De Meetstove en een Oliemolen te Lissewege
Germain Vandepitte
Tussen de “charters blauw” in het Rijksarchief te Brugge vonden we het nummer 6306 van 26 april 1476 waarin sprake is van een oliemolen en aanhorigheden, die in puin lagen en waarvan de rente voor de jaren 1468 tot 1470 onbetaald bleven, oorzaak waardoor beslag werd gelegd op deze molen.
Het charter blauw nr. 5067 van 21 maart 1480 spreekt van 4 lijnen 36 roeden land waarop een molen en een mee(t)stove stonden.
We zijn dus genoodzaakt aan te nemen dat het wel degelijk om een oliemolen ging en niet om een “medemolen” waar “meekrap” werd gemalen na het drogen; Mede of meekrap werd gekweekt omdat men er een rode verfstof kon uit bereiden nodig voor het verven van het geweven laken. (65)
Waar lagen deze meestove en deze oliemolen?
Het antwoord vinden we in een kerkregister : (66)
Beemaard Vos pacht 5 lijnen 48 roeden kerkland (vorige pachter Michiel Vandepitte) liggende in het 45ste begin Eiesluis zuid van de kerke, noord van het in het vorig artikel genoemde stuk land, zuid van de meetstove tussen het land van de abdij Eeckhoutte te Brugge en het land van Ter Doest dat men noemt Roozendale aan de noordzijde, west aan de heerweg naast de Lisseweegse watergang (nu Ter Doeststraat) en Oost aan het land van Aernout Adoren grenzend.
Het register uit 1555 geeft ons dat Boudin Paes Ryckx deze partij land pacht, 5 lijnen 48 roeden of 570 roeden volgens de omme-loper, liggende in het 45ste begin Eiesluis zuid van Roozendale en noord van het land van de abdij Eeckhoutte te Brugge, Oost aan het land van de kinderen Stevin de Grave en West aan de heerweg naast de Lisseweegse watergang. Geen sprake meer van een meestove of oliemolen.
De vorige pachters van dit perceel waren Cornelis de Brune 15...., Beernaert Zeghers, Pauwel Zeghers 1659, de weduwe Michiel Gauweloose en de weduwe Joris de Vos in 1670.
In 1720 werd dit land beplant met 106 olmen, essen en abelen, zonder deze te rekenen die in voorgaande jaren waren aangeplant.
Tijdens de Franse Revolutie werd deze partij land opgekocht door de heer Franckin.
Besluitend kunnen we stellen dat de meetstove en de oliemolen waarschijnlijk lagen langs de Ter Doest straat, kadastraal 812 K 6, e.m.a. perceeltjes, zijnde wat men nu nog noemt “de Grote Garre” waar halfweg de 19de eeuw de brouwerij van Berton werd gebouwd.
Bijlagen
Chart. Blauw 6306, 14 april (RaB):
“Dit was ghedaen den zesse ende twintichsten dach van april int jaer duust viere hondert zesse ende tseventich naer Paesschen”.
“Acte par lequel Roger van Overschelde et Pierre Horneweder échevins du Franc â I’estimation de Nicolas Bollin, Jean le Bâtard Van Wulfsberghe et Jean, fils de Jean Gosins, priseurs (67) jurés au métier de Lissewege adjugent â Corneille Boytac, en qualité de receveur de l’infermerie, en suite de saisie faite par lui, un moulin à huile ei appendence en ruine â Lissewege, ce du chef d’ arrierés de rente dus pour les années 1468 â 1470. Original sur parchemin. Collé sur papier.
Chart. Blauw 5067. 1480 (n. s.) 21 mars. (RaB)
Dit was ghedaen int jaer ons heeren duust vierhondert neghen ende tseventich, upten een ende twytichsten dach van maerte voor Paesschen.
“Acte passé devant Jean De Meyere, a ce commis par messire Roland van Halewijn, chevalier, bailli des Villes, Franc et Bourg de Bruges, ainsi que Victor De Busschere et Antoine Sloc, hommes de fief de ladite Cour de Bruges, par lequel ledit Roland van Halewijn et maitre Paul van Overtvelt en leur qualité de commissaires de l’infermerie, donnent â cens perpetuel â Jean, fils de Gerard van Meetkerke, 4 lignes 36 verges de terre avec moulin ei meetstove en dependant â Lissewege dont due specification en la charte, a charge de payement d’une rente annuelle de 7 Ib 4 sols parisis (F1°) . Original sur parchemin, autrefois muni de six sceaux pendant â double queue. Signé sur le pli Busschere”.
Voetnoten
- 65. M. Coornaert, De Mede of Rubia tinctorum, Rond de Poldertorens, 17, 1975, 1.
- 66. RaB. KaL. nr. 35 f° 50 v°.
- 67. Priseurs = schatters.