Cnoc is ier en schildert mee!
Hoe ook de heemkring haar aandeel heeft in het kunstleven te Knokke, kan men dan lezen met het hoe en wat van drie leden van ons bestuur.
Willy Desmedt
Doorheen de jaren heeft Willy Desmedt te Knokke een waar museum bijeengebracht. Toen de oude St-Margarethakerk aan flarden geklopt werd, was hij er bij om de kostbare resten te redden. Zo verhuisden niet alle glasramen naar het stort en werden niet alle heiligenbeelden tot gruis geklopt. En verderop zou hij al veel meer van de ondergang vrijwaren, in zover dat zijn atelier nu het rariteitenkabinet van Knokke geworden is. Daar schildert hij, onder fantastische luchters, midden gekke ledepoppen, terwijl de schedels van oude Knokkenaars op de Jeroen Bosch-figuur toekijken.
Willy Desmedt werd te Knokke geboren op 25 jan. 1930. Hij groeide op tussen de verfpotten en de borstels, want zijn vader Theo trok uit schilderen met Colin Decock, hun leven lang. Als Willy de gemeenteschool door had, werd het oorlog. Eens na de bevrijding kon hij kiezen van zijn vader: “de school of de bezasse”. Hij vervolgde dan voor 4 jaar, met lessen aan de Hogere Brugse Schilderschool bij De Fackere en voor het tekenen in de Akademie. Hij was er samen met Gilbert Decock. Zo de vader, zo de zoons. En vervolgens ook in dezelfde stiel. Met zijn broer Roger vormde Willy de Gebroeders Desmedt in 1965, voor schilderwerken. Vader is intussen overleden.
Met een ingeboren aanleg voor het tekenen, zocht Willy Desmedt reeds van in zijn jeugd inspiratie in zijn omgeving, met landschappen en zeezichten. En voor de vele doeken die dan in de naoorlogse jaren in verf kwamen, is zijn streekgebondenheid gebleven. Duinen, polders met koeien of paarden werden met zwier geborsteld, zonder veel omhaal, in een persoonlijk impressionisme. Portretten bracht hij ook op tijd en stond terecht. Dan maar de tijd vinden voor deze hobby, want de dagtaak begint steeds bij zonsopgang en eindigt als het 18 u. wordt, steeds met goed humeur.
Als artiest is hij dan een “zaterdag- en zondagschilder”. Wel is hij in de week bij gelegenheid aan de ezel, maar Willy houdt ook nog van heel wat meer. Hij is een trouwe bezoeker van kermissen en feesten bij verenigingen. Regelmatig schenkt hij een schilderijtje als prijs. Voor de voetballende Oosthoekjeugd heeft hij met zijn broer verleden jaar een Gouden Schoen van eigen makelij klaar. Foto’s trekt hij zelf af, vergrotingen voor dekoratieve panelen, liefst oude zichten van Knokke. Zo werd hij stichtend bestuurslid van “Cnoc is ier”. Zonder te vergeten dat Willy ook vrijwillig brandweerman is, reeds sedert 1949. Wie doet beter? Willy zeker, want hij vertolkte zelfs de hoofdrol van generaal Eberding in de oorlogsfilm van Constant Devroe. Het verzamelen van oude kaarten en foto’s, enz... is een andere uitloper geworden.
De doeken van Willy Desmedt kwamen reeds op vele tentoonstellingen, maar als liefhebber op dit gebied zoekt hij niet nader in de kijker te komen. Wel prijken werken van hem o.m. in Zaïre, Amerika en Canada. Hij hangt bij voorkeur de gangen van zijn woning ter Boudewijnlaan vol, waar ook zijn zoon werk aan de muur heeft. En het is ook al weer geen gewoon huis, want hier woonde eens “paster Puydt”. De pastorij werd het domein van de fantast die Willy is.
Danny Lannoy
Het vlakke land dat 't mijne is
Van “Knokke’s Ommeland” tot “Het vlakke land” kwam Danny Lannoy reeds met verscheidene persoonlijke tentoonstellingen naar voor. De titels wijzen er op hoe streekgebonden de schilder wel is. Niet te verwonderen als men weet dat hij ondervoorzitter is van de heemkring “Cnoc is ier” en ook de schrijver van het boek “Van Polderdorp tot Badplaats”, dat de historie van Knokke doorheen de 19e eeuw vertelt.
Van hem hangt een doek in de raadzaal van het stadhuis. Normaal, want hij groeide op in het rijzige gebouw van het Verweeplein als jongste zoon van de huisbewaarders. Beter nog, hij werd ook raadslid. Met een vaste wil door te gaan bleef hij aan de slag. Als akkordeonist had hij zelfs eens zijn eigen orkestje. En dan maar schilderen ook, als grote bewonderaar van Alfred Verwee.
Danny Lannoy werd te Knokke geboren op 17 nov. 1952. Reeds vanop de banken van de gemeenteschool kreeg hij de zin voor tekenen mee. Van 1971 tot 1974 kwam hij in de Akademie te Brugge voor bouwkundig tekenen. Dit was een gelegenheid om bij prof. Jos Coene meer te leren over akwarel, schaduwleer, stillevens. Geen olieverfschildering. Dit zou hij geleidelijk beoefenen, eerst met kopies (Verwee!), vervolgens naar oude prentkaarten, ten slotte helemaal zichzelf.
De zeegezichten, de molen op de dijk, de oude hoeve, de wilgen aan de rand van de polder, het zijn de onderwerpen die in de schilderijtjes het uitverkoren onderwerp uitmaken. Ze spreken de kijker aan en het is niet te verwonderen dat de doeken volop afzet vinden.
Toch worden ze niet in serie geborsteld. Als het resultaat Danny niet bevalt, dan zet hij ze gewoon terzijde in een hoek van zijn woning bij de Graaf Jansdijk. Want hij woont al evenzeer in een schilderachtige buurt, ten oosten van de molen van het Kalf, waar hij ook sekretaris is van “De molenvrienden”.
Van beroep is hij mutualiteitsbediende. Daarnaast zette hij mede de Bevrijdingsmars op punt.
André D'hont
André D’hont werd te Knokke geboren op 31 juli 1918. Zijn vader Achille was primus in de Akademie te Brugge en hield er zijn leven lang de meter grote gulden lauwertak van over. André wist dus van wanten en haalde op school steeds het maximum voor tekenen.
Voor de oorlog ging André D’hont op de Akademie te Brugge enkele modellen in houtskool zetten. Ingelijfd bij het 3e Linie te Oostende, kwam hij ’s avonds bij Alfons Blomme op de Akademie. Onder de oorlog trok hij nog naar de Katelijnestraat om een “Schein” te hebben om buiten het Sperrgebiet te geraken, maar Brugge leverde hem toch nog een 1e Prijs voor Kunstgeschiedenis en Schoonheidsleer op bij Fonteyne en Van de Walle. Tijdens de bezettingsjaren met veel ledige tijd, maakte André D’hont heel wat pentekeningen, groot en klein, bijgekleurd met waterverf, vele figuren op oude zichten van Knokke. Drie ervan hangen bij de Kinders Siska. Van zijn waterverfschilderijen zijn er enkele te zien in de “Prins Boudewijn”. Sedertdien heeft hij zowat van alles gedaan: modern stalen beeldhouwwerk, boetseren, liedjes op muziek gezet. Ook fotograferen, maar wie doet dat niet.
Pas in de jaren ’50 besloot hij iets meer duurzaam in olieverf te steken. Om te schilderen wat hij nodig had voor zijn interieur: een “Vlaamse kermis” boven een Brueghelmeubel, een “Zelfportret” met 200 koppen van de tijd om hem heen. Het was zowat funktionele kunst, met veel meer aan de wand. Maar alles werd geborsteld zonder veel haast, zes maanden, twee jaar om te voltooien. Aan een bruidsfeest is hij reeds twintig jaar bezig. Maar ondertussen kwam het reeds tot een paar dozijn doeken van kleiner formaat, het oude Knokke, indrukken over reizen, figuratief en abstrakt, amusement.
Van zijn inzendingen voor de Prijs van Knokke 1961 werden er twee onthouden voor de tentoonstelling in het casino.