Postgeschiedenis en postmerken van Knokke
Renaat Dusauchoit
Het kan misschien ongewoon klinken dat een inleiding aanvangt onder de vorm van een vraag. Dat zulks allerminst zinloos is dringt hopelijk zo dadelijk door tot de lezer en lezeres.
De vraag is indien het u ooit is voorgekomen, al weze het ook slechts in gedachte, de weg te volgen die een brief of kaart, die u pas heeft geschreven en gepost, aflegt tussen een der Knokse brievenbussen en de door u gewenste eindbestemming?
Dit is geen doordenkertje, maar een vrij eenvoudige vraag waarop u evenwel een vrij simpel antwoord zou kunnen geven nl. dat zulks in gene dele uw taak of opdracht is, wel deze van de Regie der Posterijen. Met andere woorden: uw bekommernis strekt zich niet verder uit dan dat het poststuk zo snel mogelijk en veilig bij de bestemmeling wordt bezorgd. Immers heeft u de brief volgens de vigerende reglementen gefrankeerd waardoor meteen een punt is gezet achter uw specifieke opdracht. Wat daarna komt behoort tot deze van de instelling die men vrij algemeen "de post" noemt. Dit laatste is in feite de latente redenering van het overgrote deel van de briefschrijvers. En nochtans …... is er heel wat om de hoek komen kijken eer de kommunikatie tussen de afzender en de bestemmeling tot stand kan gebracht. Laten we samen even het rijtje van de postale handelingen afgaan. In kronologische volgorde gerangschikt ziet het er aldus uit: in eerste instantie wordt de brief uit de bus gelicht, nadien komt het vervoer naar het postkantoor waar de brief wordt gesorteerd met kontrole op de frankering, het formaat en gewicht; vervolgens wordt de brief getriëerd (in grote centra gebeurt dit mechanisch, in kleinere manueel), verzonden naar het dichtsbij gelegen station van bestemming (meestal gebeurt dit via de spoorweg) alwaar de brief opnieuw wordt gesorteerd door de postbode die hem uiteindelijk aan huis bestelt (hetzij te voet, per fiets of per auto).
Geef toe dat het aantal bewerkingen een heel stuk hoger ligt dan men durft te vermoeden. Kopzorgen hoeft niemand zich daarover te maken, want per slot van rekening wordt de Regie der Posterijen ervoor betaald via de postzegels die elke afzender dient te kleven op eenderwelk poststuk. Dit neemt evenwel niet weg dat de taak van de Regie een boeiend verhaal is dat, naarmate in de tijd een terugblik wordt geworpen, een wereld openbaart waarop in de hierna volgende bladzijden de schijnwerpers worden gericht met de "spots" op dat stukje Vlaams grondgebied dat Knokke heet.
Thurn und Taxis
Intermenselijke kommunikatie is, behalve misschien voor kluizenaars, zo levensnoodzakelijk dat men reeds bij het ontstaan van het mensdom sporen terugvindt van diverse wijzen waarop onderling kontakten werden gelegd.
Een organisatie van het toenmalig kommunikatiemiddel bij uitstek – en dat was de geschreven brief – bestond er in de Middeleeuwen helemaal niet. Zeker niet in de zin zoals we die op de dag van heden kennen.
Tussen de 13e en 15e eeuw waren er wel "messagiersdiensten” die voornamelijk waren ontstaan voor het uitwisselen van berichten uitgaande van vorsten, universiteiten, ambachtlieden, steden, kloosters enz. Aldus waren er "Hanzeboden" die korrespondentie overbrachten uitgaande van Noordduitse steden naar Brugge en Antwerpen en omgekeerd. Ook tussen de Parijse universiteit en onze gewesten was er een vrij drukke korrespondentie via speciale boden. Buiten deze laatsten namen ook reizigers, bedevaarders, marskramers e.a. maar dan op vrijwillige basis, brieven mee en brachten die ter bestemming.
Vooraleer het tot een regelmatige postdienst op internationaal niveau kwam diende er gewacht tot 1 maart 1501. Op deze datum benoemde Hertog Filips de Schone zekere Franz von Taxis, een afstammeling van een oud adellijk Italiaans geslacht en verheven tot de Duitse rijksadel, tot "capitaine et maistre de nos postes”.
Vanaf 1505 organiseerde hij regelmatige postdiensten tussen enerzijds de Nederlanden en anderzijds het Hof van Maximiliaan van Oostenrijk dat te Wenen was gevestigd.
Onder leiding van het huis Thurn und Taxis werden deze verbindingen gestadig uitgebreid, derwijze dat men van een behoorlijk funktionerend en degelijk georganiseerd internationaal postverkeer kon gewagen. Op nationaal vlak was het postverkeer eerder armtierig. Enkel de grotere steden hadden "stadsboden" die voor het postvervoer en de bestelling zorgden. Wanneer brieven van de ene naar de andere stad dienden besteld geschiedde dit hetzij per diligence, per boot (deze kreeg de naam van "barge") of te paard. De kleinere gemeenten en dorpen bleven hiervan meestal verstoken. Een bewoner van Westkapelle bv. had geen andere mogelijkheid om een brief te posten dan zich naar Brugge te begeven, tenzij hij een voerman kende die de brief wou meenemen maar voor deze dienst ook werd vergoed!
Aan de Thurn und Taxis-periode kwam er, na omzeggens 3 eeuwen te hebben geduurd, een bruusk einde. Aanleiding daartoe was de Franse Revolutie. Voordien hadden de Franse koningen ervaren dat een aardig centje voor de staatskas te verdienen viel indien ze zelf voor het postverkeer instonden. Thurn und Taxis kreeg de bons en maakte plaats voor een eigen postorganisatie. Met de Franse Revolutie (eind 18e eeuw) drongen de Franse bezetters kun postale wetgeving op aan de Zuidelijke Nederlanden. Die wetgeving zou in voege blijven tot in 1836, zijnde 6 jaar na de Belgische onafhankelijkheid.
De rurale postdienst
Spijts het interstedelijk postverkeer in het kersverse België vrij vlot verliep, voelde de overheid toch aan dat een eigen organisatie, die aan de specifieke noden van het land beantwoordde, noodzakelijk was. In die tijd was het zo dat het bestellen van brieven van om het even welke stad naar een landelijke gemeente geschiedde via ”messagiers”. Zo waren er o.m. gemeentelijke, arrondissements- en provinciemessagiers (het ging om part-time brievenbestellers die de funktie van postbode uitoefenden en door de overheid werden betaald) met daarnaast private messagiers. Deze laatsten vormden veruit de grootste groep. Zij bestelden uiteraard ook de brieven maar dan uitsluitend tegen betaling, hetzij door de afzender, hetzij door de bestemmeling. Toentertijd was het in hoofdzaak de bestemmeling die het port betaalde, dat afhing van de afstand die moest afgelegd worden.
Aan het messagiersberoep kwam geleidelijk aan een einde toen bij Koninklijk Besluit van 29 december 1835 de landelijke postdienst werd opgericht. De bedoeling van deze postdienst was te zorgen voor een vlotte bediening van de gemeenten die over geen postkantoor beschikten en waarvan de bewoners derhalve verstoken bleven van de faciliteiten waarover de stadsbewoners wel beschikten. Voormelde landelijke of rurale postdienst had tevens zijn oorsprong in de toename van het postverkeer. Dank zij het terugdringen van het analfabetisme werd de schrijf- en leeshonger groter, met het gevolg dat steeds meer brieven, dag- en weekbladen per post werden verstuurd.
De postbus en postbusletters
Het reglement van de rurale postdienst (tellend voor het ganse grondgebied van België) dat pas na een grondige studie via de goeverneurs en burgemeesters klaar kwam, voorzag in twee onontbeerlijke elementen. Enerzijds de rekrutering van postboden die de landelijke gemeenten konden bedienen (zij kregen de naam van "rurale bode") en anderzijds het aanbrengen in elke gemeente van een officiële postbus. In gemeenten met een uitgestrekt gebied konden één of meerdere 'wijkbussen' bijgeplaatst worden, zodat vrijwel iedereen in de mogelijkheid werd gesteld een brief te potten binnen een redelijke afstand.
Het kwam aan het gemeentebestuur toe de plaats van de bus te bepalen, ook al was de keuze beperkt. Men kon kiezen tussen ofwel het gemeentehuis ofwel de kerk, twee gebouwen die doorgaans vrij centraal waren gelegen.
Na enige tijd moest men evenwel ervaren dat in heel wat gemeenten het gemeentehuis niet het ideale plaatsingsoord voor een bus was. Immers toentertijd vergaderde de gemeenteraad vaak in een herberg. En vermits de bus enkel langs de binnenzijde kon worden geopend en de bode aldus verplicht was de herberg binnen te stappen om de bus te lichten, kon het gebeuren dat de bode bij dorstig weer maar al te graag naar het glas greep. Vandaar dat enkele jaren later nieuwsoortige bussen werden geplaatst, die langs de straatkant konden geopend zodat de bode niet langer genoodzaakt was de herberg, die als gemeentehuis dienst deed, te betreden.
Een ander voornaam punt dat we uit het reglement nopens de rurale postdienst lichten heeft betrekking op de postbusletter.
Naar Frans model werd in elke postbus een stempel (lengte 12 cm) aangebracht welke aan een kettinkje was vastgehecht. Onderaan de stempel was een metalen deel ingewerkt dat een bepaalde letter bevatte. Deze letter - het konden er ook 2 zijn - was in een cirkel gevat voor de centrale bussen en in een zeshoek voor de wijkbussen.
Een diepgaande studie over de morfologie van de postbusstempelafdrukken nl. "De Rurale Postdienst in West-Vlaanderen 1836-1900” van Dr. H. Van de Veire, heeft aangetoond dat de postbusletters, waarvoor het ganse alfabet werd gebruikt (uitgezonderd de J om elke verwarring met de I te vermijden) verdeeld werden door de direktie in een alfabetische volgorde per bestelronde, volgens de geografische ligging van de gemeente en meestal zo dat de verdeling de richting volgde van de uurwijzer.
Wat de postbode - de enige die toegang had met behulp van een sleutel tot de bus - nu met die postbusstempel diende aan te vangen? Heel eenvoudig dit: elke brief die hij uit de bus lichtte diende met het stempeltje afgestempeld. Zodoende kon de direktie (m.a.w. de postmeester) nagaan in hoeverre de bode zijn ronde had verricht, wijl anderzijds steeds kon nagegaan vanwaar de brief afkomstig was. Iedere gemeente had trouwens een andere letter, zodat van bij de oprichting van de rurale postdienst een degelijke kontrole kon verricht worden.
De S en QH van Knokke
Hebben we het in een volgend hoofdstukje over de bestelronden, is het alvast goed om weten dat Knokke pas in 1891 een relais-depot toegewezen kreeg (een kantoortje met beperkte postverhandelingen) en slechts in 1894 een onderontvangerij. Al de tijd voordien werd Knokke rechtstreeks vanuit het posthoofdkantoor van Brugge bediend (tot 1860) en vervolgens door het distributiekantoor Westkapelle. Zulks moge erop wijzen dat Knokke tot een heel stuk in de 19e eeuw een relatief kleine gemeente was, waar het toerisme nog geen vaste voet had gekregen.
Bij de oprichting van de rurale postdienst in 1836 werden de postbusletters, zoals hierboven uiteengezet, per bestelronde verdeeld. Een taak waarvan de postdirektie van Brugge zich diende te kwijten.
Jammer genoeg werden nergens sporen gevonden van de wijze waarop die postbusletters werden verdeeld, zodat men enkel en alleen is aangewezen op gelopen poststukken om na te gaan welke letter bv. Knokke in 1836 werd toegewezen.
Dat Knokke de postbusletter S toebedeeld kreeg weten we aan de hand van onderhavige brief.
BRIEF (met S in een cirkel). (Verz. M. Van de Catseyne, Brugge)
Deze brief werd vanuit Heist verstuurd naar Brugge, maar werd gepost te Knokke. Daar kreeg hij de postbusletter S opgekleefd door de Knokse postbode om vervolgens te worden doorgestuurd naar Brugge. Volgens de vigerende reglementen kwam het toe aan het eerste postkantoor dat op de bestelronde lag om de brief en de postzegel (pas in gebruik sinds 1849!) af te stempelen. Vermits dit eerste kantoor Brugge was vinden we dan ook op de brief de stempel van "Bruges" terug. De brief is gedateerd: 13 maart 1850 en is dus straks anderhalve eeuw oud. Aan te merken valt nog dat tot 1911-12 de stempels eentalig Frans waren.
Onder de rubriek "De postbus en postbusletter" meldden we dat er naast de centrale postbus ook een of meerdere wijkbussen werden geplaatst in de min of meer uitgestrekte gemeenten. Het bewijs dat het grondgebied Knokke tot de kategorie der "uitgestrekten" behoonde wordt geleverd door onderstaande brief waarop een postbusletterkombinatie QH voorkomt. Gezien de zeshoekige vorm van de stempel dient er niet aan getwijfeld dat die heeft toebehoord aan een wijkbus van Knokke, meer dan waarschijnlijk van de wijk het Hazegras.
BRIEF: (met daarop in een zeshoek QH)
Brief verstuurd vanuit Knokke naar Oostkamp op 21 oktober 1874. De stempel “Westcappelle” duidt erop dat Knokke toen rechtstreeks afhing, althans op postaal gebied, van Westkapelle. Links van de stempel staat de wijkbusstempel. Die kwam er omdat de brief, uitgaande van het gemeentebestuur van Knokke werd gepost in de wijkbus en niet in de centrale bus. Waarom zulks gebeurde valt uiteraard niet te achterhalen.
De bestelronden
De bestelronde, het woord zegt het heel duidelijk, is de weg die de postbode diende af te leggen voor het 'bestellen' maar ook voor het 'ophalen' van de post. Voor de postbode, steeds in uniform en tijdens de 19e eeuw steeds 'gewapend' met een stok om de toen vaak loslopende en gevaarlijke honden van zich af te houden, was zijn karig betaalde job allesbehalve te benijden. Mits enig denkwerk kan men zich voorstellen wat het voor deze man moet betekend hebben alle dagen - de zondagen incluis - in weer en wind, op stap te gaan met een vaak zware lading (max. 15 kg) langs zanderige of slijkerige wegen, een afstand afleggend die vaak de 30 km. per dag overschreed.
Van 1836 tot 1860 was Knokke afhankelijk van het postkantoor Brugge. Volgens de "Provincialen Wegwyzer van West-Vlaanderen" was er een bestelronde, zoals hieronder uitgetekend, die, vertrekkend van Lapscheure liep alover Oostkerke, Hoeke, Ramskapelle, Heist, Knokke om te eindigen in Westkapelle. Tel maar even de kilometers na om zich een idee te kunnen vormen van het zware werk dat de arme postbode dagelijks onder de voeten kreeg geschoven.
1836
In de loop van 1842 werd het de postbode iets makkelijker gemaakt. De post werd van Brugge naar Westkapelle gebracht (te voet of te paard) vanwaar de postbode vertrok via Knokke en Heist om zodoende Ramskapelle te bereiken. Het was al een stuk kleinere afstand, maar toch nog zwaar genoeg, vermits hij over geen ander vervoermiddel beschikte dan zijn twee natuurlijke benen en voeten!
1842
Naar aanleiding van de reorganisatie van de rurale postdienst in mei 1850 kwam er een nieuwe bestelronde uit de bus. De brievenbesteller die Dudzele en Lissewege bediende nam de post voor Knokke mee. Deze diende opgehaald te Dudzele vanwaar een bestelronde vertrok via Ramskapelle naar Heist en Knokke. Zie hiervoor onderstaande tekening. De postbode vertrok voor zijn bestelronde om 7.30u. en diende omstreeks 13.30u de ronde te hebben beëindigd, wat betekent dat hij op dat uur reeds terug was te Dudzele!
1850
Toen Westkapelle met ingang van 1 april 1860 een eigen distributiekantoor kreeg werd Knokke niet langer door Brugge bediend. De taak werd door Westkapelle overgenomen. Vanuit Westkapelle vertrokken drie bestelronden. Een ervan bediende Westkapelle (kant Nederlandse grens), de wijk Hazegras en Knokke, zoals blijkt uit de hiernavolgende tekening.
1860
Een relais-depot te Knokke
We hebben hierboven reeds gezien dat een gemeente "landelijk" of "ruraal" bleef tot op het ogenblik dat er een postkantoor werd opgericht. Ook de oprichting van een relais-depot (ook overdraagkantoor genoemd) deed geen afbreuk aan het ruraal karakter van de gemeente. Althans op postaal vlak. Een dergelijk relais-depot was een kantoor waar slechts een beperkt aantal postale verrichtingen konden gebeuren. Bovendien was het kantoor - vaak gehouden in de woning van de postbode -slechts enkele uren van de dag voor het publiek toegankelijk.
Volgens officiële gegevens werd dergelijk kantoor opgericht te Knokke op 10 november 1891. Deze datum kan onmogelijk met de werkelijkheid overeenstemmen vermits de allereerste poststempel die van Knokke werd gevonden als datum 2 oktober 1891 draagt. Dat is ruim één maand vroeger dan het officieel gegeven. Dit kantoortje bleef overeind tot op 15 januari 1894, want daags daarop werd een onderontvangerij opgericht in de Lippenslaan. Van die datum af was Knokke niet langer een rurale gemeente. Met andere woonden was Knokke op postaal gebied niet langer afhankelijk van andere gemeenten (voorheen van Brugge en Westkapelle).
Een typische eigenschap van alle overdraagkantoren is dat in de stempel twee sterren (meestal wit) voorkomen. Vandaar de twee blanco sterren in de hieronder afgebeelde stempels van Knokke.
Ander opmerkelijk feit is dat alle stempels die na de onafhankelijkheid werden vervaardigd Franstalig waren. Uiteraard ook deze die te Knokke werden gebruikt. Pas in de loop van 1938 doken de eerste Nederlandstalige stempels te Knokke op.
Wie eventjes aandacht schenkt aan stempels uit vervlogen tijden zal opmerken dat ze vaak op mekaar gelijken maar nog vaker van mekaar verschillen. Om die verschillen aan te duiden werden "typentafels" opgesteld. Deze die we in deze bijdrage gebruiken werden opgesteld door De Clercq-J. Vander Linden en H. Van de Veire.
De eerste stempels te Knokke gebruikt zijn van het type E 9. In het midden van de stempel vindt men achtereenvolgens de dag (Arabische cijfers), de maand (hoofdletters) en de uurafstempeling met vermelding M (staat voor Matin) en S (staat voor Soir).
2 stempels. Afstempeling 8 dagen vòòr de officiële openingsdatum van het eerste postkantoor te Knokke.
Het postkantoor ter Lippenslaan in het begin van de eeuw (rechts) met ook telegraaf en telefoon. Mej. Defauw was er aanvankelijk postmeesteres, met 's winters maar één fakteur, 's zomers vier.
– Boven: Voor het postgebouw in 't Dorp, de eerste fakteurs met hun zomerkollega's.
– Onder: Postmeester A. Jeuné (vooraan, links) met zijn bedienden en bestellers, bovenaan rechts Casen Lingier.
Periode van de onderontvangerij en ontvangerij
De periode van het relais-depot eindigde op 16 januari 1894 met de oprichting van een onderontvangerij. Voor het eerst is er in Knokke een echt postkantoor. Het gevolg is niet alleen dat en een postmeester is en een of meerdere postboden, maar ook dat in de gebruikte stempels voortaan geen sterretjes meer voorkomen.
De gestadige groei van Knokke als badstad ingevolge residentieel toerisme noodzaakte de postdirektie als het ware om de service uit te breiden. Om reden van de aanzienlijke toename van het postverkeer werd de onderontvangerij met ingang van 27 mei 1908 gepromoveerd tot ontvangerij 4e klasse.
De gevolgen van deze promotie waren vanzelfsprekend navenant. Het aantal loketten werd verhoogd, er kwamen meer brievenbestellers en... meteen kwamen meer stempels in gebruik.
Een woordje uitleg over de stempels lijkt hier wel op zijn plaats. In de volgende bladzijden worden een aantal van die stempels afgedrukt. Maakt men de som vanaf de opening van het eerste kantoor tot de periode van de fusie van Knokke met Heist, Ramskapelle en Westkapelle (19 maart 1971) bereiken we het aantal van circa 85. Ze allen publiceren zou ons te ver leiden, vandaar dat we ons tot een evenwichtige keuze beperkten.
Twee elementen waarop we beslist de aandacht moeten vestigen zijn:
- primo dat elk loket een verschillende stempel gebruikte en gebruikt; om het onderscheid aan te duiden krijgt elke stempel een verschillende, meestal dubbele letter bv A, B, C enz.;
- secundo het gebruik van de verschillende stempels is geen willekeurig feit; ze zijn altijd het gevolg van een overheidsbesluit dat telt voor het ganse grondgebied van het land.
Het opzoeken van de diversiteit van de gebruikte stempels, de beschrijving en de gebruiksperiode van de stempels en het katalogeren vormen een der hoofdbekommernissen van de marcofilist. D.i. de man die zich bezig houdt met de stempelstudie. In West-Vlaanderen bestaat maar één enkele vereniging die deze stempelstudie in haar vaandel draagt met name WEFIS (Westvlaamse Filatelistische Studiekring). Sinds ruim 15 jaar bundelt zij het studiewerk van de leden in boekvorm. Deze studies zijn verkrijgbaar per abonnement of los. Wie hierover inlichtingen wenst kan deze bekomen op adres van Renaat Dusauchoit, Coppietensdreef, 48 8200 Brugge tel 050/ 31.45.50.
In 1911, Casen met zijn zomergezellen en Bruggelingen. Van l.n.r. Jerome Rotsaert, Casen Lingier, “Naalde” en Henri Dujardin, -gefotografeerd in de studio van Louis D'hont.
In de tuin achter het postgebouw van 't dorp op een zomerdag voor de Ie oorlog. Staande Cas. Lingier, een Bruggeling, onbekende, Ed. Van Steenkiste, Postmeester Adolf Jenné, 2 onbek., Jerome Rotsaert (Br.), 2 onbek.; zittend Fons Fournier, twee Bruggelingen en Henri Dujardin.
We onthouden meteen ook de kledij van de postboden van het begin van de eeuw. Voor het huis van Casen Lingier ter Boudewijnlaan: staande Alfons Vandereynde (Aalst), Arthur Tanghe (Kortrijk), Casimir Lingier en twee zomeragenten; zittend Edward Schokkaert (Aalst), Frans Beyts (Brugge) en onbek.
Franstalige stempels
Type E 9
De tweede gebruikte stempel was van hetzelfde E 9-type als de vorige met dit onderscheid dat de 2 blanco sterren zijn verdwenen. Deze stempel werd gebruikt tussen 16.1.1894 en eind 1896.
Type E 11
a. De derde stempel is van een ander type. Het verschil ziet men aan de wijze van de uuraanduiding. Er wordt nu een dubbel uur aangegeven i.p. een uur gevolgd door M of S. Gebruikt van 1897 tot maart 1903.
b. Zelfde typestempel als de vorige maar de stempel heeft een grotere diameter wijl het lettertype voor Knocke iets breder is. Gebruikt in 1899 tot augustus 1904.
c. Zelfde typestempel maar de aanduiding van het jaartal geschiedt met slechts 2 cijfers. Gebruikt van 1904 tot oktober 1910.
Ongefrankeerde postkaart verstuurd van Knokke naar Croix-Nord. De bestemmeling diende 10 centimes strafport te betalen.
Type E 18
In deze stempel staat de dubbele uuraanduiding op de 1e rij, gevolgd door de dag en de maand (in Romeinse cijfers). Gebruikt: nov. 1910 tot okt. 1914.
Zelfde stempel van het E 18-type, maar met het jaartal in 4 cijfers. Gebruikt van okt. 1914 tot nov. 1919; en van dec. 1919 tot juli 1923.
Stempel van het type E 18, identiek aan de eerste dus met jaartal in 2 cijfers. Gebruikt: dec. 1919 tot juli 1923.
Type E 18
Eerste stempel gebruikt met dubbele loketletter A; jaartal uitgedrukt met 2 cijfers. In gebruik van augustus 1918 tot juli 1922.
Type G 15
Van dit type werden te Knokke diverse stempels gebruikt. De hiernaast afgedrukte stempel telt onderaan 13 puntjes.
De volgorde van het datummidden is ook gewijzigd. In volgorde staan dag, maand, uur en jaartal. In gebruik van dec. 1930 tot maart 1938.
Deze stempel telt enkel 7 puntjes en een dubbele loketletter B. In gebruik gevonden van okt. 1923 tot nov. 1924.
Zelfde stempel als vorige maar met dubbele loketletter D. In gebruik gevonden van dec. 1924 tot 1947, op een ogenblik dat reeds eentalig Nederlandse stempels lang in voege waren.
Toeristische stempels
Knokke gebruikt twee verschillende toeristische stempels tijdens de Franstalige periode. Opvallend is dat de tekst zelf 2-talig is nl. "Bezoekt (Visitez) Knocke-Zoute de gezochte badplaats (la plage en vogue). Het hieronder afgedrukt kaartje werd getaxeerd omdat het onvoldoende was gefrankeerd.
De tweede toeristische stempel mikte met zijn Engelse tekst "Come and see Knocke-Zoute Golf-tennis" duidelijk op het Britse kliënteel. In gebruik gevonden van mei 1925 tot april 1936.
Mechanische stempel
In de loop van 1936 werd ook een mechanische stempel gebruikt. Naast de stempel zijn er 7 gegolfde lijnen.
Nederlandstalige stempels
Na de Franstalige periode brak voor vele steden en gemeenten de 2-talige periode aan. Waar de gemeentenaam niet kon vertaald worden werden onderaan de stempel 7 of 13 puntjes aangebracht, wat ook te Knokke het geval was. De eentalig Nederlandse stempels vinden we te Knokke pas in 1939 terug. Hieronder enkele voorbeelden van Nederlandstalige Knokse stempels. In totaal werden tot aan de fusie niet minder dan 19 verschillende stempels gebruikt.
Type G 21
Het typische van deze stempel is dat alle gegevens op één lijn staan.
Niet minder dan 3 verschillende stempels met de dubbele loketletter H zijn in gebruik geweest. Het verschil is vast te stellen wanneer de afstand tussen de loketletters H wordt genomen.
Toeristische stempels
Tussen 1938 en 1948 werden te Knokke twee toeristische stempels gebruikt. De ene droeg als tekst "Bezoekt Knokke-Zoute de gezochte badplaats” (ook in het Frans), de andere had een Engelse tekst
"Garden of the North Sea Knokke-Zoute Albert Plage”. Vreemd is het wel dat deze stempels ook tijdens W.O II in gebruik waren.
Mechanische stempels
Tussen 1938 en 1971 gebruikte Knokke vier verschillende mechanische stempels. Hiervan worden 3 hieronder afgebeeld.
Kantoor Het Zoute
Net vòòr het uitbreken van W.O I werd beslist om naast het kantoor van de Lippenslaan een bijkantoor op te richten in Het Zoute. Het toen nog volledig ongerept natuurgebied van Het Zoute had een biezondere aantrekkingskracht uitgeoefend op de toeristen. Via verkavelingen - in de beginne erg schuchter - was de bevolking er dusdanig aangegroeid dat de Regie der Posterijen haar service willens nillens diende uit te breiden. Vandaar dat langs de Zoutelaan een bijkantoor kwam dat in de loop van 1913 werd geopend. Op 25 juni 1957 kreeg dit kantoor de rang van ontvangerij. Met ingang van 18.8.1958 kreeg het de naam Knokke 2.
Tussen 1913 en augustus 1958 gebruikte dit kantoor in totaal 8 verschillende stempels w.o. twee met toeristische tekst (tweetalig en Engelstalig).
Hieronder worden drie voorbeelden van "Het Zoute"-stempels getoond.
Knokke 1
Van zodra een stad of gemeente een aantal kantoren krijgt toegewezen dat hoger ligt dan één, worden de kantoren genummerd. Vandaar dat het centraal kantoor op 18 augustus 1958 Knokke 1 werd en dit van de Zoutelaan Knokke 2. Toen op de Albert Plage een bijkantoor, dat enkel tijdens het badseizoen was geopend, kreeg werd dit kantoor Knokke 3.
Ingevolge de fusie tussen Knokke en Heist krijgen alle kantoren met ingang van 16 december 1971 een nieuwe benaming.
Aldus wordt Knokke 1 voortaan Knokke-Heist 1, Knokke 2 wordt Knokke-Heist 4 en Knokke 3 wordt Knokke-Heist 6.
Vermits deze bijdrage beperkt blijft tot aan de fusie komen de nieuwe benamingen hier niet voor.
Knokke 1 gebruikte in de periode 1958-1971 in totaal 15 verschillende stempels waarvan hier enkele voorbeelden.
Knokke 1 gebruikte tevens twee diverse mechanische stempels met dubbele ring waartussen het cijfer 1 (enkel of dubbel) voorkwam.
Een stempel die niet zo vaak voorkomt is de “raddatumsttempel met inktrol”. Het betreft een cirkelvormige stempel die als het ware over de brief wordt gerold en vandaar vaak langs weerszijden van de stempel gebogen lijnen vertoont.
In principe wordt deze stempel enkel gebezigd voor brieven van groot formaat of pakketten dit niet met de handstempel kunnen afgestempeld worden.
De hieronder afgedrukte "rolstempel" heeft de dubbele loketletter M met middenin het cijfer 7.
Het nieuwe postgebouw kwam in het centrum van de Lippenslaan in 1929, (pijl) naast het Hôtel Belvédère.
Merk tevens het Hôtel Beau Site (hoogste), waar na nieuwbouw telefoon en telegraaf kwamen bij de Mommenstraat, tegen de jaren '70.
Het postgebouw 1929 vandaag de dag, twee verdiepingen, winkels en een galerij naar het eigenlijke postgebouw. We zijn ver weg van de kalme buurt uit de jaren '20 (boven).
Binnenzicht in de post ter Lippenslaan, vooraleer aanvang der 80er jaren voor meer veiligheid gezorgd werd, na een hold-up.
Een andere officiële poststempel is deze aangebracht met behulp van een frankeermachine. Deze is in het bezit van de klant die hiervoor een bepaalde som moet betalen. Op geregelde tijdstippen is er vanwege de post kontrole op de machine, die bij elk gebruik het port aanduidt. De overeenstemmende som dient dan door de klant betaald te worden.
– Casino Knokke - Zeedijk - Albertstrand 480 - B - 8300 Knokke-Heist (Belg.) – De Heer René Dusauchoit, Coppietersdreef 48, 8200 Brugge (Sint-Andries).
Knokke 2
In totaal 6 stempels heeft het kantoor Knokke 1 tot aan de fusie in gebruik gehad. Hieronder een van de zes stempels.
Telegraafstempel
Alhoewel dit op de dag van heden niet meer zo vaak wondt gebruikt als weleer, is de "telegraafstempel" een niet te versmaden kleinood voor de filatelist. De recente stempels, die men terugvindt op telegram of spoedbestelling, hebben afgeknotte hoeken en dubbele T met 2 of 3 sterren.
Gelegenheidsstempels
Gelegenheidsstempels - het woord zegt het zelf - zijn stempels die bij biezondere omstandigheden (kongres, tentoonstelling, stoet e.d.m.) na goedkeuring door de Post gedurende een zeer beperkte tijd (1 of 2 dagen), gebruikt worden. Vaak zijn die stempels "kasverrijkers" voor de organisatoren, en vindt men zowel voor- als tegenstanders van deze biezondere dagstempels.
Wereldkampioenschap Wegrenners 1969 F.D.C.
***************
Postbode zijn is (of was) geen lachertje...
Eerder in deze bijdrage, onder de hoofding "Bestelronden" hebben we, zo menen we, reeds duidelijk aangetoond dat de job van postbode tijdens de tweede helft van de 19e eeuw allerminst te benijden viel. Het waren noch min noch meer ’kilometervreters' die in het zweet huns aanschijns hun karig brood verdienden. Verbetering kwam er pas rond de eeuwwisseling toen de bestelronden gevoelig werden ingekort en de fiets als vervoermiddel opdook.
Men moet evenwel niet denken dat de eerste Knokse postboden die na 1894 in dienst kwamen een renteniersleventje konden lijden. Van 1894 tot 1904 telde Knokke tijdens de zomermaanden hoop en al 4 postboden. Tijdens de wintermaanden werd dit aantal herleid tot anderhalf! Er was één full-time brievenbesteller terwijl een tweede slechts halve dagen in dienst was. In 1914, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog was het aantal opgelopen tot 6 (allen in vaste dienst) terwijl tijdens het badseizoen, dat van half juni tot eind september liep, het getal werd aangedikt om de correspondentievloed te kunnen verwerken. Hier weze even aangehaald dat in die periode de zichtkaart biezonder in trek was en dat het overgroot deel van de toeristen (meestal Franstaligen) gretig naar de pen grepen om familie, vrienden en kennissen te informeren over de weersomstandigheden aan de kust of de gezondheidstoestand. Verzamelaars van postkaarten uit die tijd zullen zulks ten overvloede kunnen getuigen.
Buslichting
Hoeveel postbussen Knokke tussen 1894 en 1914 telde hebben we niet kunnen achterhalen. Hun aantal lag in ieder geval beduidend beneden het huidig cijfer. Wel is geweten dat er een postbus hing langsheen de Zeedijk en een ter hoogte van de toenmalige villa Albatros.
Tijdens de vooroorlogse periode hadden de brievenbestellers drie ronden om te bestellen. De vertrekuren waren 7.10u 14.20u en 16u. Driemaal per dag en dit 7 dagen van de week was er, zoals overal elders in het land, postbedeling. Na de oorlog kwam hierin verandering, want dan kregen de brievenbestellers af en toe al eens een vrije dag al zou het tot in 1957 duren vooraleer de zondagsbedeling werd afgeschaft.
Voor de postbode was er behoudens de bedeling ook nog het lichten van de bussen. In 1904 gebeurde dit op voorgeschreven tijdstippen nl. 5.19u. 9.50u. 16.07u en 20.46u dit voor de weekdagen. Op zon- en feestdagen werd er gelicht om 6.40u en 16.07u. In 1912 werd de lichting op zondagen afgeschaft. Tijdens de week waren de lichtingsuren als volgt: 9.15u, 12u, 14.20u, 16.50u en 18.50u. Tijden de zomermaanden volgde nog een late lichting om 20.15u.
Vergelijkt men de toestand van toen met deze van nu, zal men des te beter begrijpen waarom de correspondentie eertijds heel wat sneller ter bestemming geraakte dan heden het geval is. Het was immers een algemene regel dat een postkaart die bv. de maandagnamiddag werd gepost zonder enige twijfel de volgende dag (waar dan ook in België) werd besteld. Dit kwam mede door de frekwentie van het aantal bestelronden, aantal dat thans tot het strikt minimum is beperkt met alle gevolgen vandien.
De oorlogsjaren
In vredestijd is onze kust een ideaal ontspanningsoord waar honderdduizenden ontspanning en vertier komen zoeken. In tijden van oorlog - en de ouderen die het reeds tweemaal hebben 'moeten' meemaken weten er best over mee te praten - is de kust een verdedigingsgebied dat niet alleen onveilig maar bovendien - om het met een Duits woord te zeggen - gesperrt wordt.
Toen de Duitsers een eerste maal ons land bezetten brak onder de postmannen over het gehele land een zogeheten staking uit. M.a.w. allen weigerden voor de bezetter te werken. Het gevolg hiervan laat zich makkelijk raden. De postmannen verloren hun broodwinning en moesten dus elders een frankske zien te verdienen. Gelukkig viel de postaktiviteit niet helemaal stil vermits de Duitsers zelf, maar dan op hun manier, voor de bedeling zorgden. Alle korrespondentie werd gecensureerd wijl voor het versturen van post enkel de Duitse Germaniazegels mochten gebruikt.
Een paar weken vòòr het einde van W.O.I, toen de Duitsers in stilte afdropen, verscheen Casimir Lingier die in 1893 dienst had genomen bij de post en als tweede Knokse postbode bekend staat, terug op zijn post. Dra werd hij gevolgd door Fons Fournier en Henri Dujardin met het gevolg dat naar het eind toe van 1918 de postbedeling weer normaal funktioneerde.
Tijdens W.O.II verliep het scenario wel enigszins anders. Ditmaal weigerden de postmannen niet om te werken, maar als gevolg van het feit dat Knokke in het Sperrgebied lag, werkte de post maar op halve krachten, zodat enkele postboden willens nillens huiswaarts werden gestuurd.
Zoals voldoende is geweten bleef Knokke een stuk langer door de Duitsers bezet dan de rest van de provincie. Dit had tot gevolg dat de post pas eind november 1944 terug normaal werd. Dit in tegenstelling met bv. Brugge die vroeger werd bevrijd en waar de postbedeling zo meteen in zijn normale plooien kwam te liggen.
Postkantoren en personeel
Doorheen de geschiedenis van de Knokse post lag het centraal postkantoor steeds in de Lippenslaan. Van in de beginne dat het kantoor de rang van ontvangerij had verkregen waren er ook de diensten van telegraaf en telefoon gevestigd. Men was er evenwel zo eng behuisd dat in 1926 een ontwerp klaar kwam om in het centrum van de Lippenslaan een ruim postgebouw neer te zetten. Gronden werd aangekocht en in 1929 kon het nieuw gebouw met uitgang in de Pierslaan worden ingehuldigd.
De aanwezigheid in het gebouw van telegraaf- en telefoondiensten was voor de Duitse bezetters in 1941 een voldoende reden om het kompleks te bezetten en... uit te rusten met een bunker. Van hieruit konden ze telegrafisch en telefonisch in verbinding treden met de voornaamste stellingen van de Atlantikwal. Uit hun bunker zouden de Duitsers pas op 1 november 1944 door verzetslieden worden verdreven.
Tot in 1969 bleef Telegraaf en Telefoon in het centraal postgebouw. In dat jaar verhuisden de T.T.-diensten echter naar de hoek van de Lippenslaan en Mommenstraat.
Het vroegere bijkantoor van Het Zoute, opgericht in 1913 en ontvangerij gewonden in 1958, had het tijdens W.O. II zwaar te verduren. Vernield door bombardementen werd het na de bevrijding langsheen de Kustlaan heropgebouwd.
Een laatste woordje rest ons over het personeel. Eerder reeds dook de naam van Casimir Lingier op, de 2e postbode die Knokke heeft gekend na de oprichting van een onderontvangerij in 1894. De man met het nummer 1 op de kepi was echter Fons Fournier. Beiden hadden tot overste Mej. Defauw, postmeesteres van Knokke. In de loop der volgende jaren werd zij opgevolgd door A. Jeuné wijl naast Fournier en Lingier de rang werd aangevuld door Maurice Segers, Alfred Van Troyen, Henri Dujardin en Ingelbert Janssens. Dit waren meteen de 6 postboden die net vòòr het uitbreken van W.O. I te Knokke in dienst waren. Postmeester A. Jeuné bleef tot 1929 op post en kreeg later h. Lowyck als opvolger.
Met een gemeende eerbetuiging aan de voornoemden en deze wier namen hier niet op het voorplan kwamen voor hun dienstverlening aan de mensen van Knokke sluiten we deze bijdrage af, in de overtuiging dat lang nog niet alles is gezegd en geschreven over een brok pure Knokse geschiedenis die hopelijk boeiender is geweest dan men had kunnen of durven vermoeden.
Brugge, juni 1989
************************
Alfons Fournier
Alfons Fournier was "fakteur nr. I", reeds bij het begin van de eeuw met de korrespondentie op stap van Knokke-Dorp tot het Hazegras.
Alfons Fournier werd te Knokke geboren op 24 mei I883 “in de slag achter de kerk, waar enkele kleine huisjes stonden en waar men moest stuipen om door de deur te kunnen”. Zijn vader was strodekker Joseph Fournier, de broer van Swies Fournier, die in de Dweersstraat woonde. Alfons was amper 20 toen hij reeds brievenbesteller werd.. .
Op zijn ronde heeft hij zijn aanstaande leren kennen, Irma Lefever uit Moerkerke (1885). Ze vond hier werk in de “Villa des Dunes”, later ook in de "Villa Adolphe". Ze brachten het samen tot de gouden bruiloft. Alfons overleed in november 1967.
In de eerste jaren van de post moest Fons " 's winters te voet door de sneeuw om de korrespondentie te Westkapelle af te halen". En dan ook de brieven bestellen Knokke rond, driemaal per dag als in 1905 het kantoor ter Lippenslaan kwam.
Naar de eerste wereldoorlog toe waren er 's winters zes postboden: Fons Fournier, Maurice Segers, Alfred Van Troyen, Henri Dujardin, Ingelbert Janssens en Casimir Lingier.
Casimir Lingier behoorde ook tot de eerste brievenbestellers. Hij werd in december 1885 geboren als zoon van zwijneslachter Florimond Lingier, ter Smedestraat naast brouwerij Cosyn. Zijn moeder was Mathilde Amys, die 95 werd. Casen Lingier overleed op 24 juli 1971. – We zien hier fakteur Casen op zijn ronde in de Kustlaan in 1910.