Dagklapper uit Knokke
Meester Deroo
Hij overleed einde maart 1984, in de maand die hem lief was, als de winter naar de lente gaapt. In herinnering aan meester Deroo de Dagklapper die we met hem schreven in januari 1971. A.D.
In 1922 verdiende een schoolmeester 600 fr. per maand. Hij had maar weinig verlof, met Pasen of met Nieuwjaar, en de grote vakantie zette pas voor één maand in einde juli. Het is dan langzamerhand verbeterd. Als men een schoolmeester niet kon opslaan, gaf men hem wat meer vakantie. Zo komt het dat een onderwijzer nu veel verlof heeft maar nog altijd niet veel verdient, althans de beginnelingen. Meester Deroo heeft altijd zijn plan moeten trekken. Hij bouwde zijn huisje zelf.
Meester Laurens Deroo is al sedert 1956 met pensioen en hij weet er van te profiteren in zijn “Roodkapje” aan het Gemeenteplein. Zijn huis hangt vol schilderijen, zoals hij ze zelf borstelde, “maar mijn zoons namen de schoonste mee”.
Er zijn nu misschien geen “echte schoolmeesters” meer zoals weleer. Enkel in de kleine polderdorpen bestaan ze nog. In de moderne stad met konkurrerende scholen is de onderwijzer-opvoeder de erfgenaam geworden van de schoolmeester van weleer. En de leerlingen moet men nog altijd leren lezen, schrijven en rekenen. Te Knokke was Louis Van Steene in 1882 hoofdonderwijzer geworden, in opvolging van Pieter Ackerman, die in dienst kwam in 1854. Leopold Van Steene kwam er in 1883 bij en volgde zijn broeder op in 1911, terwijl Gaston Van Steene in 1910 aangesteld was. Midden deze generatie van de Van Steenes was Frans Decuyper in 1901 nog beroemd geworden, maar reeds in 1912 met pensioen, opgevolgd door René Huyghebaert, overleden in 1915, opgevolgd door Benoit De Langhe. Tijdens de eerste oorlog werd nog een klas ingericht in de eetzaal van het “Hote Communal”, daarna in de zaal van het “Hotel de l' Univers” tegenover de “Couronne” en mej. Helena Vandermarcke hield die open. Na de oorlog kocht de gemeente het “Hotel de l Couronne” aan en aldaar werd de gemeenteschool voor jongens ingericht, terwijl de meisjesschool bij bakker Lievens tegenover de kerk bleef. Lucien en Edward Vervarcke werden in 1919 benoemd, Rufin Dhoedt in 1920, Gaston Van Steene werd hoofdonderwijzer in 1919, August Van Poucke en Leon Van Walleghem kwamen in 1920 en Laurens Deroo werd te Knokke onderwijzer genoemd in 1922.
Laurens Deroo is de laatste van deze schoolmeesters van voor en na de eerste wereldoorlog. Hij kwam van Dudzele, waar hij in 1892 geboren werd.
- Mijn grootvader was schoenmaker Jacobus Deroo die ter Dorpstraat te Dudzele woonde en getrouwd was met Colette Latruwe. Mijn vader Charles Deroo, op zijn 44 jaar overleden, woonde aan de Brugse kalsei en was metselaar-aannemer, in de troep karabinier. Hij was getrouwd met Eugenie Schotte, ginder een meer bekende naam. Ik ging op school bij meester Charles en Leopold Bogaert. We zaten op lange banken, een hele reeks samen. Er waren eerst 2 klassen, maar dan kwamen er nog 2 bij met meester Mahieu en meester Raes. Ik bleef te Dudzele met mijn diploma van landmeter, maar meer dan boerenvendities waren daarmee niet te doen, vruchten meten, vlasschaards aflopen: niet veel te doen of te verdienen. In mijn tijd waren er veel onderwijzers te kort en de dochter Scherpereel, die regentes was, bracht mij op de weg om voor de centrale jury mijn eksamen af te leggen. Ik kende genoeg, wiskunde en zo meer, deed het en slaagde. Zo kwam ik na de 1e wereldoorlog dan eerst te Lissewege, waar de school niet meer overeind stond ingevolge de vijandelijkheden. Het was in een wagenkot dat ik voor het eerst les mocht geven, bij Prosper Vanoudenaerde, het 1e en 2e studiejaar samen, een hele zaal vol planken op schragen. Eerst diende de kar buitengesleurd te worden. En aan 't einde van de dag was in dit kot iedereen pokezwart.
-- Dat moet de leertijd geweest zijn'.
-- In mei van 1922 werd ik te Knokke benoemd, in de Dorpstraat aan de garre, naast Cosyns in de gemeenteschool. Ik was de 8e schoolmeester. Gaston Van Steene was direkteur zonder klas, Delanghe deed het 7e, Lucien Vervarcke 't 6e, Ward het 5e, meester Dhoedt het 4e, Van Walleghem 't 3e, meester Van Poucke 't 1e en ik kwam in de 2e klas. Dit was in de “Couronne” met aansluitend de lokalen van de oude school. Voor het lezen werd “Binnen en Buiten” van Van Hoof gebruikt, de metode van aap-vuur-peen, die nog altijd de beste is.
BOVEN: meester Deroo bij een van zijn schilderijen.
ONDER: toen meester Deroo in 1922 te Knokke benoemd werd als onderwijzer. Men herkent v.l.n.r., bovenste rij: meesters Van Poucke, Delanghe, Van Steene, Dhoedt en Deroo; onderste rij: Ward Vervarcke, Van Walleghem en Lucien Vervarcke.
Voor het rekenen waren de kwadraatbeelden van Schneider ideaal. Het aantal leerlingen varieerde van jaar tot jaar, tussen de 50 en de 30. De inspekteur kwam dikwijls kijken, vooral omdat het aantal leerlingen bleef toenemen en klassen ontdubbeld werden. Vele onderwijzers kwamen bij: Plasschaert, Nenquin, Van Outryve, De Bruycker, Cornelis, Borghys, Van Besien, enz. Mijn klas was tijdens de speeltijd steeds de pleisterplaats van allen die geen bewaking te doen hadden. De pastoor kwam nog regelmatig de katechismusles van de week uitleggen en onderpastoor Depauw zat altijd graag op een stoel zijn pijp te roken om te luisteren naar de “vertellementen” van de meesters.
-- Het was ook de tijd van de studie van het milieu.
-- Als de lente in het gezicht kwam, schreef ik op mijn bord: “Maart moet 12 zomerse dagen geven, al komen ze in april”. De jongens moesten dan oordelen of dit wel klopte. Kinderen doen wel vanzelf aan milieustudie of wat men dan aan vreemds op hun lei kan lezen, ook al kunnen ze hun naam nog niet schrijven. Ik moest dikwijls van Ko gebaren. Met al mijn kunde had ik eens de doorsnede van een oogbol op het bord getekend. In mijn klas zat een schippersjongen voor korte tijd en ik vroeg hem: “Mieltje, wat is dat?”. De deugniet antwoordde: “Meester, dat is het gat van een hen”!
-- Waar bent u te Knokke eerst komen wonen?
-- Waar ik nu nog steeds woon, in “Roodkapje”. Ik tekende het plan zelf, bouwde samen met een metselaar. Daar rechtover heb ik ook “Duimpje” zelf gebouwd. Dat was aan de Gravee naar 't Kalf, zoals men toen de Polderweg heette, die in grint lag en nu de Polderstraat is, maar tegenover mijn hofje het Gemeenteplein. Hier was toen nog de loskaai van de stoomtram, die kolen en water vulde, die ons iedere dag vuile rook bezorgde. Als buren hadden we de juffrouwen Malou, twee oude jonge dochters. Verder in de rij kwam Brackx met zijn velo's, was bakker van de Velde die gaarne sprak over zijn duizend kilo's meel voor het brood, was Leon Verheye, ook Dries Landschoot. Aan de overkant naast het café “ De Loskaai” hield Miel Swies op het hoekje der Albertlaan zijn beenhouwerij open, met altijd een bordje: “Esp te koop”. Aan de overkant, waar nu de winkel van Van Meenen is, stond een klein huisje, waar Achille D'hont woonde en waar nadien een oud ventje kwam die een geit hield. Het huisje werd nadien gesloopt. Op de tweesprong naar de Judestraat woonde mevr. Declercq van de ijzerhandel: ze sprak liever Frans omdat ze midden al de Knokkenaars haar Brugs niet durfde babbelen. Het cottagegebouw was in het begin van de oorlog te koop tegen 175.000 fr., niet te veel, maar ik heb het niet durven kopen. Het werd tijdens de 2e oorlog afgebroken. De groentenmarkt was ondertussen op het Gemeenteplein gekomen, waar we onder de oorlog een schuilkelder kregen.
-- U waart aanvankelijk toch ook de man met de baard?
-- De leerlingen heetten mij noch min noch meer Meester Baard. Ik was er reeds mee naar mijn eksamen getrokken, naar Lissewege en dan naar Knokke. Mijn vader had een spitsbaard en aan de kant der Schottes waren het te Dudzele allemaal mannen met baarden. Tot ik dan maar op zeker moment besloot mijn baard af te doen, om naar de konferentie te gaan. De hoofdinspekteur herkende mij niet meer en hij vroeg aan Gaston, de direkteur, wie ik was. Als ik dan verder de pijp rookte, ben ik Meester Pupe geworden. Achter alles rookt elk de zijne, zoals in de politiek, zoals de benoemingen varieerden van burgemeester De Klerck tot burgemeester Desmidt. Ik heb voortgedaan tot in 1956, ben dan met pensioen gegaan. Twee van mijn zoons zijn nu schoolmeester: een te Knokke en een te Ieper.
-- Wat doet de schoolmeester als hij met pensioen is?
-- Hij leeft met zijn souvenirs en blijft spaarzaam. Men kan er lang en gelukkig mee leven. Een souvenir? Wel, tijdens de oorlog gaf ik eens een lange straf te schrijven aan de zoon van de tandarts. Zijn vader stuurde mij een papiertje terug van enkele vierkante centimeter groot met daarop geschreven: “Wij moeten papier uitsparen”. In andere woorden: het zoontje moest zijn straf niet schrijven omdat het teveel papier vergde. Nu ik met rust ben en naar mijn 80e jaar toega, zit ik best achter de kachel als het viest. Maar ik blijf van mijn hobby houden: zichtjes en rariteiten schilderen. Ik heb het nooit geleerd. Ook mijn broer Constant, die een winkel had ter Lippenslaan, schilderde. Hij is reeds overleden zoals Victor die aan de tram was; maar ik heb nog mijn broer Joseph in Oostende.
-- U rookt nog altijd de pijp?
-- De dokter raadt het mij af. Maar ik vraag hem of ik met de pijp een uur of een dag minder zal leven. Neen, zegt hij, maar je zou minder hoesten.
-- Wat is er met de onderwijzers uit uw eerste tijd gebeurd?
-- Ik geloof dat ik de laatste overlevende ben. Meester Van Poucke die in de Judestraat woonde, is in het begin van de oorlog overleden en de onderwijzers hebben hem in stilte begraven. Meester Delanghe betrok de “Viking” ter Fincentlaan en Van Walleghem woonde er rechtover. Gaston betrok het huis van de schoolbestuurder op 't einde van de garre, maar had later een villa aan de Kattewegel. Meester Dhoedt werd hotelier van het “Hotel Ritz”, dat hij niet zo mocht heten omwille van de internationaal gedeporteerde naam, en hij veranderde ze in “Rici”. Hij ging failliet. Beter schoolmeester blijven. Ward en Lucien Vervarcke woonden eerst bij hun ouders in de Albertlaan.