Sterven en Begraven, Hemel of Hel

Germain Vandepitte

Begravingen in en rond de kerk

In de oudheid werden doden begraven buiten dorp of stad langs de wegen, zoals de “Via Appia” te Rome.

Men had niet zoveel op met de stoffelijke resten, nog veel minder met de zielen der afgestorvenen in de nabijheid van leef-kernen. Was dit zo voor de niet-kristenen, dan gold dit even goed voor de rechtgeaarde kristen mens. Later werden aparte begraafplaatsen aangelegd voor beide categorieën, maar nog altijd buiten de woonzones.

Vanaf de 5de eeuw verdween die ingesteldheid bij de kristenen en dezen zochten meer en meer om begraven te worden in de nabijheid van graven van martelaren, heiligen op wier graven een kapel of kerk was gebouwd. Deze plaatsen evolueerden tot basilieken door toeloop van bedevaarders. Koningen, geestelijken en de hooggeplaatsten die de kapel of kerk lieten bouwen, werden daar bijgezet.

De bisschoppelijke kerken in de steden deelden niet in deze rijkdom en zochten daarom met gretigheid het gebeente of tenminste een relikwie van een of ander heilig persoon te bemachtigen om ook zo bedevaarders te lokken en het begraven in hun kerk aantrekkelijker te maken. Na verloop van tijd bleek zelfs het kerkportaal een begeerlijke begraafplaats, of nog buiten tegenaan de kerkmuren. Er waren zelfs halve garen die zochten begraven te worden onder de afvoerpijp van het kerkdak.

Laten we evenwel goed verstaan, dit gebeurde ondanks verbod van de kerkelijke overheid om overledenen bij te zetten in het kerkgebouw. Dit verbod was natuurlijk niet geldig voor koningen en geestelijken, die toch al halve heiligen waren. Dit kwam hun van rechtswege toe.

In 813 werd het verbod op het concilie van Metz nog maar eens benadrukt en steeds opnieuw tot zelfs nog op het concilie van Reims in 1683. Mocht dit verbod hier en daar per uitzondering toegepast zijn, wat te betwijfelen is, het was zeker niet in onze streken waar, vanaf de kerstening juist aangedrongen werd om de dode dichtbij te houden en in de kerk of er rondom te begraven.

Met dit alles waren de mensen van toen zeer vertrouwd met de stervenden en doden, met inbegrip van het ritueel daarrond. Doden maakten deel uit van de gemeenschap. Het kerkhof, als gewijde plaats, viel onder het asielrecht. Daar kwam men samen om handel te drijven, om te buurten en te feesten, men vond er zijn lief. Dansen deed men er ook, dit bewijzen de talrijke opmerkingen daaromtrent en het herhaalde verbod te dansen op het kerkhof. Bij ons was het zelfs de verzamelplaats voor de burgerwacht. Sommige van die toestanden komen heden nog voor in Mexico.

Sedert het bij wet verboden werd in de steden doden te begraven in en om de kerk, is langzamerhand die vertrouwdheid met dood en doden verdwenen. Zo staan we nu even ver als tien eeuwen geleden: we houden het allemaal liefst zo ver mogelijk uit de buurt.

Zoals gezegd, bleef het verbod doden in de kerk te begraven een dode letter. Maar zij die daar wilden begraven worden moesten wel een tegenprestatie leveren, die eerst schenking werd genoemd, maar algauw een verplichting werd. Een plaats op het kerkhof was gratis voor iedereen, ongedoopten, zelfmoordenaars en ongelovigen kwamen in de verdomhoek terecht, het heidenkerkhof. Personen dood gevonden te velde of aan- gespoeld uit zee, werden ter plaatse in de grond gestopt. Met personen die plotseling stierven, had men wat problemen. Dit werd zeer lange tijd als oneervol beschouwd, als een onnatuurlijk gebeuren. Men schroomde zich niet te stellen dat zoiets een straf van God was. Ook de bisschop van Mendes, Guillaume Durandus wist er in de 13de eeuw niet goed weg mee. Hij schreef de schielijke dood toe aan een oordeel van God. Toch moest volgens hem het voordeel van de twijfel gelden en een kristelijke begrafenis toegestaan worden. Niet alle kerkelijke gezagdragers deelden die mening. Personen die een gewelddadige dood stierven, mochten de kerk niet binnen waar de dienst gecelebreerd werd, dit volgens het oude geloof dat menselijke sappen gewijde plaatsen ontheiligen.

Vandaar dat er bij manslag in een kerk een “ces”    (1) lag en de kerk opnieuw moest worden gewijd. Dit was zo bij de moord op Karel de Goede in de St. Donaas kerk te Brugge in 1127, maar ook te Lissewege, waar in 1539 Pieter Dimsten werd vermoord door Pieter Bolle.   (2)

Hemel of hel?

In de 12de eeuw komen in de kerkportalen de eerste afbeeldingen van het laatste oordeel. Het was hemel of hel, geen andere keuze.

Tertullianus, kerkvader overleden ca. 222 in Carthago, leerde dat de schoot van Abraham noch de hemel, noch de hel was, maar een plaats waar de zielen der afgestorvenen het einde der tijden afwachtten, de tijd van opstanding en oordeel. Vanaf de 5de eeuw werd deze stelling verlaten en volgde het oordeel onmiddellijk op de dood: hemel of hel. Deze taferelen werden de mensen eeuwenlang opgedrongen in al hun verschrikking. Voor de zonde moest men angst hebben! De kristelijke theologie plaatste de zonde als kern van haar leerstellingen zodat ze op de duur angst kregen voor hun eigen hersenspinsels.

De gedachte van een plaats waar de zielen der afgestorvenen verblijf hielden in afwachting van de opstanding, was een zeer oud gegeven, zoals we boven aangaven. Was het de H. Augustinus niet die verklaarde dat “het vagevuur” even erg was als alle pijnen samen die men hier op aarde kon ondergaan. Het waren de “Predikheren” die er de pees op legden en zeiden dat het vagevuur even erg was als de hel, op de tijdsduur na, die men er moest verblijven. Voor hen die niet geholpen werden door “de verdiensten der H. Kerk” kon dit verblijf zich rekken tot het einde der wereld. Daarom bulderde de Jezuïet Fulvio Fontana vanaf de kansel, waren de pausen zich wel degelijk van dit feit bewust. Paus Sixtus XV, bijvoorbeeld, verleende een aflaat van 11.000 jaar voor een zeker gebed tot O.L.V. En paus Gregorius XIII verleende een aflaat van 74.000 jaar voor de leden van de H. Rozenkrans.

Het concilie van Lyon in 1274 proclameerde zijn geloof in de straffen van het vagevuur, opnieuw bevestigd door het concilie van Ferrara-Florence in 1438-1439 en het concilie van Trente in 1563.

De nadruk werd evenwel gelegd op de mogelijkheid van strafvermindering door gebed, het laten opdragen van H. Missen en goede werken, dit laatste vooral.

“Que l’ôme s’envole du purgatoire au moment ou le dernier resonne dans le tronc!”

Voor het vagevuur enigszins uitzicht bracht, was het hemel of hel, een verschrikkelijk gegeven, niet zozeer voor de arme drommels die hadden al hun hel op aarde. Voor hen die geld en goed hadden verzameld, zag het er toch even anders uit. Voor uitgeleend geld mocht geen rente aangerekend worden; dit was woeker, doodzonde. Alle op deze manier verdiende fortuinen moesten worden teruggegeven. De vraag was alleen hoe dat kon. Dan maar schenkingen doen aan de kerk en haar instellingen. Die rijfden fortuinen binnen, tot het moment dat de kerk haar ingenomen stellingen moest opgeven, daar het alle economische leven onmogelijk maakte, zowel voor hun volgelingen en voor hen zelf.

De landman en de grootgrondbezitters hadden niet zoveel problemen als de woekeraars, bankiers en handelaars. Wat konden deze mensen in de pre-industriële periode met hun bezittingen aanvangen?

Maar eenmaal het besef van het vagevuur tot hen doordrong, kwamen ze meer en meer op de gedachte H. Missen te laten opdragen, soms in enorme aantallen, vandaar de oorsprong van de “Gregoriaanse missen”. Sindsdien verminderden de schenkingen voor de armen aanzienlijk.

In onze jeugd hoorden we tijdens de hoogmis het jaar door het “jaargebed” lezen door de geestelijke. Daar kwamen namen in voor van mensen die eeuwen vroeger gestorven waren, maar een jaargetijde hadden gefundeerd door een schenking van geld of landerijen. Voor dit jaargebed kon ook jaarlijks betaald worden door de nabestaanden. Het was voor de levenden een herinnering en een aansporing deze geliefde doden met een gebed te gedenken.

Ook werd vanop de kansel mede gedeeld welke missen in de loop der week zouden opgedragen worden en ter intentie van wie en wat. Af en toe was er een jaargetijde, al of niet met “brooddeel” aan de armen. Dit brood werd na de dienst uitgereikt aan de aanwezige arme lieden door de dismeesters van het armenbestuur. Eens schoof ook het zoontje van de hoofdonderwijzer aan voor een brood. ‘k Zal hem niet noemen, ‘t was Raymond Gobert.

Dit alles om wat inzicht te krijgen op die schenkingen en de fundatie van jaargetijden, zoals ze betiteld werden. We hebben een poging gedaan deze legaten na te trekken, voornamelijk dan deze op naam. Na deze schenkingen aan de kerk pluizen we ook “Het Renteboek van de Armen van Lisseweghe anno 1405” uit.

Enkele van die stichtingen dateren uit de 14de eeuw en de behandelde periode loopt tot zowat halfweg de 16de eeuw, zonder de pretentie te hebben volledig te zijn.

Fundatiën van de Kerkfabriek van Lissewege (14de -16de eeuw)    (3)

A. Landerijen in Ambacht en parochie Uitkerke

2016 05 03 1054092016 05 03 105437

B. Landerijen in Lissewege Ambacht en parochie

2016 05 03 1055152016 05 03 105600

In de kerkrekeningen van Lissewege voor de jaren 1613-1614-1615 komen verwijzingen voor naar de verkoop van eigendommen waarvan de opbrengst moest dienen voor het herstel van de kerk. Het waren veel afgelegen perceeltjes: 8 L 17 roeden in de Wat. Reigarsvliet, nl. in het 10e, 16e, 54e, 60e, 61e, 62e en 65e begin. Ook 1 L 22 rN werden verkocht in de Wat. Eiesluis, nl. in het 30e, 31e 32e en 33e begin.

- Tijdens de Franse Revolutie werden heel wat gronden aangeslagen en verkocht. Ruw geschat een 65-tal artikelen voor een totaal van ± 70 gemeten. Een 5-tal gemeten zijn ook onteigend voor aanleg van de haven van Zeebrugge en het Boudewijnkanaal.

- De kerkfabriek van Lissewege bezat ook een klein hoevetje te Koolkerke-Dudzele nabij “Cruusabeele”, groot 7 G 67 Rn.

- Belangrijker was het bezit in de “Polder van Maldegem” parochie Lapscheure waar ze een hofstede van 77 G 2 L 18 Rn had liggen. Deze hofstede was belast, eensdeels met “de Capellerente en capoenrente” of “de rente van de heer van Bonem en de capoenrente”.

Als uitpacht bij de hofstede lagen er nog 8 G 4 Rn land in de parochie Heile. In 1614 werden deze landerijen opnieuw “beleghert” door de landmeter Florent Marissien.

Hoe de beide hofsteden in bezit kwamen van de kerk is voorlopig nog niet uit te maken. Wel werd er reeds gewag van gemaakt in de leggers van begin 1500.

Erfelijke renten die de kerk van Lissewege toebehoorden

2016 05 03 105619

Losrenten toebehorende de Kerk van Lissewege

2016 05 03 105638

Heiligen en hun instellingen te Lissewege

1. Het O.L.V.-altaar en O.L. Vrouw-mis

Zal een van de oudste “kapellen” zijn uit de kerk, daar deze aan O.L.V. Visitatie was toegewijd. Het was een zeer rijke kapel in eigen beheer.

Rtbk. Armen Liss. 1405. p&1 en 154 - ... gaf Gillis de Moor en Tanne zijn wijf voor hun jaargetijde ejie moest gecelebreerd worden aan het O. Vrouwen-outaer, op de dichtsbije zondag na Sacramentsdag.(11 juni).

2. St.-Elooi-altaar en St.-Elooi-mis

Hier moeten we verwijzen naar M. English: Op bedevaart naar O.L.V. .van Liss Op p. 9 vinden we dat hem een altaar was gewijd in het zuidelijk zij-koor samen met St.-Jakob. melding wordt gemaakt van een “wekelijkse St-Eloysmesse” Kab. 1625-1626.

3. St.-Kateljne-altaar en St.-Kateljne-mis

Rtbk. Armen Liss. 1405 p. 53 en 160.

Jaargetijde van de familie Kariool op “St-Jansdach na Si-Stevinsdach” opgedragen aan het “St Katelinen-outaer met drie keirsen”.... KaL. red.35 p 31/32, art. 104: - 1/2 gemet land verkocht in de Franse Revolutie

... in Liss. NNO van de kerk, 44e begin Eiesluis, aan de NWzijde van de watergang die van Lissewege naar Beukemare-molen loopt gegeven ten dienste van St-Kateleene-messe in ... Liss (Cornelis Christiaens leen)

4. De Jesusmis

enige vermelding in: Rtbk. Armen Liss. 1405, p 175 en KaL. reg.36, p 35, art. 112.

gegeven door Claeys Bolljn aan de kerke omme de Jesus-messe mede te doene.

5. St.-Jacob-altaar

Rtbk. Armen Liss.1405, p65. Marief Gillis Moors (de Moor) doen haar jaarggetijde ‘s zondags na 0. Vrouwendag (Lichtmis) (2 februari) aan “het St. -Jacobs-outaer”....

St.-Jacobs-gilde

KaL. reg.36 p 285, art.2 renten.

Hr. Jacob Creke over Mr Mathijs vanden Riviere bezet op zijn huis en hofstede groot 22 rn de herbergde ghenaemt Spaegnen, 45e begin Eie. NW bij de kerk de straat aan de noordzijde en het oosteinde, nu aan St. -Jacobsgilde

RAB, Br. Vrije reg. 12677 f° 94 v°.

De gilde van St. -Jacobs in Liss. geldt jaerljcx art. 2. een huys ende herbergde ghenaemt Spaignen

RAB, Br.Vrije staat van goed, 2e reeks nr. 9585 (1737):

Frans Vandepitte lid van St.-Jacobsgilde en St.-Sebastiaensgilde.

St.-Jacobshuis

RAB, Br. Vrije, staat van goed, 3e reeks nr. 1984, (1620)

...Joris Rombout weert in het St. -Jacobshuis.

RAB, Gemeentearch.Liss. nr Ibis: 20.8.1828,

armbestuur langdurige cijnspacht, 99 jaar, huis groot 0.03.24 ellen gelegen op de plaats, pacht 45 fi. of 86,77 fr. (voor school)

RAB, GaL. Nr. 13. Onderwijs, cijnspacht.

RAB, GaL. notulen Gemeenteraad 10.2.1869.

Aankoop St. -Jacobshuis voor 2500

Kad. plan.nr 851 -852. SB.

De Flou XIV .653. Huis in Liss. St.-Jacobshuis. Carte v.d.Maelen 1850, Carte Guerre 1876.

St.-Jacobsmis

Rtbk. armen Liss.1405: p45: gaf Jacob f Willem van Dudzele de kerke van Liss. 0. Vrouwe messe in Liss. de armen van Liss en de St. -Jacobsmesse in Liss

RAB, Fonds Sanders 123. 47e begin art. 142. 29.12.1824. Wat de goederen voortijds toebehoord hebbende de schutters onder de naam van Gilde van Sinte Sebastiaen binnen deze gemeente verkocht zijn geweest door het Franse Gouvernement en dat er heden geene goederen meer binnen de gemeente zijn.

Toponiemen

1. Buekemare Molen: Rtbk. Armen Liss. 1405, p 27-106:

  • bezet up 1 G 10 En land NO van de kerk west van Buekemare muelne ant waeterscip tussen Margrietef Pieler Boninsland aan de noordzijde en Jans f Pieter Beys land aan de zuidzijde.
  • idem p 30:
  • bezet op 2 lijnen land ambacht en parochie Liss. NO van de kerk tussche tmuelne stic van Buekemare muelne an de west zide.. idem p. 132:
  • bezet op 1 L land liggende in de parochie Liss.NO van de kerk, Oost van Buekemaer moelne met het west-einde aan de heerweg tussen de erfgenamen van Jan Robrechts land aan de westzijde en de waterman aan de oostzijde en het noordeinde aan de kerkebrugge.

2. Jan Brantins molen (Koudekerke) Rtbk. Armen Liss. 1405, p 32.

  • bezet op 1 G land in de parochie Coudekerke ONO van de kerk buitendijks tussen Lamsins Maets land van de ene kant en Jacops Riquaerts Jans kinderen land aan de andere zijde en de dijk waar de weduwe Jan Brantins muelne op staat aan het zuideinde. idem p 64.
  • Christiaen Baudeloot pacht van de kerk van Liss. en van de armen van Liss. 2 L 90 Rn land in Coudekerke NO van de kerk en NO van Jans Brantins muelne.

Bibliografie

  • Aries, PH., Het uur van onze dood. Duizendjaar sterven en begraven, rouwen, gedenken, Amsterdam-Brussel, 1987.
  • Delumeau, J., La peur en occident, 1978.
  • Delumeau, J., La pêché et lapeur, 1983.
  • Delumeau, J., Rassurer eiproteger. Le sentiment de sécurité dans l’Occident d’autrefois, 1984.
  • Favier, J., In de naam van Goden des gewins, Amsterdam, 1990.
  • Greilsammer, M., Een pand voor het paradijs. Leven en zelfbeeld van Lowijs Porquin Piëmoniees zakenman in de XVI eeuwse Nederlanden, Tielt, 1989.
  • Le Goff, J., De woekeraar en de hel. Ekonomie en religie in de middeleeuwen, 1984.
  • Le Goff, J., De cultuur van middeleeuws Europa, Amsterdam, 1987.
  • Origo, 1., De koopman van Pralo, Amsterdam, 1986.
  • Pleij, H., De sneeuwpoppen van 1511. Stadscultuur in de late middeleeuwen, Amsterdam-Leuven, 1988.

Voetnoten

  1. Ces: het schorsen van kerkelijke of maatschappelijke plechtigheden of verrichtingen. Interdict. (J. Verdam, Middelnederlands Woordenboek).
  2. L. Van Hollebeke, Lisseweghe, son église ei son Abbaye, Brugge, 1863.
  3. RAB, Kerkregister nr. 36, aangevuld met notities uit Kerkregister nr. 35 en een register uit 1578.
  4. Van de Watering Eiesluis.
  5. Gemeten.
  6. Lijnen.
  7. Roeden.
  8. Scynkele.
  9. Dit land is doorsneden door de spoorweg naar Blankenberge.
  10. Volgens fundatieboek pastoor Ampe gekomen van Jacop Reyvaert.
  11. Dit was de Craeyhouck.
  12. Pastoor Ampe geeft op dat dit stuk verkocht is tijdens de Franse Republiek op die 82 roeden na, van Priester Rabaut. zie art. 84.
  13. De wassestalle: dat es de oncost van de keirse die up den marber pilare gestelt wort in den choor om ‘t ansteken ad magnificat.
  14. Nota: geheel verkocht in 1900 voor de haven. Kapitaal opbrengst te bewaren voor fundatie.
  15. Verkocht in 1613-1615.
  16. Waslicht was evenveel waard als een gebed.
  17. reg. 35 f° 44 r°: 2 scheil. par. tsiaers losrente teicken St-Niclaisdaghe de kerke ghegheven bij wijle Heer Jan Aernouts, prochiepape.

Sterven en begraven - hemel of hel

Germain Vandepitte

Rond de poldertorens
1995
02
051-060
Mado Pauwels
2023-06-19 14:33:01