planten. De onderlaag werd vaak zo hard dat vaak nu nog in droge zomers de planten staan te verdorren (slapen). Een fikse regenbui doet dan weer wonderen ! De westeroever van het Zwin groeide zo hard aan dat St.-Anna-ter-Muiden op den duur met Sluis een geheel vormde. Men noemde die nieuwe aanwas Nieuw Muide. Als de jongere generatie dat woord hoort kunnen ze deze woorden niet verklaren. Maar laten we die kleiaanwinsten bezien en horen dat men ze in de 16de eeuw inpolderde. Er ontstaan daar enkele polders waaronder de zogenaamde Kraayens polder, aldus genaamd naar de toen regerende burgemeester dhr. Kraayens. Deze polder werd in 1858 doorsneden van de vaart Sluis-Brugge ook lag ge gedeeltelijk op Belgisch grondgebied. Er kwam verkaveling en het gedeelte tussen de vaart Sluis-Brugge en de oude verdedingswerken kwam in handen van de familie Van Bunnen en werd beboerd door Piet du Fossé.
Inmiddels naderen we de eeuwwisseling en begint er een toeristische beweging langs de kust te komen, de ene villa verrijst na de andere. Het nieuw bouwen neemt zulke omvang dat de geldbezitters het maken van steen zien als een goede geldbelegging, en zo kwam ook de familie Vanbunnen ertoe om een steenbakkerij op te richten !
De bewuste familie had grond, die vooreerst van goede kwaliteit was om er stenen van te bakken, niet bepaald een mooie steen maar bij voldoende hitte een product dat de eeuwen zou kunnen doorstaan. Zeer goed voor binnenwerk en fundamenten. Dan was er nog het tweede aanlokkelijke gemak, de grond lag langs de vaart ter ener zijde, en tevens was er een uitgang via de oude vestingwerken nar de steenweg Sluis-Brugge via Westkapelle.
Tegen de eeuwwisseling heeft het plan zijn vaste vorm gekregen en in 1901 werd de boer zijn land opgezegd, met belofte, als de grond uitgebakken was dat hij die weer zou kunnen in pachten. Een wet om de pachter te beschermen was er toen nog niet, dus deze werd met het beroemde kluitje in het riet gestuurd. Zo zien we dan dhr. Dufosse verhuizen naar een klein boerderijtje eerst op het einde van de Brugstraat en later naar het Noleneind waar hij evenals op de Kade een cafeetje heeft gehad.
Maar keren we naar de Kraayens-polder terug en gaan we na hoe de eerste veldovens verrijzen in het jaar 1904, het jaar dat schrijver dezes geboren werd. In dat voorjaar werd door zijn ouders een nieuw huis gebouwd. Er waren echter nog geen Sluise stenen beschikbaar, dus werd het opgetrokken in Aardenburgse steen. Het jaar daarop waren er wel stenen beschikbaar, dus kunnen we aannemen dat de oven, dan geregeld werkte.
De ene veldoven verrees na de andere en het product vond een goede afzet. In Sluis werden twee kloosters gebouwd, er vertrokken vele duizenden stenen naar België, zowel per schip als per tram. Voor de Sluizenaars was het gehele project een tafereel om te gaan bekijken vanaf de vaartdijk, maar wee als de wind vanuit het zuidwesten waaide, dan stond Sluis vol met een stinkende zwaveldamp die pas ophield als de oven vol gebouwd was.
Al deze dingen waren een stimulans tot het oprichten van een grote ringoven die een grote capaciteit zou hebben om in korte tijd veel stenen te bakken.
We vinden dan in onze bescheiden een paar documenten en wel deze een obligatie "Briqueteries inecan iques de l'Ecluse" société anonyme, daaruit lezen we dat de stichting begint met een capitaal van 2,750.000 Francs verdeeld in 5.500 obligaties en 5.500 aandelen voor de fondateur.
Het is nu een vennootschap geworden, en de inbreng A is van madame Marie-Louise Bostoen, echtgenote van monsieur François Permentier. Zij brengt volgens de acte alle goederen in waaronder ook reeds vermeld worden(.inzonderheid een ringoven met schoorsteen grond, enz. enz.) hieruit blijkt dat de oven toen reeds gebouwd was. De heer François Paermentier brengt zijn kennis, commerciële ervaring, zijn relaties met klanten enz. als inbreng van de firma, ook de stoommachines en electrische installaties enz.
De stichting is opgericht op 15 april 1924 en de eerste coupon zou moeten verzilverd worden op 1924-1925, er is echter nooit een coupon afgeknipt noch van de obligatie noch van de "Part de Fondateur". Hoe het ook zij, men is begonnen zodra op een stuk grond de bovenlaag afgegraven was, verkocht men dit tot in 1937 op 4 en 11 juni het laatste perceel verkocht word aan W.J. Visser, dat was de laatste verkoping van de vaste goederen. Vijf maal was er een koopdag geweest, de oven werd afgebroken in 1935. Toen de steenoven gesticht werd in 1900 was het terrein groot acht hectaren, zevennegentig aren en tien centiaren. Bij de laatste verkoping waren er nog vier hectaren, zevenentwintig aren en drie en negentig centiaren over. Verkoopprijs zesduizendzevenhonderd gulden, FI. 6700. De duur van de vennootschap was bepaald op 30 jaar, dus zou moeten eindigen in 1952-1953. Zoals hierboven vermeld was in 1937 alles reeds afgebroken en verkocht.
Nog zij vermeld dat in 1901 een overeenkomst werd gesloten met de bewoners van het Pas om over hun grond een rail te leggen naar de landerijen in de Marie-polder, waar men met kipkarren over zou kunnen rijden, er is echter nooit gebruik van gemaakt. De grond was in 1935 totaal op. Ook was er misschien concurrentie van uit België of een invoerbepaling, wat het ook geweest mag zijn is niet bekend. Toch is het jammer dat deze onderneming is geliquideerd, ze gaf in sommige maanden werk aan +/- 100 arbeiders en vervoer aan tram en schipper.
De ringoven bestond uit twee miljoen stenen en de schoorsteen uit een half miljoen. De fabrieksgebouwen werden eerst tot woonhuis ingericht, later seminarie en thans weer een villa. De gronden zijn nu weiland waar schapen en runderen grazen die het landschap stofferen.
De meeste Sluizenaars herinneren zich niet eens meer hoe het voor de oorlog daar was. De vaart is afgesloten. Men kan niet meer naar Brugge per boot en het trammetje behoort ook tot de verleden tijd !
Aldus de geschiedenis van de "BRIQUETERIES MECANIQUES DE L’ECLUSE".