De vluchtheuvel Ten Doele te Oostkerke gerangschikt
In 1978 werd de Nieuwe Hazegraspolder te Knokke door de toenmalige Minister van Cultuur, Mevrouw Rika De Backer, als landschap gerangschikt. Deze in 1784 gewonnen polder maakt deel uit van de zeer gevarieerde en boeiende omgeving van het Zwin, waarvan reeds verschillende onderdelen volkomen terecht gerangschikt werden: het Zwinreservaat zelf, de even belangrijke Zwinbosjes met inbegrip van de Kleyne Vlakte en de Groenpleinduinen. In de rangschikking van de Nieuwe Hazegraspolder zaten ook enkele boerderijen langs de Hazegrasstraat, de dijk van de Pauwelsvaart, die Nieuwe en Oude Hazegraspolders van elkaar scheidt, begrepen.
De interesse in de geschiedenis van de Zwinstreek van de uitbater van één van deze boerderijen, de heer Gerard Adriaenssens, is reeds lang bekend. Naar aanleiding van en als dankbetuiging voor de rangschikking van de Nieuwe Hazegras, waarin hij verschillende percelen bewerkt, bood hij zelf als eigenaar een ander “monument” van de Zwinstreek, de vluchtheuvel Ten Doele en de omliggende weiden tussen Oostkerke en Westkapelle, aan het Bestuur voor Monumenten en Landschappen (AROL) voor rangschikking als landschap aan. Een zeldzaam initiatief, dat navolging verdient.
Deze vluchtheuvel is een merkwaardige getuige van de vroege ontstaansgeschiedenis van de schorren en gaat de eigenlijke inpoldering ongetwijfeld vooraf. In Groede is nog zo'n voorbeeld bewaard. Het best kan Ten Doele nog met de tot 30 jaar geleden gebruikte schaapsterp in het Verdronken Land van Saeftinghe vergeleken worden. Het gaat dus waarschijnlijk niet om een "castrale motte" zoals wel eens beweerd wordt, een heuvel, waarop een versterkte toren gebouwd werd, maar om een gewone vluchtheuvel voor een schaapskudde in de schorren van het Middelland. Voor de motte-theorie bestaan er geen bewijzen, voor het tweede alvast sterke aanwijzingen. Grondboringen door Dr. Cecile Baeteman, momenteel verbonden aan de Belgische Geologische Dienst (1984) hebben drie verschillende lagen mest aangetoond. Dit betekent dat Ten Doele zeker driemaal opnieuw opgeworpen werd. De onderste kleilagen hebben een afslibbaarheid van ongeveer 25%; de bovenlaag en de omliggende weiden één van 40 tot 50%. Dit alles wijst erop dat de eerste kunstmatige ophoging van Ten Doele wel tot heel ver, tot in de vroege Middeleeuwen (vijfde tot achtste eeuw) kan teruggaan. Er zijn nog geen argumenten voor bewoning op, maar wel voor naast de vluchtheuvel zelf.
Deze kunstmatig opgeworpen heuvel of terp van ongeveer 4 meter hoogte en een doormeter van 60 meter heeft dus een andere betekenis dan de "motten", zoals er ook wel in onze streek teruggevonden konden worden. Ze is niettemin een belangrijke getuigenis en een zoveelste "klein" monument van de Zwinstreek en daarom een rangschikking meer dan waard. Verschillende van deze landschapsbepalende elementen zijn, ook zeer recent nog, zonder enige strafmaatregel of interventie vanwege de overheid, vernietigd: het Isabellafort aan de Vrede (1981 en 1984), een deel van de Graafjansdijk voorbij de Vrede (1986) en wat langer geleden het Sint-Donaasfort tussen Hoeke en Sluis.
Dirk Vogelaers
Bruggestraat 22
8330 Oedelem