Neel Doff, haar leven was een roman

Jan LAMPO

2015 02 21 144140

Van prostituee tot schrijfster: Neel Doff, het meisje dat poseerde voor de Nele (met Tijl op het Keuvelhoekplein) van Charles Samuel

Bij de Charles De Costerlaan en het Uilenspiegelpad te Knokke staat op het Keuvelhoekplein het sierlijke beeld met Tijl en Nele. Uit één blok marmer gebeiteld door Charles Samuel (1862-1938) was dit beeldhouwwerk het origineel voor de bronzen afdruk die het gedenkteken werd voor de auteur Charles De Coster van “De legende van Tijl Uilenspiegel” (te zien bij de vijvers van Elsene). De schrijver werd herinnerd door de kunstenaars te Knokke op het einde van vorige eeuw. Zo kreeg alhier een laan zijn naam.

Dichtbij staat nu het beeld met de twee hoofdfiguren uit zijn wereldberoemd verhaal. De marmeren Tijl en Nele is 2 m. breed en 2,30 hoog. En het zouden twee fictieve figuren gebleven zijn, indien nu niet de identiteit achterhaald werd van de jonge vrouw die voor Nele poseerde. Ze heet ook werkelijk Neel: Cornelia Hubertina Doff. Dit vernamen we in Kiosk van “De Standaard” van 8 mei 1992, in een uitgebreide bijdrage van Jan Lampo. En haar leven is als een roman.

In de lente van 1992 werd aan haar een tentoonstelling geweid in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Bij deze gelegenheid schreef Evelyne Wilwerth de biografie “Neel Doff” (Editions Gilson), 240 blzn in het Frans, – dit najaar in Nederlandse vertaling door Eric Defoort “Neel Doff, leven na Keetje Tippel” (Manteau).

Neel Doff werd een Franstalige schrijfster. Ze was van Nederlandse afkomst en bracht haar volwassen leven door in ons land. Vijftig jaar geleden is ze overleden. Daarom dat ze volop achterhaald werd. Ook om ons die Nele op het Keuvelhoekplein eens anders te doen bekijken. Maar lees eerst haar leven als een roman. (A.D.)

beeld-neel-en-tijlModel van Charles Samuels. Charles de Coster-monument (foto Paul Van den Abeele)

Na een ellendige jeugd en een harde leerschool als kunstenaarsmodel en prostituée trouwde ze met een rijke man. Op haar eenenvijftigste publiceerde zij Jours de Famine et de Détresse dat haar net niet de Prix Goncourt opleverde. Keetje en Keetje Trottin vormden de basis van de film Keetje Tippel (1975) van Paul Verhoeven.

Cornelia Hubertina Doff werd op 27 januari 1858 geboren in Boggenum in Nederlands Limburg als derde kind van veldwachter Jan Doff en Catharina Paques. De jaren daarop verhuisde het gezin naar Tilburg, Den Bosch, Heusden en Amsterdam, waar Jan Doff telkens ander werk had. De familie was arm. Neels moeder was een onverstandige vrouw; het drankprobleem van haar man maakte alles nog erger. Telkens verloor Jan Doff zijn werk. Omdat men zoiets in een kleine stad niet verborgen houdt, was het verhuizen geblazen. Dat het gezin in Amsterdam belandde, heeft te maken met het geloof van vele kleine luiden dat de grote stad onverhoopte mogelijkheden biedt, meent Wilwerth.

Toen Evelyne Wilwerth in 1988 aan haar onderzoek begon, ontdekte zij dat over Neels leven weinig gegevens voorhanden waren. Neel Doff par elle-même van Marianne Pierson-Piérard (1965) was alleen op Neels werk gebaseerd. Het kwam er dus op aan dat grondig te herlezen – zo ontdekte Wilwerth Neels contact met “een jonge Engelse schilder” alias Ensor – en her en der verspreid archiefmateriaal te onderzoeken.

Prostitutie

Na zes jaar Amsterdam trokken de Doffs naar Antwerpen en dan naar Brussel, waar een zuster van Jan Doff woonde. Neel poseerde voor kunstenaars en weldra dreef haar moeder haar de prostitutie in. Geholpen door haar vriend, de schilder Manu Van de Velde, spoorde Wilwerth werken op waarvoor Neel model stond. Van Edouard Agneessens’ schilderij La Flamande (nr. 1 in de tentoonstelling) wist men dat al. Maar de ets Ma Fille, Monsieur Cabanel (nr. 2) waarop een oude harpij een naakt jong meisje aanbiedt aan een niet afgebeelde man, was een ontdekking. Dat geldt ook voor Ensors Vieille femme aux masques. oorspronkelijk Portrait de Mme. B., lees Mme. Brouet, alias Neel Doff. Neel poseerde ook voor de bronzen portretkop La petite hollandaise van Paul de Vigne (nr. 3) en de Nele van het Charles De Coster-monument op het Flageyplein.

Hoe lang Neel als meisje van de vlakte aan de kost kwam, is niet duidelijk. Van 1876 tot ‘79 liet ze zich Emelie noemen, waarschijnlijk een nom de guerre. Dat de ervaring haar leven tekende, is boven iedere twijfel verheven, zegt Wilwerth, getuige daarvan Jours de Famine et de Détresse, Keetje Trottin enz. In 1880 ging Neel het huis uit. Twee jaar later ontmoette ze bij een van haar artistieke vrienden de rijke, jonge vrijgezel met anarchistische sympathieën Fernand Brouez.

Meer dan andere werken, bewijst de Victoria van De Vigne dat Neel een markante verschijning was met gelaatstrekken die een sterk karakter verrieden. Bovendien verpersoonlijkte Neel de ellende die Brouez wou verhelpen. Zoals Prof. Higgins uit Pygmalion van Shaw, vond Brouez dat zijn beschermelinge dringend de opvoeding moest krijgen waaraan het haar ontbrak.

Hij stuurde haar naar het Conservatorium, waar ze diktie en expressie volgde. Intussen publiceerde Nee: in het tijdschrift La Société Nouvelle anoniem een vertaling van een brief van Multatuli.

2015 02 21 144532

"Ma Fille, Monsieur Cabanel” van Félicien Rops (foto Paul Van den Abeele)

Syfilis

2015 02 21 144605

Brouez was tegen het huwelijk; Neel en hij hadden wat nu een lat-relatie heet. Hun vakantie brachten ze door in het Zeeuwse Domburg, waar zij omstreeks 1890 de Antwerpse advokaat Georges Serigiers ontmoette. Diens ouders behoorden tot de kleine burgerij; hijzelf maakte fortuin als briljant pleiter. Evelyne Wilmerth twijfelt er aan of Neel Brouez trouw bleef. Het is mogelijk dat ze alleen om zijn fortuin bij hem bleef. In 1895 kreeg Brouez de eerste symptomen van syfilis – de reden waarom hij en Neel in 1896 toch trouwden, hoewel ze ook daarna niet samenleefden.

Vier jaar later stierf Brouez; hij liet Neel miljoenen na. Op 4 mei 1901 hertrouwde ze met Serigiers. Uit haar tweede huwelijkskontract blijkt dat Neel werk van Ensor, George Minne, Guillaume Vogels, Hyppolite Boulanger e. a. bezat.

Het kersverse echtpaar betrok het statige nr. 43 van de Zuiderlei, nu Amerikalei, in de Scheldestad. Hier leerde Neel de dichter Max Elskamp kennen en begon ze op 28 februari 1909 onverwacht aan Jours de famine et de détresse dat twee jaar later verscheen bij Fasquelle in Parijs. Neels biografe vermoedt dat zij zo laat debuteerde omdat ze materieel komfort en zekere rust nodig had om te kunnen schrijven. De Belgische kritiek zat verveeld met Neels krasse proza, maar de Fransen bleken enthoesiast. Het scheelde geen haar of Neel kreeg voor haar debuut de Goncourt.

Verhouding

monique-van-de-ven-in-keetje-tippelNeels expliciete beschrijving van schokkende feiten en toestanden, was volgens Wilwerth gevolg van drie faktoren. Neels herinneringen waren pijnlijk; ze uitschrijven was een bevrijding.

Voorts waren haar eerste boeken bedoeld als aanklacht. Ten slotte voelde Neel zich nooit thuis in de burgerij; ze zag er geen graten in haar milieu uit zijn welgedane gerustheid te doen opschrikken.

Contes Farouches verscheen in 1913. Na de wapenstilstand publiceerde Neel bij Ollendorff in Parijs Keetje, in 1921 gevolgd door Keetje Trottin. Mede omdat Neel niet van de Scheldestad hield, kocht ze een huis aan de Napelsstraat 36 in Elsene, waar zij en haar man vaker verbleven dan in hun andere nieuwe woonst aan de Antwerpse Paleisstraat. In Brussel begon Neel een verhouding met de schrijver Franz Hellens; ze maakte kennis met André Baillon. De toonkasten in de Nassaukapel bevatten brieven van deze en andere literaire vrienden.

buste-van-neleNa de publikatie van Angelinette vertaalde Neel Felix Timmermans’ Het Kindeke Jezus in Vlaanderen in het Frans. In 1926 liet ze Campine verschijnen. Drie jaar later was het de beurt aan Elva en Dans nos Bruyères. Uit die titels blijkt dat Neel ook over het landleven schreef, dat ze niet van binnenuit kende, maar waar ze als grande bourgeoise welwillend op neerblikte.

Inspiratie deed ze op tijdens vakanties die ze doorbracht in de Villa des Houx in Genk. Neels echtgenoot overleed daar op 23 april 1930; een jaar later kreeg Neel er de Nederlandse criticus Jan Greshoff te logeren.

Neels nieuwe boek, La Maisonette du Fossé, werd door Carry Van Bruggen vertaald als Het Huisje aan de Sloot. Daarna volgden nog Une Fourmi ouvrière (1935) en Quitter tout cela!, gevolgd door Au jour le jour (1937). In 1942 overleed de schrijfster in haar huis in Schaarbeek.

Keerpunt

In Vlaanderen kende het werk van Neel Doff weinig weerklank; in Franstalig België raakte ze vergeten. Pas een kleine twintig jaar geleden bracht Meulenhoff in Amsterdam een deel van haar oeuvre in het Nederlands op de markt. Dat leidde tot de film van Verhoeven, die mede dank zij blote borsten en billen volle zalen trok.

Daarna werd het opnieuw stil rond Neel Doff. De kleine, maar overzichtelijke tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek betekent misschien een keerpunt. Het verschijnen van twee biografieën bewijst in ieder geval dat Neel en haar werk, mede dank zij de tweede feministische golf die ook ten onzent de belangstelling voor minder bekende schrijfsters aan zwengelde, tot de verbeelding blijft spreken.

Neel Doff van prostituee tot schrijfster , haar leven was een roman

Jan Lampo - André D'hont

Cnocke is Hier
1992
29
052-056
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:39:17