Lissewege- Een pedagogisch conferentiewerk uit 1911

Johan Ballegeer

Ter gelegenheid van onze oproep om documentatie voor het samenstellen van een 75-jarige geschiedenis van de 'Koninklijke Fan­fare Kunst en Vermaak' te Lissewege kregen wij de gelegenheid inzage te nemen van een interessant dokument. De heer Amand Lonneville had het op de kop getikt op een ruilbeurs.

Het dokument dateert uit 1911. Waarschijnlijk zal de inspektie het toen nodig geoordeeld hebben om de leerprogramma's aan te passen en... de onderwijzers te doen werken. Het doel van het werk wordt in de hoofding zelf gegeven.

Ook toen al behandelde de inspecteur-generaal zijn hoofdinspekteurs als leerlingen, zo deden de hoofdinspekteurs met hun inspekteurs en de inspekteurs met hun onderwijzers. Er is in al die tijd niet veel veranderd.

Het 'Huiswerk’ van de Lisseweegse onderwijzers Gobert, van Fleteren en Retsin is in die zin zeer interessant, dat het ons een overzicht van de toestand geeft te Lissewege op het ogenblik dat het rurale tijdperk afgesloten wordt om over te gaan in het industriële.

De samenstellers doen een zo nuchter mogelijke vaststelling van de feiten en toestanden. Alleen Rets durft wel eens een al te gevleid beeld geven van het karakter der bevolking. Of de Lissewegenaars in die tijd werkelijk 'zo zacht van aard' waren en 'medelijden met de dieren' hadden betwijfelen we sterk. Ook laat hij niet na een schimpscheut te geven in de richting van de ambtenarij. Hij schijnt op het gemeentehuis geen gehoor te hebben gekregen voor wat de 'beweging der bevolking' aangaat. Ook toen dus al!!! Het is immers zo geweest dat genealogen, heemkundigen en archiefsnuisteraars niet met open armen ontvangen werden (vaak nog steeds) op gemeentehuizen. Ambtenaars schijnen vaak niet te weten dat zij hun brood verdienen dank zij de bevolking en niet andersom! We weten dat er uitzonderingen zijn. Ze bevestigen de regel.

Wat taal, stijl en spelling aangaat: we lieten het 'Huiswerk' ongewijzigd met zijn verbuigingen en talrijke komma's.

We danken van harte de heer Lonneville voor zijn bereidwillige medewerking.

***********

Hoofdschoolgebied Brugge
Hoofdschoolgebied Brugge
Schoolkanton Brugge
Schoolkring Brugge-Noord
Gemeenteschool Lissewege

Huiswerk der vergadering van 15 mei 1911

Onderwerp.-  Doe eene volledige studie over de landstreek waar gij uwe bediening uitoefent. Volg voor uw werk het plan voorgeschreven in de brochure "Onderwijs in de Aardrijkskunde" uitgegeven door het middenbestuur.

ONTWIKKELING

I Natuurlijke Aardrijkskunde
De Polders

1° Ligging en bepaling van de natuurlijke landstreek De Polders:

't Is eene Zee Streek behoorende tot de vlakte van Vlaanderen en Neder België, gelijk loopend met de kust op een breedte van 10 tot 15 Kilometers van den IJzer tot de Hollandsche grens

2° Klimaat: Zeeklimaat Vochtig

  1. Warmtegraad 10°. Het is eene gematigde luchtstreek dank aan de ligging van den grond en de nabijheid der zee
  2. Winden: Uit oorzaak der nabijheid der zee en het vlakke veld is er regelmatig meer wind dan dieper in het binnenland. En de wind blaast het meest uit het N.W. en Z.W.

Men ontwaart er ook de zee of kust winden en periode de Noorderwinden die regelmatig rond April-Mei wederkeeren.

Neerslag - regen en sneeuw

In de Polders is eene lange droogte zeer zeldzaam. Men stipt er 192 dagen regen aan. De droogste maand is April terwijl er in October meest regen valt. Voor de maand Mei en April spreekt men nochtans ook van "Maartsche buien" en "Aprilsche grillen".

De hevige dondervlagen zijn zeldzaam en daarbij van korten duur om reden van de zeetocht.

Ons klimaat is vochtig gezien de Polders in eene lage vlakte liggen en in de nabijheid van wateren waar overvloedige dampen in de lucht stijgen die bij gevoelige verandering van temperatuur vooral in het najaar een dikken mist verwekken welke soms eenige dagen duurt.

Sneeuw en ijzel zijn zeldzamer dan in het binnenland.

3° Bodem

  1. Oorsprong: eruptieve gesteenten, sedimentaire gesteenten; vormingen aan de oppervlakte.

De grond die in den beginne bestond uit eene harde korst werd later door de werking van vuur, water, vorst, dooi, plantengroei, enz.. verbroken en vergruisd.

In den loop der geschiedenis zien wij dien grond overstroomd (moeras); de zee trekt zich terug (opheffing van den grond) doch breekt nu en dan nog eens door (geulen), van daar legt zij in de vlakten eene zeelage neer: klei, slijk en zand. Die stoffen vormen de polders lage die verschilt van 5m tot gemiddelde hoogte van -1m. Soms -0.

De Polders zijn dus quaternaire, moderne gronden, ttz. aanslibberingen van zand, klei en turf.

  1. Rijkdom aan delfstoffen der verschillende gronden.
    De polders bezitten alleen zand, klei en turf. De turf voortkomende van riet, wilgen en elzen beslibt onder eene teeltlaag van 30 cm - 2 m.
  1. Aardrijkskundige eigenaardigheid der verschillende gronden: vorm van de aardoppervlakte (aan het reliëf) oorzaken die de aardoppervlakte wijzigen.
    Grond vochtig dus weiden en vruchtbaar, gezien de samenstelling Ingezien de leegte, is men in de streek verplicht geweest den loop van het water te regelen door afdijking, afleidingswerken en waterleidingen.

4° Stroomend water:

  1. doorsijpelingen, bronnen, vloeiing, ontstaan der rivieren Alleen de ijzer behoort deels tot de Polders en dient tot scheidingslijn tusschen Veurne Ambacht en de Polders

c) Uitvoering van werken om den loop der rivieren regelmatig te maken, bevloeiing.

De Ijzer werd gekanaliseerd ten einde hem bruikbaar te maken voor de scheepvaart. Daar de Polderstreek voortdurend de vereischte vochtigheid bezit en daar er zelfs soms overstroomingen ontstonden heeft men het noodzakelijk gevonden dien toestand te verhelpen en men heeft vaarten gemaakt om het overtollige water weg te leiden. En nu bestaat er in de streek eene vereeniging "De Wateringhe" genaamd die dat werk regelt.

6° Plantenrijk:

  1. Wilde planten

In de Polders treft men nog eenige overblijfsels van zeeplanten aan: zeekraal, hanevoet, zeeporselein, kweldergrans, limoenkruid, spurrie, melkkruid, rietbuizen, enz.

  1. Geteelde planten. Daaronder heeft men

Voedingsplanten: aardappels, groensels, tarwe, boonen, erwten.

Voederplanten: beeten, rapen, klaver, gras, rogge, gerst, haver, paardeboonen, erwten en vitsen, voederwortels, voederkoolen, luzern.

Nijverheidsplanten: vlas.

7° Dierenrijk

Wilde dieren: sneppen, wilde haanden, hazen, wilde konijnen. Huisdieren: paarden, runderen, schapen, geiten, konijnen.

De dieren van het neerhof: Hoenders, ganzen, eenden, kalkoenen, pauwen, pinters en perelhoenen (1).

Lisseweghe, den 20 Juni 1911.
De hulponderwijser w.g. Alf. Vanfleteren

(1) Wat zou het verschil zijn tussen pinters en perelhoenen?

*********

GEMEENTE LISSEWEGHE
MENSCHELIJKE AARDRIJKSKUNDE                              .

a) getal inwoners, dichtheid der bevolking. -

Lisseweghe telt, volgens de laatste volksoptelling 2214 inwo­ners en heeft een grondgebied van 1212 Ha 30 aren 14 ca, dus is de dichtheid der bevolking 1,8 per Ha.

Voor 1899 was de gemeente in uitgestrektheid grooter. Dat jaar werd er ruim 350 Ha aan de Stad Brugge afgestaan, waarop ook ruim 350 inwoners woonden in meer dan 80 huizen.

Hier zou ik de beweging der bevolking opgeven: aantal geboorten, sterfte, uitwijking, neerzetting van vreemdelingen. Bij gebrek aan inlichtingen welke ik van den ambtenaar der bevol­king niet heb kunnen krijgen, moet ik er van afzien.

Ik doe evenwel opmerken dat Lisseweghe sedert een tiental jaren merkelijk in bevolking is geklommen. Vroeger eene bevolking van 1800 zielen, thans meer dan 2.000. En de oorzaken? Vele vreemdelingen hebben zich op Lisseweghe neergezet, sedert het graven van Brugge-Zeehaven en het ontstaan van drie fabrieken op het grondgebied van Brugge, doch in de nabijheid van Lisseweghe.

  1. Verbreiding der bevolking: Voornaamste bevolkingscentrums. De kern van het dorp bevat de meeste woningen en derhalve hui­zen ook het meest getal personen. Dit getal mag op 1000 gerekend worden.

Dan komen in dalende orde, het aantal woonsten in de volgende gehuchten of wijken:

  1. Op de Oude Statie, 40 woningen en ruim 200 zielen; (1)
  2. Op ' t Nieuwdorp ook ruim 40 woningen en 200 zielen;
  3. Op Zwankendamme, met m eer dan 50 woningen en 250 zielen;
  4. Op den Braambeierhoek, een 25tal huizen en 125 zielen;
  5. Op 't Strooiendorp een 20tal woningen en rond de 100 zielen Verders hebben wij nog een 40tal hofsteden en ook zooveel werkmanswoningen omtrent, welke de gemeente door verspreid liggen.

 

  1. Menschelijke woning: vorm, grondstoffen, samenstelling, bijgebouwen, bouwplaats, oriëntering, verspreiding of opeenhoping.

De parochiekerk van Lisseweghe is voorzeker het schoonste godsdienstige gothisch praalgebouw dat er in West-Vlaanderen op den buiten, te vinden is.

(1) Voorheen Kruishille, later nadat Lissewege een station had in het dorp gewoon Zuienkerke-statie genoemd.

Vele groote steden zelfs zijn er die zulke geene kathedrale bezitten. In geheel Vlaanderen en misschien in gansch het land, is er geen gebouw dat zoo oorspronkelijk en schoon is in de zuivere en edele eenvoudigheid zijner bouwtrekken.

't Is in een tijdstip van buitengewone vooruitgang, de vrucht van nijverheid en arbeid, dat de kerke van Lisseweghe, in eenen trek, gebouwd werd, geheel waarschijnlijk tusschen de jaren 1215 en 1240. Men begon met den Koor om met den toren te eindigen. 't Was alzoo dat men binst de middeleeuwen in het algemeen bouwde.

Lisseweghe-kerke is kruisvormig en heeft drie beuken. De toren, vierkantig van vorm, in rood zeer groot baksteen, gelijk overigens gansch de kerk, is 49 m en half hoog! zij is de koninginne der prachtige kerktorens van het Noorden.

Buiten de hofsteden, die het verblijf der landbouwersfamiliën met hunne dienstboden en meiden uitmaken, hebben wij de woningen der landwerklieden, der ambachtslieden, der stieldoeners der renteniers, der nijverheidswerklieden en der nijveraars. Al deze woningen zijn vervaardigd uit kareelsteeenen, uit klei gebakken, die grijs van kleur zijn, tengevolge van gebrek aan ijzer in de klei. De daken bestaan uit een flink timmerwerk, met roode pannen uit klei gebakken. Te lande treft men hier en daar nog strooien daken, doch deze vindt men nog enkel op schuren en stallingen.

De vloeren der woonsten zijn geplaveid met roode of blauwe tichels van klei gebakken of met cimenttichels. De vloeren in de pachthoeven bestaan uit blauwe schorren.

Op weinige uitzonderingen, worden de muren der gebouwen binnen en buiten, jaarlijks met kalk gewit, dit levert een eigenaardig uitzicht op, doch dat er evenwel lief uitziet en vooral de wo­ningen gezond maakt.

De pachthoeven bestaan uit eene woonst voor den landbouwer, de schuur, het wagenkot en de stallingen voor de huisdieren.

De woonst der groote hofsteden heeft gemeenlijk eene groote voorplaats of keuken met grooten breeden heerd, waar evenwel thans eene stoof ingeplaatst is. Ook eene slaapkamer, eenen kelder en daarboven eene overgroote hoogkamer. Al deze plaatsen zijn ruim, wel verlicht en gezond.

Een voornaam deel van dit huis is de kelder. Deze is groot en onder alle opzichten wel ingericht. De zoldering van den kelder is een steenen gewelf; de vloer is in roode tichels en de muren worden jaarlijks verscheidene malen gewit.

De kelder wordt door de boerin in eenen staat van uiterste reinheid gehouden en 't is hier dat ze de melk, de room en de boter bewaart.

De hoogkamer die boven den kelder ligt heeft toegang langs de woonkamer door een steenen of houten trap. Deze hoogkamer is wel de feestzaal van den boer. 't Is hier dat hij in dagen van feest, van kermis, van huwelijksfeesten het middagmaal met de genoodigden neemt. Op deze kamer staat het schoonste bed, een aloude kleerkas, eene van honderden jaren horlogekas en ook eene toogkas waarin ouderwetsche tellooren, vaten, schotels, potten, kannen, enz. prijken, alles afkomstig van een voorvaderlijk erfdeel.

De stallen zijn voor het meestendeel ruim en tamelijk wel inge­richt. Evenwel te weinig verlicht en verlucht, te laag en de zoldering niet dicht en toegelegd met persen waarop strooi of hooi gestapeld.

In den peerdenstal staat een bed. Hier vernacht de zoon des landbouwers ofwel de stalknecht die met de zorg der peerden toevertrouwd is.

Niet ver van de woning staat nog een bakkeuken of gelijk men hier zegt, een ovenkot. Hier wordt het brood gebakken, gebruikt in den huize en ook voor voedsel van de dieren. Daarin wordt ook het beestenvoeder gekookt op eenen heerd en vervolgens in kuipen daar bewaard.

De schuren zijn groot, de muren in baksteen vervaardigd en de dorschvloer in hard geslagen leemaarde of in eikenhouten planken.

Niet eene pachthoeve heeft overdekte mestputten. Allen liggen in de nabijheid van stal en huis. Het water der daken vloeit er in en het mestputsap wordt niet opgevangen in gemetselde putten, maar stroomt weg in de grachten en gaat zo verlooren. De beerputten zijn gemetseld en liggen onder de stallingen.

Op het hof, in de nabijheid der stallingen of in deze zelve is ook een bornput met eene pomp. Langs het huis eenen regenwaterbak.

Meest al de hoeven hebben toegang door eenen slag of uitweg met een zwaar hek of een gemetselde poort. Vele onzer hoeven dragen een naam:

Zoo hebben wij "Groot ter Doest" weleer eene abdij der Duinheren (witte paters) waar nog steeds het woonhuis en de alomgekende in gothieken stijl gebouwde schuur bewaard is.

Verders Nieuwenhove, Terwaele, Patente, Schoonhof, Wulfberg, Beukemaere, Grooteput, Groote Hofstede en Zwaenenhof.

Eenige dezer hofsteden getuigen nog door hunne aloude hooge ge­metselde toegangspoort en omgeven van diepe grachten dat zij over eeuwen "oude heerlijkheden" waren.

De kleine hofsteden zijn verre van goed ingericht. De woning en de stallen zijn niet ruim genoeg, de zolderingen te laag en geenszins ingericht volgens de regels van de gezondheid. De woningen van werklieden, stielen neringdoeners hebben geene verdieping.

Allen in de dorpplaats hebben de nieuw gebouwde huizen eene of een halve verdieping, omdat de verordeningen op het bouwen van 't gemeentereglement sedert een tiental jaren dit voorschrijft.

De huizen van den kom der gemeente zijn gebouwd langs weerszijden der drij steenwegen die uit het dorp vertrekken. De andere werkmanswoningen te lande staan langs eene straat of kalsijde en met den voornaamsten gevel naar dezen weg gekeerd.

De pachthoeven integendeel staan meest verwijderd van den openbaren weg, ten blaken lande, tot veil voor dieren en gebouwen. Het woonhuis staat meestal Oost-West en op een verhevene plaats De woningen der gehuchten of wijken maken eene onafgebroken reeks woonsten uit, gelegen langs eene kalsijde of zandweg. De andere huizen te lande staan of te wel te midden van den akker, toegankelijk met een klein wegelken, of zijn gebouwd op kleinen afstand van eene straat.

  1. De straat of weg: Stoffelijke kenmerken

Lisseweghe bezit vier steenwegen, waarvan drie door de gemeente gelegd en thans door den Staat overgenomen.

Deze drie kalsijden vertrekken van den kom en verbinden Lisseweghe met Dudzele, Heyst-aan-Zee en den Blankenbersche steenweg.

De drie eerste steenwegen zijn waterpas gelegd, breed, maar met vele krommingen. Het bed is omtrent 4 m. breed en bestaat uit blauwe kasseien. Daarnevens, langs beide zijden, eenen aarden weg en ook nog eenen diepen gracht. Langsheen zijn ze beplant met eikenboom en of met olmen.

De groote laan bestaat uit eenen gekalsijden weg van 5 m. breed langs de eene zijde eenen zeer breeden aardeweg, langs de andere zijde eene velobaan van 2 meter en daar nog nevens weder eenen aardeweg. Nevens deze baan liggen twee diepe grachten. Deze baan is regelrecht gelegd en onderhouden door den Staat.

Lisseweghe bezit ook eenen telefoon, waarvan het middenbureel Blankenberghe is met het nummer 127 BL. Ook een telegraafbureel ter statie en de lijnen langsheen den spoorweg gelegd.

De gemeente wordt doorkruist van het zuiden naar het noorden door den Spoorweg van Brugge op Heyst met een prachtige statie in het midden van den kom gelegen.

Een anderen ijzerweg doorsnijdt het grondgebied van Lisseweghe op een klein deel ten Zuidwesten. !t Is de spoorbaan Brugge-Blankenberge.

Al deze wegen zijn zeer belangrijk omdat ze onze gemeente in gemeenschap brengen met de naaste stad Brugge en met al de omliggende gemeenten.

  1. Dorpen en Steden. Typen van dorpen en steden, plaats plan of algemeene schikking.

Lissewege ligt in eene vlakte ten noorden van Brugge op 9 km vogelvlucht van deze stad en Zeebrugge.

Het grootste deel der woningen is gelegen in de nabijheid der kerk en vormt zoo den kom. Men vindt verders groepen van 30 à 50 woningen in de gehuchten onder litt. C-N 8 voornoemd. Lisseweghe is ook doorkruist van het Zuiden naar het Noorden door den grooten Scheepvaart van Brugge-Zeehaven en langs beide zijden door eenen dijk van 30 m breed die tot het grondgebied Brugge behoort. Zoo wordt Lisseweghe in twee deelen van elkander gescheiden en in gemeenschap gebracht met een overzetbootje en een veerschuit.

Lisseweghe grenst ten Noorden aan Zeebrugge en Heyst, ten oosten aan Ramscapelle en Dudzeele en Zuienkerke, ten Westen aan Zuienkerke en Uitkerke (zie hier meegaande kaart).

Lisseweghe bezit geen eigenaardigheden, zoals openbare of bijzondere wandelpaden, speelpleinen, graspleinen waarop het waschgoed mag uitgespreid worden.

  1. Talen, godsdienst, zeden, verstandelijke ontwikkeling

De bewoners in Lisseweghe spreken de Vlaamsche of Nederlandsche taal. Maken hiervan uitzondering een tiental personen die of fransch of waalsch spreken; het zijn vreemde personen die zich hier hebben neergezet om in de fabrieken van Zeebrugge te gaan arbeiden. Zijn nog de fransche taal machtig een twintigtal menschen.

De vlaamsche taal wordt verre van juist en zuiver gesproken. Zij ondergaat raenige krenking in vele woorden en wendingen. Zoo komt de lange a in veel woorden de klank der zachtlange o nabij. Men zegt klover voor klaver, mool voor maal, enz.

Verders worden eenige woorden misgebruikt. Voor het woord nagels zegt men hagels, voor noten, heuten, voor heupen, neupen. Alhoewel men in de school vele dezer woorden en uitdrukkingen te keer gaat, is er echter weinig merkbare verbetering in deze zaak en zoohaast de kinders eenige maanden de school verlaten hebben, maken zij zich weder deze misplaatste woorden en uit­drukkingen meester.

Al de inwoners zijn Roomsch Katholieken en houden steeds aan de goede oude gebruiken hunner voorvaderen.

Echter sedert het graven van Brugge-Zeehaven en de oprichting der fabrieken van Zeebrugge zijn de gedachten naar zelfonafhankelijkheid toegenomen en een tweehonderdtal inwoners vervullen hunne christelijke plichten niet meer.

De landlieden zijn eenvoudig, gematigd en houden nog aan de stille zeden en doen weinig nutteloze uitgaven. Zoo is het niet gelegen met de nijverheidswerklieden. Deze zijn, alhoewel werkzaam, grootelijks aan den drank verslaafd. Allen beginnen wat meer vertier te doen in kledij en willen medegaan met den tijd.

De bewoners van Lissewege zijn alien zacht van aard en hebben medelijden met de dieren. Hier ziet men geene hanengevechten noch van die ruwe volksvermaken, welke men soms in de waalsche gemeenten aantreft.

Om de verstandelijke ontwikkeling der bewoners te bevoordelen heeft men twee lagere dagscholen, eene bewaarschool en twee zondagscholen.

De knechtenschool wordt bijgewoond door 180 leerlingen in drie klassen; de meisjesschool met de bewaarschool medegerekend telt 280 leerlingen met 4 klassen.

Op enkele kinders, worden de scholen regelmatig bijgewoond tot den ouderdom van 12 jaar. Na dien leeftijd is zulks eene uitzondering. De kinders verlaten de klas om thuis op den akker of om op de hoeven te gaan werken.

Al de menschen in 't algemeen hebben een lager onderwijs opgedaan en kunnen lezen en schrijven.

Enkele boerezoons of kinders van begoede lieden ontvangen een middelbaar onderwijs.

De zondagschool voor knechten wordt slecht bijgewoond. Nog geen dertigtal leerlingen vinden er toegang. De zondagschool voor meisjes wordt wat beter bijgewoond. Hier ontvangen een 40tal meisjes het onderwijs en men vindt hier ook minder afwezigheden.

Het beroepsonderwijs in de plaatselijke scholen gegeven is gansch theoretisch en diensvolgens op geenen vasten bodem geschoeid. De lessen in de lagere scholen gegeven worden uit het geheugen verloren, de verworvene kennissen worden niet herdacht en alzoo verliezen de landlieden alras de theoretische geleerdheid.

Gebeurt het dat er bijzondere landbouwlessen, door het landsbestier ingericht, gegeven worden, zoo worden deze weinig bijgewoond.

Lisseweghe bezit geene volksboekerijen, noch zangen muziekmaatschappijen. Enkel eene kleine toneelmaatschappij bestaat, die gedurende den winter een of twee vertoningen opvoert.

De ingezeten trekken nut uit de onderlinge inrichtingen. Drie maatschappijen van onderlingen Bijstand tegen persoonlijke ziekte zijn tot stand gebracht en tellen 130-100-80 leden (1).

Verre het grootste getal kleine gebruikers en kweekers van geiten en zwijnen maken deel van eene der twee bestaande zwijnenbonden en van den geitenbond.

Meer dan honderdvijftig personen maken ook deel uit van de lijfrentegilden.

Al deze maatschappijen zijn erkend door een Koninklijk besluit.

Al de landbouwers en nijveraars of stieldoeners die onder de wet vallen der werkongevallen, zijn ook verzekerd tegen de ongevallen die hen kunnen treffen, even als voor de burgerlijke verantwoordelijkheid.

Alle pachthoeven en woningen in 't algemeen, alsook de meubels en dieren worden verzekerd tegen brandgevaar.

Lissegeweghe, 21 juni 1911
De hulponderwijzer G.A. Retsin

(1) Zouden we mogen vermoeden dat het hier om een katoliek, een liberaal en een socialistisch ziekenfonds gaat ?

********

Gemeente Lissewege

Meer bijzondere huishoudkundige Aardrijkskunde (1)

(1) We willen even de aandacht trekken op het taalgebruik. De tegenwoordige thesisbouwers zouden het hier eerder hebben over 'Specifieke economische geografie'

  1. Landbouw

De planten, in de gemeente verbouwd, kunnen in drie klassen gerangschikt worden: voedingsplanten, voederplanten, nijverheidsplanten.

De reden, om dewelke deze planten hier gekweekt worden, is te vinden:

  1. in den aard van den grond
  2. in de economische noodwendigheden der inwoners.

Hier is de teelt der nijverheidsplanten maar op zeer kleine schaal beoefend, terwijl de teelt der voederplanten gedurig aangroeit ten nadeele van de teelt der voedingsplanten. Deze laatste teelt neemt af vooral om reden van de schaarsheid aan werkvolk en de hooge dagloonen. Het kweeken der voedergewassen groeit aan, omdat de veeteelt gemakkelijker is en grootere winsten oplevert.

Voedingsplanten

De in onze gemeente gekweekte voedingsplanten kunnen tot drie groepen gebracht worden:

  • landbouwvruchten: tarwe, aardappelen en gerst
  • groenten: erwten, bonen, ajuin, prei, wortelen, koolen, salade, selderij, andijvie, enz.
  • fruit: appels, peren, kersen, krieken.

Landbouwvruchten

De tarwe wordt hier enkel als voedingsplant gekweekt. Gemiddeld worden jaarlijks 125 Ha tarwe ingeoogst, die 30 HI per Ha opbrengt aan een gemiddelde prijs van 16 fr. den HI.

In den teelt der aardappelen bestatigt men eenen werkelijken aangroei, die voortspruit uit: a) de gedurige verbrokkeling van den eigendom; b) de groote winstgeving ervan, gezien polderaarappelen zoo gezocht worden: veel onzer aardappelen worden gezonden naar Brussel en omstreken. Omtrent 150 Ha worden met aardappelen beplant en men bekomt 14 a 15000 Kg aardappelen per Ha met eenen gemiddelde verkoopprijs van 8,50 fr. de 100 Kg.

De gerst wordt gekweekt voor den handel en de teelt ervan neemt af; vroeger was er veel braakland, waarin zij gekweekt werd: heden vindt men omzeggens geen braakland meer. Nog worden er omstreeks 35 Ha gerst gezaaid: de gemiddelde opbrengst beloopt 44 HI per Ha.

Groententeelt.

Zij groeit aan in evenredigheid daaromtrent met vermeerdering der bevolking: geene nieuwe woningen worden gebouwd zonder een perceel hovenierland erbij.

Fruit.

In de tuinen vindt men voornamelijk appels, peren, kersen en krieken evenals in de boomgaarden; bij uitzondering vindt men in de hovingen pruimen, abrikozen en mispels.

Voederplanten

De volgende voedergewassen treffen wij aan in onze gemeente:

  1. rogge, haver, veldboonen en erwten:
  2. beeten, wortelen, rapen;
  3. klaver, weiden.

Rogge

veldboonen, haver en erwten worden gekweekt niet voor den handel, maar enkel als voederplant voor de dieren. De teelt dezer planten vermindert noch vermeerdert; de haver nochtans raakt uitzondering: nu wordt meer haver geteeld dan vroeger, omdat de dierenkweek ook aangroeit en daarbij ook omdat de teelt der haver winstgevender is dan die der tarwe, immers zij vergt min onkosten voor meststoffen en onderhoud dan de tarwe.

Beeten,

wortelen en rapen worden gekweekt voor de veevoedering gedurende het winterseizoen. De teelt van beeten en rapen neemt eene grootere uitbreiding: integendeel de teelt der wor­telen vermindert. Zulks is toe te schrijven:

1°) de aangroei van de teelt der beeten en rapen aan de uitbreiding van de veeteelt;

2°) de vermindering van de teelt der wortelen aan de groote onkosten door het wieden, kuischen en andere zorgen veroorzaakt.

De volgende tabel toont aan de belangrijkheid en de opbrengst van de teelt dezer gewassen.

Voederplanten

Soorten

Aantal Ha

Opbrengst per Ha

Gemiddelde verkoopprijs

Rogge

50

32 Hl

14,75 fr den Hl

Haver

125

65 Hl

17,50 fr den Hl

Boonen

40

30 Hl

16,50 fr den HI

Erwten

35

15 Hl

22,50 fr den Hl

Beeten

70

70.000 kg

1,5 fr de 100 kg

Rapen

45

45.000 kg

--------

Wortelen

4

40.000 kg

3 fr de 100 kg

De klaver hier geteeld, wordt aan de dieren toegediend als groen voeder en ook. als hooi. Omtrent 45 Ha klaver worden er jaarlijks gezaaid. De prijs der klaver voor twee sneden beloopt tot 11 à 13 fr. de are.

In de gemeente zijn er omtrent 350 ha weiden waarvan de pacht verschilt ingevolge de hoedanigheid: de slechtste weiden worden verpacht aan 150 fr. de Ha en de beste aan 275 fr. Gedurig worden er meer weiden aangelegd, omdat de landbouwer zoo min werklieden noodig heeft en zich meer en meer op de veeteelt toelegt.

Nijverheidsplanten

De enige nijverheidsplant is het vlas, dat gedroogd per Ha gemiddeld 6200 Kg vlas levert, verkocht aan 18 fr de 100 kg. Het wordt van hier gezonden naar de Leiekanten om daar bewrocht te worden. Jaarlijks heeft men daaromtrent 20 Ha vlas in de ge­meente en deze teelt houdt gelijken tred.

Opvallend dat in 1911 niet de minste spraak is van suikerbieten of koolzaad.

  1. Veeteelt

Peerden, runders, schapen, verkens, geiten, konijnen, hoenders zijn de dieren dewelke gekweekt worden door de inwoners.

Peerden

Men kweekt de peerden voor den landbouw en meer en meer ook voor den handel, immers de hier gekweekte Vlaamsche en Brabantsche peerden hebben veel aftrek: eene groote menigte onzer peerden worden naar Duitschland en Amerika uitgevoerd.

De kweek is winstgevend: een jonge ruin verkoopt men nu gemiddeld voor 1000 fr. en een merrieveulen voor 900 fr.

Runders.

Het runderras is ook in merkelijkere aangroei: heden zijn deze dieren zeer winstgevend, want zij staan aan een zeer groote weerde en daarbij verschaffen zij ook voortbrengselen van hooge waarde: melk, boter en kaas. Het kweeken van kalveren is ook zeer winstgevend. De Vlaamsche koe kweekt men vooral voor het vleesch; het Hollandsch ras vooral voor de melk en de boter; het Durhamse ras wordt meer en meer verlaten.

Schapen

Enkel twee schaaphofsteden bestaan hier nog met gemiddeld elk 100 schapen, gekweekt voor de mest, de wol en den handel. De verdeeling der eigendommen, het afschaffen van het braak liggen, de snelle achtereenvolging der verschillende vruchtoogsten nemen schier alle gelegenheden weg om de kudden te laten weiden.

Verkens, Geiten, Konijnen, Hoenders

De kweek van deze dieren groeit meer en meer aan, omdat zij zoo winstgevend is in de huishoudens. De landbouwers ter zij latende, zo telt men rond de 200 huishoudens die een of twee zwijnen kweek en, 150 met eene of twee geiten, 300 met een vijftal konijnen. Die over plaats beschikken, kweeken ook een vijftal hennen.

  1. Huishoudkundige inrichting van den landbouw

Over het algemeen is den eigendom zeer verdeeld. Te Lisseweghe kan men de pachthoeven in drie klassen verdeelen op de volgende wijze:

  1. de grootste van rond de 50 Ha, met 5 à 6 peerden, ten getalle van zes;
  2. de middelbare van rond de 35 Ha, met 2 à 3 peerden, ten getalle van 15;
  3. de kleinste van rond de 10 Ha, met 1 peerd, ten getalle van

Wat de manier van ontginnen betreft, de landbouwers gebruiken zelf hunne akkers, bij uitzondering van eenen, die 3/4 van zijne hoeve verpacht aan werklieden, ambachtslieden, neringdoeners enz. Verders de eenen boeren met het oog op de vruchten, de anderen, wier getal aangroeit, met het oog op de veeteelt.

Landbouwvereenigingen bestaan op de gemeente niet.

De landbouwarbeiders zijn moeilijker en moeilijker te krijgen: men gaat immers liever in de fabriek werken aan hooge dagloonen van jongs af, wat oorzaak is dat het landbouwwerk ook niet meer aangeleerd wordt. Daarom verschaffen de landbouwers zich stilaan machienen: er zijn op onze gemeente 3 zaaimachienen, 15 dorschmachienen en 4 rosmolens. De dagloonen bij de landbouw­ers zijn nochtans gestegen! De mannen krijgen 2 fr daags, benevens 12 aren aardappelland, de toelating van het zanten in den oogst. De vrouwen ontvangen 1 fr tot 1,25 fr. benevens 8 aren aardappelland en de toelating van het zanten in de oogst.

  1. Bosschen

  2. Nijverheid

In de gemeente bestaat geene mijnnijverheid.

Van de metaalnijverheid heeft men twee takken:  
het smeden en het blikslagen. Wij hebben twee smidsen, met te zamen 5 ambachtslieden, en waardoor voorzien wort in hetgeen noodig is voor landbouwgereedschappen, gewoon bouwmaterieel en huisgerief. Drie blikslagers bewerken plaatijzer, blik, zink, lood, tin, enz.,, zij vervaardigen voorwerpen van dagelijksch nut en gebruik.

Als manufactuurnijverheid mogen wij aan stippen het kleermaken, het schoenmaken en het steenbakken. Wij tellen 4 kleermakers, 8 naaisters, 4 schoenmakers en gedurende het branden op de steenoven 13 werklieden.

De landbouwnijverheid is beter vertegenwoordigd. Op de eerste plaats komen deze nijverheden welke voedingsstoffen verwerken:

  1. Molenaars, die granen malen, ten getalle van drie, waarvan een met twee knechten.
  2. Broodbakkers, ten getalle van vijf, waarvan een met twee knechten en een andere met eenen knecht.
  3. Twee brouwerijen voor gewoon bier, elk met twee knechten.
  4. Het bewerken der melk tot room en boter op de boerderijen.

Nu komt eene groep van verschillende bewerkingen van het hout:

  1. Timmer- en schrijnwerkers: een persoon met zijnen zoon.
  2. Wagenmakers, ten getalle van vijf, waaronder eenen met twee zonen
  3. Klompenmakers, ten getallen van twee, elk met 1 zoon.
  4. Huishoudkundige Inrichting van de Nijverheid

De groote industrie bestaat in onze gemeente niet. Kleine In­dustrie heeft men er, zo men daardoor deze industrie verstaat met 5 werklieden, vreemd of familie aan den ondernemer; hierbij kunnen de metsers gerangschikt worden.

Als huisindustrie kan aanzien warden het schoenen kleermaken, alsook het klompenmaken, wagenmaken, broodbakken, enz.

Nijverheidssyndikaten of vakverenigingen bestaan niet.

  1. Vervoernijverheid

Talrijke en gemakkelijke gemeenschapsmiddelen bestaan in de gemeente, hetgeen de reden is waarom de ruiling met gemak kan geschieden. Breede en schoone aardewegen laten de landbouwers toe hunne vruchten goed in te oogsten, om later de aardappelen, de tarwe, de gerst, het fruit uit hunne boomgaarden, enz. gezwind in het bereik der handelaars of verbruikers te stellen. Verscheidene steenwegen brengen ons in betrek met de aanpalende gemeenten. Een spoorweg met driedubbel spoor, doorsnijdt, evenals het zeekanaal van Brugge-Zeebrugge onze gemeente.

Deze wegen verschaffen ons alle gemak om alle slag van koopwaren van vreemden te kunnen ontvangen of om onze waren rap aan de man te brengen. Aan de spoorhalle lost men veel steenkolen, mesten bouwstoffen. Met het zeekanaal komen soms bakstenen toe, alsook pannen, buizen, enz. van Boom.

  1. Handel

In de gemeente bestaan er noch fooren, noch markten, noch beurzen, noch stapelplaatsen.

De handelaars volgen de markten van Brugge, Blankenberge en Heyst.

  1. Documentering

Hierbij is eene kaart der gemeente in betrek met huishoudkundige inrichting van den landbouw, en waarop aangeduid zijn de volgende punten:

  1. de pachthoeven in drie groepen verdeeld;
  2. den spoorweg;
  3. de steenwegen;
  4. het zeekanaal.

Bij het onderwijs in de aardrijkskunde der Gemeente gebruikt men in de school, waar het pas geeft, diagramma's en andere kaarten en plannen.

  1. Aardrijkskundige lezingen

Het door het staatsbestuur aanbevolen leesboek van B. van Hollebeke bevat tal van aardrijkskundige lezingen. De leerlingen hebben dit boek in handen en bij gelegenheid, als bekroning der studie, wordt een stuk gelezen uit dit handboek; nochtans leest de onderwijzer ook weleens stukjes uit andere boeken en schriften.

Lisseweghe, 21n Juni 1911
De Hoofdonderwijzer, J. Gobert

Lissewege : Een pedagogisch conferentiewerk uit 1911

Johan Ballegeer

Rond de poldertorens
1987
03
129-149
Charlotte Bogaert
2023-06-19 14:39:17