Dagklapper uit Knokke
Pros, de zoon van Jan

2018 06 22 142415Andre D’hont

Een van de allerstrafste kaarters van Knokke, is onvoorwaardelijk Prosper Rombout. Sedert jaren staat hij vooraan op de keizerkaarting. Als zoon van Jan Sas en een echte Rombout uit de duinen, is hij verder in het volkse leven mee. De "lac" was zijn domein, zoals hij ook in het casino aan de slag was. Waar oudere broer Jules huisbewaarder bleef, bijna tot zijn laatste dag.

Voor Pros zitten er heel wat herinneringen op.

Ze waren met twaalf, allemaal de kinderen van Jan Rombout en moeder Mathilda, zeven jongens en drie meisjes. De oudsten werden bij het Zwin in ’t Zwart Huis geboren, waar Jan hulpjachtwachter was bij Felix, zijn vader. De jongsten kwamen ter wereld in de schaduw van de watertoren van Duinbergen, de zevende zoon de koning als peter. Jan Sas, zoals men hem enkel kende in de buurt, was jachtwachter geworden in het brede duinengebied van het latere Albertstrand. Een herberg werd ook opengehouden, voor jagers en passanten, met het opschrift "Hier drinkt men vandaag voor geld, morgen voor niet". In het teken van het optimisme werd Pros er geboren, zijn beurt op 20 mei 1911.

Hij was een kleine knaap toen de eerste wereldoorlog uitbrak:

De Duitsers reden langs ons huis voorbij met hun treintje, met kies en keien, om de bunkers te bouwen, de batterij, ook de munitiedepots. Waarvoor het al gediend heeft? Ik was zeven jaar als we het groot bombardement van Zeebrugge beleefden en alias in vuur en vlam scheen te staan. We trokken allemaal in 't bos hier dichtbij, hele menagies, en Albert de kleinste zat in een neusdoek op moeders schoot. 't Was dan nog niets vergeleken met 1918, toen de twee munitiedepots in de lucht geblazen werden, een verschrikkelijke slag en een wolk van stof. Er bleven twee koeieputten van over. Nu vindt men er nog betonblokken.

Alles is grondig veranderd beneden de watertoren, maar daar staat steeds het kapelletje, ‘t zelfde van weleer wat verplaatst. Nu loopt er een straat langs, met villa’s, huizen aan de overkant. De tram volgt nog de weg maar het is niet meer de gevaarlijke stoomtram die dikwijls oorzaak was van brand in 't bosje en duinenstruiken.

Joseph Nellens is gekomen in 1919 als hij het mooie duinengebied kocht. Met vader Jan en de Rombouts hebben de Nellens het dan altijd best kunnen aarden. Ik ben in 1928 op het Zegemeer gekomen met roeibootjes, waar oudere broer Jules concierge was in de Pavillon du Lac. Het was een nieuwe tijd die inzette,- maar ook 't begin van ’t einde van de golvende duinenstreek tussen Knokke en Heist. Het meer was uitgegraven in de Lispanne. Waar het zand uitgestort werd (bij de huidige Kapellaan) kwam een schietstand op levende duiven. Uit een val vlogen ze niet altijd gewillig op. Veel klachten waren er vooral met duiven die dood neervielen midden het terras van de Pavillon. De stand werd uiteindelijk verwezen.

Het seizoen op de Lac was voor Pros steeds de uitverkoren tijd.

Ik was er in 1939 als de mobilisatie alles kwam onderbreken. Op 3 September moest ik weer in soldatenpak, achter 't kanaal. Met wat trekken en steken kon ik bij de kustbatterij van Zeebrugge komen, zoals ook André Desmidt van Knokke, en we bleven dicht bij huis. We waren hier dan bij het begin van de muur met het afweergeschut, als het in mei 1940 dan echt oorlog geworden is.

De vuurdoop kregen we op de laatste dag. Zo tussen 5 en 6 in de ochtend van 28 mei hoorden we een vliegtuig. Een tanker vloog in brand. Er zijn twee doden geweest. Wij schoten op de vlieger. Maar de officieren, die in het Palace Hotel huisden, kwamen buiten: Niet schieten zonder bevel,- als er nog één schiet, wordt hij tegen de muur gezet.

Dat was de oorlog, zonder schieten. Het schip is uitgebrand. En de vijfde kolonne was niet denkbeeldig, in eigen rangen, met op eigen volk te schieten.

Een Duitse tank is met een witte vlag uit de richting Blankenberge gekomen en die Fritzen deelden dan nog chokola uit ook!

De oorlog was nog niet gedaan. We werden krijgsgevangen gemaakt en moesten naar Oostburg, vele Knokkenaars mee. We hebben er op een voetbalplein gelegen, zonder shotten. Maar twee weken later, in juni reeds, mochten we naar huis.

Zo kwam Pros terug bij vader Jan beneden de watertoren en in het pompstation kreeg hij een postje. Om dan liefst vergeten te worden door de bezetter. Maar die had ook volk nodig voor de ”Tarnmatten”. Er was anders wel heel wat te doen, onderhands in het casino, waar John Verhulst de situatie in het oog hield, terwijl Gustave Nellens af en toe eens uit Luik terugkwam.

2018 06 22 1424532018 06 22 142507Tijdens de winter van 1962-63 kreeg Pros Rombout de zorg over twee everzwijnen, die Roger Nellens hier invoerde. Maar de beide kerels namen de wijk en het werd een zware jacht om één neer te schieten en de andere te vangen. Onder: de fiere jagersploeg met de buit.

Onder toezicht van Verhulst werd alles weggestopt in de Résidence Albert. In de Pavillon du Lac werd de wijnkelder volledig ingemetseld. De Duitsers huisden in het gebouw, maar ze hebben nooit wijn gevonden. Wel veel gestolen, maar met Jules werden ze toch nauw in de gaten gehouden.

In de Pavillon werd het tegen 't einde een goede bergplaats voor wapens en munitie voor het verzet.

Thuis was het weer zoals vader het best gekend had in zijn tijd: stroper spelen. De duinen staken nog vol keuns. Er werden slagen geplaatst en, in plaats van ‘s nachts te waken in het pompstation, ging ik konijnen vangen. De Duitsers mochten het niet weten. Met een lekkere brok werd de oorlog wat verzacht doorheen de povere rantsoenering.

De bevrijding kwam niet zonder heel wat belevenissen.

Ik sliep in het casino op 1 september 1944, bij Jules, als we hoorden roepen: We zijn bevrijd!! De bruggen over 't kanaal werden opgeblazen en Jules' vrouw, die te Brugge was, kon niet meer terug. We zaten goed en wel ingesloten, want de Duitsers bleven hier.

De stroom in 't casino werd afgetrokken. Ik kwam terug bij vader. Er verliepen nog twee bange maanden. De Heistenaars moesten naar Knokke evakuëren. Daarbij werd Leopold Savels aan 't bosje van de lac van Heist doodgeschoten. Wij mochten blijven waar we waren, voor ‘t water ook. Enkele dagen voor de bevrijding werd het casino zwaar getroffen door artillerievuur, niet minder dan achtenveertig ingeslagen granaten. Maar de oorlog scheen dan op 1 november toch voorbij. Voor onze deur daagden Engelsen op met een mitraljeur, om op de laatste weerstand van de Duitsers in de Duinresidentie te schieten. 't Was het einde.

Er was werk in 't casino, Waar het door de gaten binnenregende, in de speelzaal. De openingen moesten dicht en we gingen op zoek naar teerpapier bij Roorick, trokken verder naar de bunkers voor ciment en planken. Zo werd alles gelapt.

Een nieuwe tijd brak aan en Pros was er weer bij om mee het seizoen te laten floreren. En hij wist ons te vertellen over vele vedetten, van Josephine Baker en Edith Piaf tot Gilbert Bécaud, ”niet altijd gemakkelijke mensen”. Na de roeispanen van voor de oorlog, kregen de bootjes op het meer nu een motor. En Pros zorgde er weer voor de orde. "Ze hadden me in 't casino willen houden, maar vader Nellens liet me dan toch bij mijn uitverkozen werk”.

Er was heel wat te doen. Ook jagen, de zoons Nellens van de partij in het nog goed door konijnen bewoonde duingedeelte. Roger Nellens opende bij de watertoren een kiekenkwekerij. Over zijn everzwijnen spreekt men nog. Veel meer in de naoorlogse tijd. Tot Pros in 1976 op pensioen ging. Steeds vol initiatief en optimisme naast ‘t kapelletje.

2018 06 22 142527De laatste spreeuwenvangers kwamen in 1971 nog in het veld tussen de Knokkestraat en de duinen, links Pros op de uitkijk, rechts Albert Rombout die de netten opstelt.

Dagklapper uit Knokke - Pros, de zoon van Jan

André D'hont

Cnocke is Hier
1985
22
044-047
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:33:01