en toch Hondesdamma

G. Bonte

Bij De Flou vind ik volgende verklaringen: 1. Hendam: “legende dat Damme aanvankelijk Hondesdamme zou geheeten hebben”; 2. Hondesdamme: “eene gewaande oudere benaming der stad Damme” (1). Zoals hiema zal blijken, pleit bijna alles voor deze stelling van De Flou, nl. dat Hondes­damma alleen met een legende zou te maken hebben…

Op de eerste plaats denk ik aan de zeer vele vindplaatsen van “Dam”, vervolgens aan de opmerkelijke frontale aanval van Gottschalk op de legende geweven rond het onstaan van Damme (2) en tenslotte aan het feit dat Gysseling geen enkele maal Hondesdamma vindt in Vlaamse teksten (3).

Een eerste keer begon ik te twijfelen toen ik in een ander werk van Gysseling onder Damme toch Hondesdamma vond (4). Mijn twijfels werden bevestigd door het vinden van een publicatie van Prof. E. Strubbe (5). Deze historicus heeft namelijk het vredesbestand tussen Johanna van Constantinopel en Willem I van 28 april 1217 gepubliceerd. Dit bestand werd afgesloten in Hondsdam, dus te Damme.

Een tweede keer twijfelde ik opnieuw toen ik bij De Flou voor hetzelfde citaat over Damme “ad ann. 1180” las en elders “ad ann. 1188” (6). Het betreft een vermelding in de kroniek van St.-Bertijns die in de tweede helft van de veertiende eeuw werd geschreven door Johannes Longus de Ypra, gestorven in 1383. Ik meen hieruit te mogen besluiten dat het vredesbestand meer te vertrouwen is dan de gegevens die een monnik uit de tweede helft van de veertiende eeuw over de periode twaalfde - dertiende eeuw vertelt. De ene hond (Hondesdamma) uit de oorkonde van 1217, evenmin als een zwaluw maakt nog geen zomer en daarom gingen wij op zoek naar een zegel uit 1235, dat De Flou vermeldt en waarop zou staan: “sigullum de Hodesdamme”. De Flou beschouwt dit zegel als apocrief en ongeloofwaardig. Hij verwerpt dus ook Hondsdamme als “eene gewaande oudere benaming van Damme". Volgens Strubbe zou De Flou dit zegel ten onrechte apocrief noemen. Het zegel uit 1235 was niet te vinden, wel kwam ik op het spoor van vier andere akten waar het gezochte zegel wel gebruikt werd. Hierna proberen wij de periode waarin het zegel gebruikt werd, te bepalen. Dan volgt er een korte beschrijving van de akten en ten slotte wordt het belang van de zegels toegelicht.

1. Periode waarin het eerste zegel van Damme gebruikt werd

De akten dateren uit 1226, 1237, 1238 en 1249. De waarschijnlijkheid is groot dat dit het eerste zegel van Damme is. De oudste gekende zegels in Vlaanderen, nl. die van Brugge, leper, Kortrijk en Gent, dateren uit 1199, die van de kleinere steden uit 1226 (7). In de literatuur wordt het eerste gebruik van het tweede zegel van Damme op 1309 gesteld.

Gilliodts - Van Severen geeft echter een dokument uit 1272 waarin dit tweede zegel reeds beschreven wordt (8). Te Rome liep een proces waarin Brugge, Damme en het Vrije partij waren. De Dammenaars kunnen er zich op verheugen dat hun zegel wellicht ooit door de paus werd gezien. Een pikant detail uit dit verhaal is het volgende: in de beschrijving wordt de hond tot leeuw gepromoveerd!

2. De beschrijving van de akten

Drie akten bevinden zich in Parijs (9). In verdragen met de gravin van Vlaanderen, Johanna van Constantinopel, eisen eerst Lodewijk VIII en daarna Lodewijk IX ook de eed van getrouwheid van de Vlaamse steden en edelen (10). Deze clausule doet een mooie verzameling Vlaamse zegels in Parijs tot stand komen. Johanna tracht in 1226 haar echtgenoot, Ferrand van Portugal, sedert de slag bij Bouvines gevangen genomen, vrij te krijgen. Deze vrijlating wordt gerealiseerd door het verdrag van Melun en van Parijs in 1226. Damme legt op 17 december 1226 de eed van getrouwheid af. Dit betekent een eerste voorkomen van het eerste zegel (11).

Na de dood van haar echtgenoot in 1233 moet Johanna op 12 april 1237 te Peronne de verplichting aangaan niet te huwen met een vijand van Frankrijk. Damme legt tijdens de maand mei opnieuw een eed af, waardoor het tweede exemplaar van het zegel opduikt (12).

Als Johanna in 1237 Thomas van Savoye huwt worden zij en haar echtgenoot verplicht het verdrag van Compiegne te ondertekenen. Luyckx schrijft dat “het spel herbegint” als Damme in januari 1238 de eed aflegt. Dit levert het derde exemplaar van het eerste zegel op (zie fig. 1) (13).

rdp199002p056 062CFig. 1: Zegel van Damme, 1238, afgietsel AR 29573 (Cat. 7)

Te Keulen is een Damse akte bewaard van 12 november 1249. Slechts een gedeelte van het zegel is tot ons gekomen. De “O” die overblijft, laat na vergelijking met de drie andere zegels toe te stellen dat ook hier Hondsdamma gebruikt werd (zie fig. 3) (14).

rdp199002p056 062FFig. 3: Zegel van Damme, 1249

3. Belang van de zegels

Deze vier zegels verplichten “Hondesdamma” ernstig te nemen. Deze naam is het slachtoffer geworden van de legende van de Damse hond. Men heeft spreekwoordelijk de hond met het badwater weggegooid: een probleem voor toponymisten.

Hieronder volgt kort de uitleg die aan Hondesdamma gegeven wordt. Eerst komt de uitleg “dam van de hond”, gebaseerd op de legende van de hond die in de bres geworpen werd (15). Ook vindt men de verklaring “dam op de Honte of Honde”, een dam op een zeearm (16). M. Coomaert geeft de volgende opvatting: de eerste benaming is Heendam, die Heensdam, later Honsdam en Hondsdam wordt; Heendam staat voor dam op de Ede, een water in Damme (17).

Een tweede belang dat aan de zegels moet toegeschreven worden, betreft het schip dat er op staat afgebeeld. Stadszegels waarop schepen staan afgebeeld, zijn een belangrijke bron voor de geschiedenis van de scheepvaart tijdens de middeleeuwen. Duitse geschiedkundigen hebben op verschillende plaatsen de twee Damse zegels gebruikt (18). De meer preciesere datering van het zegel kan zijn belang hebben voor dit deel van de geschiedenis.

Ik hoop met deze paar lijnen Hondesdamma de plaats gegeven te hebben die het verdient, maar ik weet dat de eeuwig jonge hond van de legende het opnieuw zal halen.

Zijn verhaal al is het niet waar, is toch zo mooi...

Verwijzingen

  1. K. DE FLOU, Toponymisch Woordenboek van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesie, het Land van den Hoek, de graaf- schappen Guines en Boulogne en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Gent-Bragge, 1914-1938, zie Damme, Hendam, Hondsdamme.
  2. M.K.E. GOTTSCHALK, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland, Deel I: de periode v66r 1400, Assen, 1971, pp. 108-119. Dit is verplichte lectuur voor al wie belang stelt in de vroege geschiedenis van Damme. Ik dank speciaal W. Theerens die dit werk heeft aangewezen. Ik was het werk voorbijgegaan omwille van de titel; Damme ligt immers niet in Nederland.
  3. M. GYSSELING, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), Deel 1-8, ‘s Gravenhage, 1977, zie Hon-desdamma.
  4. Idem, Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (v66r 1226), Tongeren, 1960, Deel I, zie Damme.
  5. E.I. STRUBBE, De oorkonden uit het Vlaamsche gravelijke archief op het S. Donaasfonds te Brugge, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis, LXXVH, 1934, p. 103, nota 1.
  6. Vermoedelijk betreft het hier in een van de gevallen een fout.
  7. DE GHELLINCK VAERNEWIJCK, Sceaux et armoiries, Paris, 1935.
  8. L. GILLIODTS - VAN SEVEREN, Coutumes du Franc de Bruges, Brussel, 1879, Introduction, pp. 187-188; I, pp. 248-249.
  9. Parijs, Archives Nationales. TEULET, Layettes du trésor des chartes, Paris, 1866, II, p. 105, nr. 1851; p. 345, nr. 2542; p. 363, nr. 2670.         
    DOUET D’ARCQ, Collection de sceaux, Paris, 1868, IH, p. 361, nr. 10690.
  10. T. LUYCKX, Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, Antwerpen, 1946, p. 331.
  11. Ibidem, pp. 254, 256, 260.      .
  12. Ibidem, pp. 331, 332.
  13. Ibidem, p. 331, noot 6.
  14. Belgien in Köln, p. 30, 23-29. zie G. BONTE, Damme verzoent zich met Keulen, Rond de Poldertorens, 32,1990, 2, p. 51.
  15. N.V.D.R.: een lopende hond is in de heraldiek vaak symbool voor eb en vloed, maar... heraldiek ontstaat na topoymie.
  16. M. SERVAIS, Armorial des Provinces et des Communes de Belgique, Bruxelles, 1955, pp. 890-892.
  17. M. COORNAERT, Waar en wanneer is Damme ontstaan?, Rond de Poldertorens, 28,1986, 2, p. 73.
  18. P. HEINSIUS, Das Schiff der hansischen Frühzeit, Weimar, 1956, p. 23.

Deze auteur schrijft dat het zegel in het British Museum bewaard wordt. De uitleg is anders; in de British Library, niet in het British Museum, worden geen originelen maar wel afgietsels bewaard. Hij heeft de informatie wellicht in de “Catalogue of Seals” gevonden. Laurent krijgt hier gelijk. Duitse historici steunen zich meestal op verzamelingen van afgietsels bij de studie van scheepstypes op zegel.

LAURENT, De havens aan de kust en aan het Zwin (Doorheen oude plannen en luchtfoto’s), Brussel, 1986.

Idem, De zegels en de zee. De evolutie van de scheepsbouwkunde aan de hand van zegels van de Xlllde tot de XVde eeuw, Brussel, 1987.

en toch Hondesdamma

G. Bonte

Rond de poldertorens
1990
02
075-078
Achiel Calus
2023-06-19 14:39:17