Vlaamse vissers als vluchtelingen in Zierikzee (1914-1918)
j. Schot Bwzn.
In 1914 brak een oorlog uit, die ongekend hevig was in omvang, De "Grote Oorlog" zou het leven kosten aan circa 10 miljoen mensen. Twintig miljoen werden gewond. Aanleiding voor de oorlogshandelingen was de moord op aartshertog-troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn gemalin op 28 juni 1914 te Sarajevo door een Serviër. Oostenrijk verklaarde de oorlog aan Servië. Kort daarop kwam het met Oostenrijk verbonden Duitsland in oorlog met Rusland. Dit betekende ook oorlog tussen Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en andere landen. De Duitsers vielen het neutrale België binnen om Frankrijk aan te vallen. Het overgrote deel van België werd bezet en een stroom van vluchtelingen week uit naar Nederland, dat buiten het oorlogsgeweld bleef. Onder hen waren talrijke Vlaamse vissers.
Aankomst
Oudere Zierikzeeënaars kunnen zich nog goed herinneren dat de Oude Haven en een gedeelte ten oosten van de Nieuwe Haven vol lag met vissersschepen uit Heist en Zeebrugge. Deze vissers waren niet de eerste vluchtelingen welke zich op ons eiland tijdelijk kwamen vestigen. Reeds in de eerste week van september 1914 kwamen te Zijpe twee boten van de maatschappij "Telegraaf" aan, alsmede enige mosselboten met vluchtelingen uit Antwerpen en Mechelen. Enkelen van hen stapten aan wal om in Bruinisse verblijf te gaan houden.
Het merendeel vertrok per "Telegraaf" verder naar Rotterdam en Amsterdam.
Zeeuws-Vlaanderen zat in de maand september 1914 al overvol met Belgische vluchtelingen. De toeloop van Belgen naar Nederland was enorm. Vanaf 7 oktober kwamen er dagelijks honderdduizenden in Brabant aan. In de loop van dat jaar waren er ruim één miljoen in Nederland aangekomen, te weten 506.000 via Brabant, 450.000 via Zeeland en 100.000 via Limburg. Volgens het verslag van de Centrale Commissie; belast met de opvang, werd begin oktober 1914, in 831 van de 1.120 gemeenten, huisvesting verleend aan 719.000 vluchtelingen:
- 410.000 in 176 gemeenten in Noord-Brabant
- 156.000 in 103 gemeenten in Zeeland
- 57.000 in 122 gemeenten in Zuid-Holland
- 34.000 in 90 gemeenten in Noord-Holland
- 28.750 in 96 gemeenten in Limburg
- 12.800 in 66 gemeenten in Gelderland en
- 20.550 in de overige provincies.
Deze toestand was van korte duur. Reeds in november 1914 had een groot deel van de vluchtelingen Nederland verlaten om naar Engeland over te steken of naar België terug te keren, toen het krijgsgeweld daar ten einde was.
Opvang
In de week van 4 tot 10 oktober 1914 kreeg ook Zierikzee en omliggende gemeenten een aandeel in de stroom vluchtelingen. Vrijdagsmiddags kwamen er met de boot uit Middelburg een honderdtal aan en ‘s avonds per tram in zes volle wagens nog eens een paar honderd, waarvan het grootste gedeelte in Zierikzee uitstapte en de rest doorging naar andere gemeenten.
Zij werden naar de Concertzaal geleid, waar brood en koffie werd uitgereikt. Vervolgens werden ze ondergebracht in o.m. hotels en bij partikulieren.
Begin oktober verbleven ruim 2.000 vluchtelingen binnen onze stad. In de Concertzaal werd een gedeelte afgeschut om als noodziekenverblijf te dienen. Alle Vlaamse vluchtelingen werden in de Grote Kerk ingeënt tegen de pokken.
Inmiddels was in Zeeland een "Provinciaal Comité" tot hulpverlening aan de vluchtelingen gevormd. Men deed een beroep op alle ingezetenen van het eiland, om deze arme mensen te huisvesten en ze zo mogelijk te voeden. Men kon meewerken op verschillende manieren: 1. door vluchtelingen kosteloos te huisvesten; 2. door opneming tegen betaling; 3. door het geven van ledikanten, dekens, enz.; 4. door het toezeggen van een geldbedrag.
Zierikzee werd in dit Comité vertegenwoordigd door W. C. de Crane Sr.
Eind november 1914 werden Zeebrugge, Heist en verder de gehele Belgische kust vanuit zee door de Engels-Franse vloot beschoten. Vele haveninstallaties werden totaal vernield. De bevolking van die kustplaatsen werd aangeraden hun huizen te ontruimen en te vertrekken. Enige gedeelten van Zeebrugge en Heist stonden na de aanval in brand.
De beschieting door de vloot miek een enorme indruk op de bewoners. Velen vluchtten richting Knokke en verder. De vissers uit die plaatsen weken in eerste instantie uit naar Philippine en Cadzand, om vandaar uit nog wat te kunnen vissen op de Westerschelde. Maar tegen het einde van april kwam een groot gedeelte van die vissers te Vlissingen en Breskens aan, omdat ze van het "Militair Gezag" order hadden gekregen de Westerschelde te verlaten. Nu waren allen genoodzaakt zich naar het noorden te verplaatsen.
Reeds op 24 april 1915 zag het "Provinciaal Comité" zich voor een nieuwe taak gesteld door de komst van 72 Vlaamse vissersschepen naar Zierikzee. Deze meest olmenhouten (iepen) scheepjes noemde men "schuten" of "sloepen". Ze waren 11 tot 12 meter lang. Vele van deze scheepjes waren achter de duinen van Heist gebouwd.
Er waren ook enkele olmenhouten, zogenaamde "pannepotten" bij, gebouwd in De Panne. Zelfs een Dandy-kotter ontbrak niet, zoals de foto duidelijk laat zien. Deze werden meestal in het Franse Boulogne gebouwd. Alle schepen waren afkomstig uit Heist en Zeebrugge. Zij brachten een bevolking mee van 325 volwassenen en 173 kinderen.
De aanwezigheid van een groot aantal vluchtelingen, maakte het noodzakelijk een afzonderlijke school voor Vlaamse kinderen in Zierikzee te openen. De gemeente stelde lokalen van de vroegere school A in de Wevershoek ter beschikking. De school begon op 19 mei. Eind december 1915 waren 41 jongens en 57 meisjes aanwezig: totaal 98 leerlingen in twee klassen. Het onderwijs werd opgedragen aan E. Puissant uit Antwerpen als hoofd, en mevrouw I. Puissant-de Ridder als onderwijzeres. In oktober 1915 trad de onderwijzer E. van Autenboer in dienst. Zijn komst was noodzakelijk door de grote toeloop van kinderen. Tevens werd een derde lokaal ingericht. De school bevatte 107 leerlingen. De godsdienstbelangen werden verzorgd door een Vlaamse pater, die ook naar Brouwershaven fietste om de daar vertoevende vluchtelingen te bezoeken. De vluchtelingen kregen wekelijks een toelage van het Rijk.
Onder de namen van de Vlaamse vluchtelingen zijn er vele die nu nog voorkomen onder de vissersrederijen in Zeebrugge en Heist: De Cloedt, Vlietinck, Degroote, Meijers, Neyts, Wtterwulghe, Savels, Dobbelaere, Couwijzer, Ceijfs, Blommaert, De Waele, De Grave, Vandierendonck, Desmidt, Demunter, Deschrijver, Verschraegen, Vantorre, Cordenier, Van Wijnsberghe, De Voogd, Cattoor, Martony, Gheselle, Ackx, De Putter en andere. In Brouwershaven bleven de drie families Stroobandt, De Waele en Couwijzer tot de zomer van 1917. Zij vestigden zich toen in Zierikzee.
Bij nader onderzoek in Heist en Zeebrugge, bleek het erg moeilijk al deze families thuis te brengen, zonder kennis van hun bijnamen (lapnamen). Vele vissers kennen, ook nu nog, onder elkaar niet eens de officiële namen! Ook dit heeft zijn achtergrond. Vroeger waren de vissers erg bijgelovig. Bijnamen werden niet alleen gegeven om de talrijke familieleden van dezelfde naam uit elkaar te houden, maar ook, zoals de legende vermeldt, om "Roeschaard" te misleiden. Roeschaard, de waterduivel, speelde langs de gehele Vlaamse kust een belangrijke rol.
In Zeeuws-Vlaanderen was deze waterduivel eveneens bekend, maar daar onder de naam "Ossaard". Alle vissers hadden een dodelijke angst voor hem. Hij was het immers, die altijd wel wat met hen voorhad en hij was verantwoordelijk voor ongevallen op zee.
Als Roeschaard naar je naam vroeg, riep je niet je echte naam, maar je bijnaam. Dan pas liet de misleide Roeschaard je met rust!
Havengezicht, Zierikzee
De H36 van Eugène Vlietinck in de haven van Zierikzee.
De H11 en de H37.
Woningen voor de Belgische vluchtelingen te Zierikzee, geplaatst op een terrein buiten de Zuidhavenpoort. Photogr. opname in 19l6.
Woningen voor de Belgische vluchtelingen te Zierikzee, geplaatst op een terrein bij den St. Lievens Monstertoren. Photogr. opname in 1916.
Wanneer een twaalfjarige vissersjongen zee koos, werd hij door een andere visser op het strand met zijn hoofd onder water gedompeld, soms ook met bier en jenever. Zo werd hij opnieuw gedoopt en van een lapnaam voorzien, die hij voor zijn leven behield. Een bekende figuur, die zich met het herdopen bezighield, was Bernard Huyghe (1845-1942), beter gekend als "Leitje".
Lang is de lijst van bijnamen in Heist. Enkele voorbeelden: Antje van Zwartens, Beeste, Biel (Natte), Bollevet, Davied (Sissen), Draaier, Fleister, Gatje, Guutepa, Jantje zonder Haar, Kakkediekeda, Karre, Klnts, Kromme Koolstok, Lachertje, Mageren, Naaikoker, Palewas, Pannekoeke, Poepeschete, Potas, Ruus, Sarlewietje, Sissenkoo, Sissenmakke, Vansensiaons, Zatten André en vele anderen.
Toen de vluchtelingen nog maar een paar maanden in Zierikzee gearriveerd waren, kregen verschillende jongemannen een oproep om naar het front te gaan. Zo vertrok op 25 november 1915 per spoorboot naar Middelburg, om vandaar via Vlissingen naar Engeland en Frankrijk te gaan: Karel Frans Geijfs van de hier liggende vissersboot H32. En op 1 december 1915 vertrok van hier via dezelfde route M. Dejaeger-Dobbelaere met een kind van vier jaar oud en Augustinus Josephus van Dierendonck (Stientje van de Zwartens) van de H62, eveneens om naar het front te gaan. De kosten van de reis werden gedeeltelijk vergoed door het "Comité Zierikzee toe Hulpverlening aan Vluchtelingen".
Verblijf
De vissersbevolking moest een tijd lang met hun gezinnen op hun scheepjes vertoeven. Dit bracht vaak veel ellende te weeg. Het kwam vaak voor dat kleine kinderen te water geraakten. Gelukkig werden ze door de vissers weer spoedig uit het water gehaald. Voor dit moedig optreden werd in augustus 1916 een bronzen erepenning voor menslievend hulpbetoon, met een loffelijk getuigschrift, toegekend aan de Heistse visser J. Vantorre wegens de door hem met levensgevaar verrichte redding van een drenkelinge.
In april 1916 kwam een eerste vijftal houten woningen met een boot voor de Belgische vluchtelingen aan. Er zouden vanwege het "Comité voor Belgische Vluchtelingen" te ’s Gravenhage 15 tot 20 woningen geplaatst worden. De eerste werden gezet even buiten de Zuidhavenpoort in de zogenaamde Zuidhoek (thans 's Heer Lauwendorp). Vele vissersgezinnen waren toen al gehuisvest in partikuliere woningen en in enkele pakhuizen. In één van de Godskamertjes (Schosjes) vond de familie Depaepe tijdelijk onderdak en in het noordelijk deel van de Noordhavenpoort de familie Deschrijver. Ook werd er een recreatietent geplaatst bij de "Molenberg", ten zuiden van de brug naar de Zuidhavenpoort. Later verschenen er ook nog houten woningen op de Balie bij de Sint-Lievensmonstertoren. Toen het merendeel van de vissersbevolking ondergebracht was in barakken, konden vele schepen gaan vissen en gevangen vis op de markt brengen. Dat deze vissers door de Zierikzeese bevolking een goede vangst werd toegewenst, was begrijpelijk omdat dit, met het oog op de hoge prijs van vlees en spek en de distributie voor hen, een extra voordeeltje bracht. In bijna alle gevallen werd de vis in Zierikzee ter markt gebracht.
Er waren er ook die hun vis in Breskens en ook wel in Vlissingen ter markt brachten. Dit gaf echter nogal wat moeilijkheden, met het oog op de uitkeringen aan de vissers. Het "Comité tot Hulpverlening" informeerde bij de betreffende gemeenten. Zo werd op 19 augustus 1915 door het Comité aan de burgemeester van Breskens gevraagd welke Heistse vissers de vismijn in Breskens hadden aangedaan. Het antwoord luidde: "Naar aanleiding van Uw schrijven van 11 augustus 1915 deel ik U beleefd mede, dat heden alhier de volgende schuiten visch hebben verkocht tot de bedragen achter de nummers gesteld: H11 voor f 80, H37 voor f 98, H69 voor f 100. Deze visschers verkoopen 2 maal per week hier hun visch tegen flinke prijzen. Meestal hier, doch ook wel in Vlissingen. Hier in Breskens werden ook eenige visschers door het Vluchtelingen Comité ondersteund, doch toen zij begonnen te visschen en deze lonend bleek, is hen verdere onderstand onthouden".
Ook van uit Vlissingen kwam een soortgelijke brief, waaruit bleek dat de Zeebrugge 14 meermalen zijn vis daar ter markt bracht en soms voor f 250, vis verkocht. Later in de jaren 1916 en 1917, werd hier hoofdzakelijk op garnalen gevist. Er werden garnalenpellerijen opgericht, waar de vluchtelingen hun brood mee konden verdienen.
Een lange tijd hebben zij onder hun Belgische letterteken moeten varen. Deze Vlamingen oefenden echter ook buitengaats de visserij uit, wat niet zonder gevaar was. In augustus 1915 werd de H11, die van uit Zierikzee viste, door een Duitse onderzeeër opgebracht. Om die moeilijkheden te voorkomen, werden ze van een Nederlandse naam en letterteken voorzien. Ondanks deze maatregel werd toch in juli 1916 de ZZ20, de vroegere H20, varend met Nederlandse papieren, door een Duitse onderzeeër opgepikt; en deze gaf de ZZ20 over aan twee torpedoboten, die om het mijnenveld te ontgaan onder de wal voeren en de vissersboot in Zeebrugge opbrachten. In augustus 1916 werd de H60 door de Duitse marine naar Zeebrugge gebracht en de bemanning werd naar het civiele gevangenkamp te Sennelager, een werkkamp circa 10 kilometer van Paderborn in Duitsland, gedeporteerd.
Aan al deze moeilijkheden ontbrak het de vissers niet, evenmin als aan drama’s, zoals het volgende voorbeeld laat zien. De nog maar juist gearriveerde Heistse familie Wtterwulghe, die zich begin mei 1915 in Brouwershaven vestigde, onderging een ware ramp.
De H54 verging in een storm met man en muis. Aan de met haar gezin aan de wal te Brouwershaven wonende vrouw van de schipper werd bericht, dat het schip verlaten en zonder mast bij Westkapelle (op Walcheren) was gevonden. Het was bemand met de schipper Petrus F. Van de Walle, 31 jaar oud, en de matrozen Louis, Albert en Charles Wtterwulghe en Thomas Oudenaarde, respectievelijk 19, 21, 17 en 17 jaar oud. De achtergebleven vrouw trof tien jaar daarvoor hetzelfde lot met haar eerste man. De lijken spoelden in juni 1915 aan. Van schipper Van de Walle staat vermeld, dat deze op 5 juni 1915 te Breskens is overleden, dus hoogstwaarschijnlijk aldaar is aangespoeld of opgevist. Zijn vrouw bracht op 5 augustus daaropvolgend te Brouwershaven een levenloos dochtertje ter wereld!
Vertrek
De eerste wereldoorlog vond haar einde op 11 november 1918. In een spoorwagon in het bos van Compiègne (Frankrijk) werd de wapenstilstand gesloten. Een dramatische wereldbrand leek geblust.
Tegelijkertijd werd echter de voedingsbodem gelegd voor een nog grotere wereldoorlog.
Het verslag van de gemeente Zierikzee over 1918 vermeldt onder "visscherij" het volgende: "De Heijster visschers, die gedurende den oorlog van hier uit hadden gevist, gingen in November en December na den wapenstilstand terug naar hun vroegere woonplaats". Onder "Belgische school" staat vermeld: "Door het vertrek der Belgische families werd de school hoe langer hoe meer ontvolkt en eindelijk half November gesloten. Het personeel bestond bij de sluiting uit E. van Autenboer, hoofdonderwijzer L. Puissant, J. Hogerheide en Mevr. J. Puissant-de Ridder, uitsluitend voor ‘t onderwijs in de nuttige handwerken".
Enkele Vlaamse vissers bleven nog enige tijd in Zierikzee werkzaam. Zo voeren bij de familie Schot met de ZZ 8 nog twee Heistenaars in 1919 ter visvangst op de Noordzee, namelijk Casimir Blommaert (zijn lapnaam was "Straal"), die op 3 oktober 1916 te Zierikzee was gehuwd met de Heistse weduwe Maria Couwijzer, en Bernard Frans Couwijzer (lapnaam Sissen Davied). Ging de Heistse vloot nog op de zeilen, de ZZ8 was toen net voorzien van een 26 p.k. motortje. Een ware luxe!
De vis die door de ZZ8 van de familie Schot werd gevangen ging meestal in Zeebrugge ter markt. In de jaren twintig van deze eeuw waren alle Vlaamse vissers vertrokken uit Zierikzee.
Enkele Zierikzeese jongens huwden met Heistse of Zeebrugse vissersmeisjes, waarvan de jongens, met uitzondering van één, na de wapenstilstand meetrokken naar België. Eveneens huwden enkele Zierikzeese meisjes met Vlaamse vissers, die ook meetrokken naar Vlaanderen.
In Zierikzee werden in de jaren 1915-18 circa vijfentwintig kinderen uit Heistse vissersechtparen geboren. Ook kwamen in Zierikzee onder elkaar enkele huwelijken voor, evenals enkele sterfgevallen.
Wie heden ten dage de visserscafeetjes rond de vissershaven van Zeebrugge bezoekt, kan nog de vele verhalen van lief en leed aanhoren, die ze van hun ouders en grootouders hoorden, die destijds in Zierikzee, Brouwershaven, Goeree of elders tijdelijk gehuisvest waren.
Bronnen en literatuur
- Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, Zierikzee: Archief Gemeente Zierikzee, Registers van ingekomenen en tijdelijk verblijvenden; akten van burgerlijke stand 1914-18; Archief Comité Zierikzee tot hulpverlening aan vluchtelingen 1914-1916.
- Verslagen van de toestand der Gemeente Zierikzee, 1914-1918.
- Verslag van het Provinciaal Comité tot hulpverlening aan vluchtelingen in Zeeland, augustus 1914 - juli 1915, Middelburg z.j.
- A. van der Hoeven, Geschiedenis van de mobilisatie te Zierikzee, augustus 1914 - november 1914, Zierikzee. (1925).
- Johan Ballegeer en Jean-Pierre Braems, De visserij langs de Vlaamse kust in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1980, 3e druk.
- J. C. Verkerk, Pas op voor Ossaart ..., in Zeeuws Tijdschrift, 12de jaargang, 1962, blz. 18.
- Janine Reyers-Bell, 1914-1918. De Eerste Wereldoorlog, Band 1 Amsterdam 1975.
- Mededelingen van J. van Beylen en Johan Ballegeer.
- Monsterrol familie Schot. - Mondelinge informatie.
*************
Bij het artikel van Dhr. J. Schot Bwzn.
(Bijlage bezorgd door Johan Ballegeer)
De volledige lijst van de Vlaamse vissers die tijdens de Eerste Wereldoorlog vanuit Zierikzee visten onder een Zierikzees nummer en met Nederlandse papieren. Deze vissers voorzagen de garnaalpellerijen van garnaal.
Nr. - Naam van schip - Familie - In- en uitgeschreven
- ZZ12 - Stephanie - P. Serie - 300316 - 050120
- ZZ14 - Joseph-Hélène - P. Meyers (Prut) - 200416 - 050120
- ZZ15 - 3 Gebroeders - Honoré van Waes - 200416 - 050120
- ZZ16 - 2 Gebroeders - Th. v. Wijnsberghe - 250416 - 050120
- ZZ17 - Frans-Helena - J. Serie - 270416 - 050120
- ZZ19 - Petrus-Paulus - L. Ceyfs (v.d. H19) - 160516 - 050119
- ZZ20 - Auguste-Georges - J. Demunter (H20) - 070516 - 050120
- ZZ22 - Eduard-Simon - T. J. Vandierendonck (H22) - 220516 - 050119
- ZZ23 - Rudolf-Stephan - T. Devoogt (H37) - 220516 - 050120
- ZZ24 - Louis-Mathilde - H. Vandierendonck (H62) - 220516 - 050120
- ZZ25 - Albert-Anna - T. Vandierendonck (H6) - 290515 - 050120
- ZZ26 - Enckel Muisreum (?) - J. Dobbelaere - 070016 - 050120
- ZZ27 - Robert-Cecile - L. Dobbelaere (H33) - 060716 - 220317
- ZZ30 - Antoine - P. Degroote (Z15) - 190417 - 050120
- ZZ31 - Prosper-Antonius - P. Vandierendonck (H32) - 041116 - 050119
- ZZ32 - Gerardus-Marcelle - L. Neyts (H26) - 091116 - 050119
- ZZ33 - Virginie-Marie - A. Vantorre (H34) - 101116 - 050120
- ZZ34 - Gerardus-Franciscus - R. Couwijzer (Martjes) (H18) - 161116 - 050120
- ZZ35 - De Fazant - P. Verschraegen - 111216 - 050120
- ZZ36 - De Meeuw - C. Verschraegen - 130217 - 050120
- ZZ38 - ? - G. Geyfs (Tholen 3) - 170317 - 030717
- ZZ39 - Marie - L. Vandierendonck (Clinge 33) - 260317 - 100417
- ZZ39 - Joseph-Fleurmond - J. Vantorre (H9) - 260417 - 050120
- ZZ41 - Irma - G. Vandierendonck (Z3) - 200417 - 050120
- ZZ42 - Laurent-Henri - L. Dewaele (H10) - 270417 - 050120
- ZZ43 - Cebilles - L. Vandierendonck (H5) - 080517 - 050120
- ZZ45 - Barbera-Germaine - T. Janssens - 220117 - 050120
- ZZ46 - Jean-Babtiste - D. Savels - 220118 - 200922
- ZZ47 - Jacobus-Anna - E. Desmidt - 230118 - 050120
- ZZ48 - Petrus-Joseph - N. Waeghe - 240118 - eind ‘18
- ZZ49 - 5 Gebroeders - L. Dewaele - 250118 - eind ‘18
- ZZ50 - Pieter-Marie - C. Martony - 200118 - eind ‘18
- ZZ51 - 3 Gebroeders - G. Gheselle - 050218 - eind ‘18
- ZZ53 - Henri-Cordola-Lea - M. Desmedt - 080418 - eind ‘18
- ZZ54 - Bertha-Marie-Jules - L. Desmedt - 100518 - eind ‘18
Uit het "Register van Zeeuwse Visserschepen".
Vrijwel allen visten in de Zeeuwse zeegaten op garnaal en vis. Enkelen visten op schardijn (sprot) en haring, die destijds in grote hoeveelheden voorkwamen. Zoals de ZZ31 van Vandierendonck, de ZZ34 van Couwijzer, de ZZ45 van T. Janssens, de ZZ48 van Waeghe, de ZZ49 van L. Dewaele, de ZZ50 van C. Martony en de familie Desmedt.
Voorts waren er nog twee uit Antwerpen, nl. Karel-Lodewijk Verbanck met een 'hengst' v. h. Grauw in 1916-1920 met nr. ZZ13; en Frans Schampaerts met de ZZ28 ook op garnaal. Al deze visserschepen voeren met Nederlandse papieren en die niet visten en elders te werk gesteld waren bleven hun nummer uit Heist bewaren.
Ze visten bijna allen met zogezegde Heistse schuten, enkele sloepen en kotters. Een paar z.g. hengsten en zelfs een met een Zeeuws hoogaars nl. ZZ51 van G. Gheselle en de familie P. Serie en Verschraegen met een Lemmerjacht.
(En nog een noot van Johan Ballegeer:)
Dhr. Schot Bwzn vermeldt niet in zijn artikel hierboven, uit een zekere schroom, dat op zekere dag een meisje, ene Janssens, door de marechaussée van boord werd gehaald. Ze werd achteraf op retraite gezonden. Dus ook hier "Geen Meiden aan Boord"! Tja, onze Vlaamse grootmoeders ...