Beschuldiging en eerherstel in 1774

Germain  Vandepitte

Sissen Mestdagh boerde op Snaaskerke. Boeren is een groot woord voor het “doeningje” waarop hij zijn korstje brood won. 't Was zoiets van te weinig om te leven en teveel om dood te gaan. Voor zijn labeur was hij aangewezen op anderen. De rekening daarvoor betaalde hij deels in kontanten en deels door tegenprestaties. Het was nopens het bespreken van dat werk dat boer Vincent Missuwe van Leffinge hem een boodschap had gezonden.

Op zondag 10 juli maakte hij zich klaar om naar Leffinge te gaan. 't Was goe weer! Hoe we dat weten? 't Was die dag kermis op Zevecote en dat mist nooit.

Sissen was wat extra vroeg uit zijn polk gekropen om zijn zondagswerk af te haspelen en naar de vroegmis te gaan. Na afloop daarvan had hij thuis in een rapte nog een "stute" achter de kiezen geduwd en even over acht ging hij de baan op.

Hij was zowat een kwartiertje van zijn bestemming af toen hij zijn eerste goeie morgen kwijt kon aan Francis Vandewater, de knecht van Willem Lowage, en daar bleef het bij. Een tiental minuten later ontmoette hij Lowage's andere knecht, Fluppe Van Heste. Dit liep uit op een vertellement van zowat een kwartier, waarbij Sissen zei te zijn ontboden door Missuwe. Fluppe antwoordde daarop te menen dat er op het hof geen mens thuis was daar alle deuren toe waren. Sissen repliceerde dat hij nu al zover was en daarover zekerheid wilde hebben. De deur aan de achterkant kon toch open zijn, of niet?

Op het hof gekomen, werd Sissen maar al te vlug gewaar dat zijn moeite vergeefs was geweest, op en om het hof geen levende ziel te zien. Langs dezelfde weg, waarlangs hij gekomen was, keerde hij terug. Onderweg zwaaide hij nog even naar Pieter Hosee, de knecht van Lieven Hey te Leffinge.

Nabij de herberg van Van Middelen op de nieuwe “kalsijde” ontmoette hij Hendrik Keters, met wie hij een eindje de weg opliep tot aan het hof van Jan Missuwe. Daar moest Sissen nog even binnen om een rekening te betalen van geleverd stro. Ook daar ving hij bot want alles was potdicht. Met dat al en zonder verlet was Sissen omstreeks elf uur terug thuis.

Na het noenmaal ging Sissen om een uur weer de baan op, nu naar de kermis van Zevecote, waar hij hoopte misschien de beide Missuwe's te treffen. In de herberg ter plaatse had hij vier of vijf partijen "gestuyckt" (1) en had daar zijn gelag van vier stuivers betaald met een half-kroonstuk. In zijn zak had hij nog een zestal kroonstukken zitten, maar Jan Missuwe trof hij ook hier niet. 's Avonds was het ongeveer tien uur toen hij terug was bij moeder de vrouw.

Met dat al weet ge nu wat Sissen Mestagh in de kamer van het Vrije verhaalde tegenover de onderzoeksrechters, toen hij daar als gevangene werd voorgeleid op de vrijdag daaropvolgend, beschuldigd van diefstal met inbraak op de hoeve van Vincent Missuwe, diefstal gepleegd in de voormiddag op zondag 10 juli. Getuigen hadden hem daar gezien en een ernstig vermoeden rustte op de beschuldigde Francois Mestdagh, zoon van Livinus, 26 jaar oud en geboren op Mannekensvere.

Sissen pleitte onschuldig en zei "onnosel te wesen en dat hy wel versekert is dat syne onnoselheyt diesaengaende aen den rechters met den tydt genoegsaem sal blycken".

De heren echter waren niet te overtuigen en vroegen hem van waar die nieuwe kroonstukken kwamen die ze bij hem thuis in een kleerkoffer hadden gevonden.

Dit geld had hij drie weken van zijn zwager, Johannes Vermeesch, ontvangen als betaling voor de vier jaarlingen aan hem verkocht. Tevens ook in voldoening van de onkosten van onderhoud en oppas toen zijn zwager bij hem thuis ziek had gelegen van de pokken. Tenslotte kon hij dat allemaal aantonen per kwitantie.

Aan het slot besloten de rechters dat de zaak ten zijnen laste moest worden nader onderzocht en dat het opgegeven alibi grondig moest worden nagegaan en de opgegeven tijden nauwkeurig moesten worden gecontroleerd. Tot zolang moest Francois Mestdagh ter beschikking blijven in het gevang.

Op de 18e juli verscheen Mestdagh weer voor zijn rechters.

Er werd hem gevraagd of hij die zondagmorgen geen onbekend persoon in de omgeving van de hoeve van Missuwe had gezien. Tot zijn grote spijt moest Sissen bekennen dat dit niet het geval was geweest. Daarop werd Francois Mestdagh geslaakt uit het gevang "op cautio juratiore" (2). Men had zijn alibi nagegaan en juist bevonden, nochtans was daarmee zijn onschuld nog niet bewezen.

De 27e juli stelde de griffier crimineel de heren schepenen ervan in kennis dat ingevolge het doorgedreven onderzoek in de zaak van Pieter Vermoortele, gevangen genomen te Oostburg, deze de ware dader was van de diefstal gepleegd te Leffinge. Dat dientengevolge alle beschuldigingen ten overstaan van Francis Mestdagh ongegrond bleken en deze persoon onschuldig was aan deze misdaad. In dezelfde zitting besloten de heren schepenen :

"hem by dese te ontlasten vande gepresteerde cautio juratiore, midtsgaeders over den tydt van syne apprehensie by forme van indemnisatie toe te staen eene somme van vier ponden grooten, ende opdat het publicq oock volcommentlick soude connen wesen geinformeert dat hy Francois Mestdagh in geene deelen plightig is geweest aen crim, maer synen goeden naem ende reputatie behouden moet; Wiert voorders geresolveert den criminelen heesch benevens de sententie tot laste van de plichtigen Pieter Vermoortele gheconcipieert soo haest die sal wesen geexecuteert te laeten publiceeren soo ter prochie van Leffinge op dewelke de diefte begaen is, als ter prochie van Sevecote alwaer eenige informatien beleet zyn geworden, eyndelinge ter prochie van Snaeskerke alwaer den geseyden Mestdagh is gedomicilieert : ende hem niet min, tot bewys synder absolute ontlastinge te verleenen copie authentique deser in forma.

Actum date supra"

C. Degheldere

Op 21 juli werd Pieter Vermoortele door officier Adriaen Ardon en de souvereinsgast Jacob Geers aangehouden in de stadsherberg van Pieter Dieleman te Oostburg.

De volgende voorwerpen werden bij hem gevonden: een zilveren zakhorloge met ketting, een sleutel van zijn koffer die stond in zijn logementshuis, de herberg "De Kroone" te Mariakerke, een mes met schede, 12 zilveren platte knopen, nog 6 grote en 28 kleine zilveren knoopjes. Verder nog 14 Zeeuwse rijksdaalders, waarvan er twee werden afgehouden om zijn gelag te betalen bij de herbergier Dieleman.

's Anderendaags werd hij in het officie verhoord door de burgemeester en schepenen van "de stad en schependomme van Oostburg". De gevangene noemde zich Pieter Vermoortele, zoon van Marcellus. Sedert de 8e mei was hij 22 jaar geworden, geboren te Bekegem, tussen Zerkegem en Westkerke ten zuiden van Brugge. In het afgelopen jaar woonde hij achtereenvolgens een half jaar bij Adriaen Quihoven op Leffinge, vandaar een maand bij zijn zoon Jacobus op Mariakerke en laatst had hij zijn logement genomen in de herberg "De Kroone", terwijl hij werkte bij Johannis Hendericx, een Duitsche schaeper.

Op de 11e juli was hij in de namiddag vertrokken uit Mariakerke en had geslapen in de herberg "De Leeuw" op Sas Slijkens, bij Lijsje Morris. Dinsdagmorgen was hij dan over Blankenberge naar Knokke gekomen. In een herberg ten zuiden van het dorp had hij overnacht. Alover Sluis was hij op woensdag te Zuidzande aangeland.

Die woensdag was hij omstreeks een uur Sluis binnengekomen en had verpoosd in een herberg in een straatje rechts van de Kaaie. Daar had hij twee flessen witte wijn soldaat gemaakt die hij betaalde met een hele kroon. Bovendien had de waard, Hermanus Gers, voor hem 10 nieuwe kronen en zes a zeven permissie schellingen gaan omwisselen, daarvoor had hij 10 Zeeuwse rijksdaalders gekregen.

De zoon van de herberg was verder met hem meegegaan over 't veer achter het "Casteel" en in het veerhuis had hij hem daarvoor beschonken met een fles wijn om hem de weg te hebben aangewezen.

's Avonds was hij dan op Zuidzande gearriveerd, waar hij logies had gezocht in de herberg aan de zuidkant van het dorp.

Vanaf de donderdag was hij dan gaan logeren bij Charel De Bruyne op Zuidzande en heeft er verbleven tot de zaterdag middag. Toen was hij met Charel De Bruyne en Pieter Dieleman mee geweest naar Wulpen met een voer planken. Na afloop was hij met Dieleman meegegaan naar Oostburg om voor hem te dorsen.

Waar was de beklaagde op zondag 10 juli ?

De zondagmorgen was hij naar Oostende gelopen en had daar de vroegmis bijgewoond. Tot 10 uur was hij dan bij Joannes Verbrugge op de Grote Markt. Samen met een andere knecht, namelijk Carel Buseye, die bij Dries Maanhout woonde op Leffinge, was hij dan naar zijn logement op Mariakerke teruggegaan. Beiden zijn dan 's namiddags naar de herberg "De Laatste Stuyver" gegaan, zowat een kwartuur buiten Oostende. Ze zijn er blijven overnachten. De maandagmorgen keerde hij opnieuw naar zijn logement terug en heeft dan geslapen tot een uur.

Kende hij Vincent Missuwe van Leffinge?

Ja, zeer goed zelfs.

Had hij die diefstal niet gepleegd ?

Dat zeker niet.

Wat redenen had hij om hier in het land te komen ?

Alleen om geld te verdienen, daar hij had horen zeggen dat er hier veel werk was.

Hoe en waar is hij aan dat zilveren horloge gekomen ?

Voor drie jaar gekocht te Oostende. Het verslag van deze ondervraging was ondertekend door Mattheus Cornells van Casteel, Jacob Dhont en Jacob Senij in tegenwoordigheid van Daniel Bekkens Junior. Daarvan werd een afschrift gemaakt en meegegeven naar Brugge toen de gevangene werd uitgeleverd op vraag van het Vrije.

Op 25 juli stond Pieter Vermoortele voor de Brugse rechters. Hij bekende vlot de dader geweest te zijn. Even voor de hoogmis was hij nabij de hoeve gekomen en had zich daar verstopt in een partij gerst om van daaruit de omgeving af te spieden. Hij had er een onbekend persoon zien komen en gaan, nadat hij eerst op en om het erf was geweest. Na diens vertrek had hij zijn kans gewaagd.

Daar hij alles vast en op slot vond was hij naar het wagenkot gegaan en had daar een ploegmarteel (3) genomen. Tevergeefs had hij getracht daarmee de ijzeren grendel open te slaan van een huisdeur. Daarop was hij teruggegaan naar het wagenkot en had dan een dik fasseel (4) ter hand genomen, daarmee lukte zijn opzet.

Eens binnenshuis had hij met zijn handen een kastdeur opengetrokken. Uit die kast had hij dan een klein kastje gehaald dat hij opengebroken heeft met het marteel. Zijn hele buit had bestaan in 18 nieuwe kroonstukken en acht schellingen, plus een deel zilveren knopen die hij nog bijhad toen hij gearresteerd werd.

Na het marteel en fasseel terug in het wagenkot te hebben gegooid, was hij naar Oostende vertrokken.

De maandagmorgen had hij daar in een winkel het zilveren horloge met medegaande ketting gekocht voor de som van 13 nieuwe kroonstukken. In de Kaaistraat had hij zich ook een paar zilveren gespen aangeschaft, waarvoor hij vier kronen en drie schellingen betaalde. Een nieuwe hoed kocht hij voor 2 schellingen, een paar geribde wollen kousen voor 26 stuivers en een paar nieuwe schoenen voor 2 guldens. De resterende kronen had hij onderweg verteerd.

Terwijl hij toch aan het opbiechten was, bekende hij ook het jaar tevoren een diefstal te hebben gepleegd op Stalhille. Op 3 april 1773 had hij kans gezien bij een arbeider, Bertel Hauttekier, binnenshuis te geraken langs een openstaand zoldervenster. Uit een niet afgesloten rebbank had hij zes ponden groten courant gestolen. Die som bestond uit halve koninginnekronen, stukken van vijf "placquetten", waaronder ook enkele van negen min een oort, de rest in schellingen en ander klein geld. Dat huis stond halverwege "Nieuwweghe" en het dorp van Stalhille.

Op de 27e juli werd het vonnis geveld :

" op zaterdag naestcommende te laeten brenghen voor den landtshuyse ende aldaer geexecuteerd te worden met den bast tot datter de doodt naervolge, midtsgaeders daer teynden des selfs doode lighaem te worden getransporteert ter plaetse patibulaire, confisquerende alle syne goederen "... etc.

Zaterdag 30 juli :

De schepenen presenteerden zich in de gevangenis bij Pieter Vermoortele en deelden hem mede :

"dat den edelen rechter van syn tydelyck leven alsnu hadde ghedisponeert". Tevens werd hem gevraagd of hij voor het voltrekken van het vonnis nog iets wilde kenbaar maken aan het officie, "waeroppe den deliquant heeft geantwoord, dat neen".

Na de voorlezing gegeven te hebben, bleef hij erbij en ondertekende met zijn teken.

Eventjes later werd de terechtstelling voltrokken.

Bron

  • RAB, Brugse Vrije reg. 17030 f° 116 v° - 123 r°

Voetnoten

  1. Partijen gestuyckt : volgens De Bo betekent
    • stuiken: bij spelende kinderen: noten, marbels, knikkers uit de hand in een mok of een klein kuiltje storten (schokken).
    • kork stuiken : korksken schieten, metteren (fr. jouer au bouchon); in Liss.     ook genoemd : kalle schieten.
    • schreef stuiken : schreve schieten, met een schreefstuk naar een streep   werpen om ter naast ; werd in Lissewege ook gedaan met kleine munten of met loden schijven.
  2. op cautie juriatione : voorlopige invrijheidsstelling
  3. Marteel : volgens De Bo : disselhamer.
  4. Faseel : volgens De Bo : fasceel, bundeltje brandhout dat gemeenlijk uit drie schieren of stokken bestond, samengebonden met twee wringwissen, fr.: cotret.

Beschuldiging en eerherstel in 1774

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1990
01
013-018
Achiel Calus
2023-06-19 14:39:17