Over Zuwe- en Zeugenamen
Prof. Jozef E. De Langhe
Dit is geen artikel over huisdiernamen (zuwe = wijfjeskonijn), maar een artikel over de bestanddelen zuwe of zouwe en zuge (zuuge) of zeuge in plaatsnamen, naar analogie met de hier in een voorgaand nummer (11) besproken ruwe- en ruge-namen.
Toen in de 9de eeuw de zee was weggetrokken uit het kustland, bleven overal schorren en moerassen met geulen, kreken en kreekruggen achter. Die moerassen, nl. veen- en moerlanden, waren laagveen- en hoogveenmoerassen, bestaande uit bulten en slenken met typische plantengroei, nl. grassen, zeggen, wollegras e.a. soorten op de bulten en vlottende planten (blaasjeskruid, fonteinkruiden e.a.) in de slenken, met bezinking van moer. Snelle stijging van het bodempeil in de slenken en trage stijging van de bulten, leidend tot een afwisselend patroon van bulten en slenken. Vaak verenigden zich de vlottende planten tot vlottende pakken of eilandjes, z.g. drijftillen. Hoogveenmoerassen hebben een min of meer koepelvormig profiel, ten gevolge van het feit dat de groei van het veenmossenpakket in het midden sneller verloopt dan aan de randen. Dit pakket bestaat hoofdzakelijk uit veenmossen. De bovenste levende laag groeit voortdurend bij en de onderste dode laag wordt niet verteerd. Het veenmossenpakket heeft een hoog wateropnemend vermogen en werkt daardoor als waterreservoir. Typische planten zijn lavendelhei, veenbes, eenarig wollegras e.a.
De duizend jaar oude hoogveenmoerassen zijn sinds lang door ontginning uit het kustland verdwenen, de laagveenmoerassen zijn gedempt, de schorren zijn ingepolderd. Het oude kustland bestaat alleen nog in onze verbeelding. Uit ervaring, opgedaan in andere streken (Kempen, Ardennen, Bretagne, Ierland en elders) weet men dat als je op een hoogveen mossenpakket loopt, wat gevaarlijk is, of als je op een drijftil staat, wat nog gevaarlijker is, je onder je laarzen een zuigende werking voelt en je een zuiggeluid hoort. Zo’n moeras is een zuigmoeras, een zuwe of zeuge (zie verder). (12)
Een van de oudste dorpen in het z.g. Oudland (kustland ten westen van de Blankenbergse Dijk, dat niet meer werd overspoeld in tegenstelling tot het oostelijke kustland), is Zuienkerke.
De oudste vermeldingen in de oorkonden dateren uit de 12de eeuw (Gysseling). (13) (De Flou) (14): Siuuancherke (1110) (lees: Siwankerka met scherpe i), Suwankerka (1135), enz. Verder in de oorkonden steeds Zuienkerke. In de volksmond Zuungkerke of Zoengkerke, normaal teruggaand op Zuwenkerke of Zoewenkerke.
Hierbij de volgende opmerkingen. De elementen Siwan (Zijwen met ij = scherpe i) en Suwan (= Zuwen) zijn Westvlaamse uitspraakvarianten van hetzelfde woord. Elke West-Vlaming weet hoe gemakkelijk de klinkers i (ij) en u (uu) met elkaar worden (of werden) verwisseld: vijve (vijf) en vuuve, wijf en wuuf, hieveren en huuveren, druuve (druif) en drieve, pijp en puupe, blijven en bluuven. De verleden tijd van houwen is hief Dit is een oeroud ablaut-verschijnsel.
Er werden reeds verschillende verklaringen voor de naam Zuienkerke bedacht.
- Door mijzelf (15) werd de naam Zuienkerke = Zuwenkerke verklaard als Suwinkerke = kerk van Suwe, mansnaam. Volgens Gysseling (16) betekent Siwinkerk, kerk van Siwe. Suwe is een uitspraakvariant van Siwe, samentrekking van de Germaanse mansnaam Sigwin, waarin sig = zege en win = vriend. Deze verklaring is taalkundig onberispeljk, wat nog niet betekent dat ze zakelijk juist is.
- Volgens Mansion (17) en Carnoy (18) gaat de naam Zuienkerke terug op het Middel-Nederlands zouw of zuwe = poldersloot of looppad in een moeras. Dit is zeker niet de oorspronkelijke betekenis. Vercoullie (19) schrijft zuwe = moeras. Dit is een betere basis voor de verklaring van Zuienkerke, Zuwenkerke: “kerk van het dorp Zuwe in een moerassig gebied”. Deze verklaring is heel verleidelijk omdat ze realistisch, zakelijk is en een concrete plaatselijke toestand weergeeft. Interessant is ze bovendien in verband met de hier verder besproken plaatsnaam Zeuge.
De Zeuge, terrein in het dal van de waterloop die Brugge verbond met de Scheure (Zwijn) ten zuidwesten van Damme in de watering van Romboutswerve, was oorspronkelijk een veen moeras, blijkens de naam een laagveenmoeras met drijftillen of hier en daar met hoogveen vorming, dus een “zuigmoeras”. Volgens De Flou (20) is een zeuge een aanslibbing. Dit is onjuist.
Het woord zeuge of zuuge en het boven besproken woord zuwe zijn twee grammaticale vormen, twee naamvallen van hetzelfde woord, nl. nominatief zuuge (met umlaut zeuge) en datief (plaatsdatief) zuwe. Let op de analogie met ruge en ruuge.
De van Brugge en verder komende watertoevoer was te klein om de geleidelijke verzanding van de waterweg naar de zee te voorkomen. Telkens bij opkomende tij werd zand en slib toegevoerd. Bij afgaande tij was het terugloopdebiet te klein om het intussen bezonken zand en slib op te woelen en restloos mee te sleuren. De technische middelen ontbraken voor doeltreffend uitbaggeren. De situatie verbeterde niet na de afdamming met een sluis te Damme.
Toen besloot men het Zeugmoeras diep genoeg uit te graven als spuikom, vollopend bij opkomende tij en leeglopend bij afgaande tij, om de vaarweg te spuien en bevaarbaar te houden. Dit vergde onderhoud van de spuikom, dat wel eens werd verwaarloosd in troebele tijden. Het mocht allemaal niet baten. De spuikom slibde toe. De waterloop verzandde. De Zeuge werd opnieuw moeras, later gedempt tot weiland.
Voetnoten
- 11. J.E. De Langhe, Over Ruge- en Ruwe-namen, Rond de Poldertorens, 34, 1992, 138-139.
- 12. Het oude woord zuwe-zeuge (zuuge) hoort bij de Indogermaanse stam SEUG (zuigen).
- 13. M. Gysseling, Toponymisch Woordenboek, dl. II, 1100.
- 14. K. De Flou, Toponymische woordenboek, deel XVIII, kol. 611.
- 15. J.E. De Langhe, Madkerka, Suwinkerka, Utkerka, Biekorf 1931, 3.
- 16. M. Gysseling, o.c.
- 17. J. Mansion, De voornaamste bestanddelen der Vlaamse plaatsnamen, Brussel, 1935.
- 18. A. Carnoy, Origines des noms des Communes de Belgique, Leuven, 1949, II.
- 19. J. Vercoullie, Etymologisch Woordenboek, Gent, 1925.
- 20. K. De Flou, Over de betekenis van enkele toponiemen uit Westelijk Vlaanderen, Kon. VL. Acaci voor taal- en letterkunde, 1934.