Watersnood te Knocke aan Zee
Danny Lannoy
Hoe zou het geweest zijn in onze badplaats toen er nog geen riolen waren, geen leidingen en geen kraantje waaruit er water stroomde?
Knokke, een gemeente met zo een 2.000 inwoners rond de eeuwwisseling was in volle bloei. Verwee en Parmentier hadden het rustige dorpje ontdekt midden de duinen met zijn uitgestrekte polders en hoeven, en niet te vergeten zijn schilderachtige molens.
Rond 1894 was het gemeentebestuur van plan de zeeweg of Lippenslaan onder handen te pakken. Men had enkele onteigeningen te verrichten in het gedeelte van het dorp tot aan het borstbeeld van Alfred Verwee. (1).
Het zou een brede boulevard worden met voetpaden, een weg voor "cavaliers", een nieuwe kalsijde naast de bestaande twee rijen bomen en een breedte voor de tram.
Rond 1900 kwam het motorverkeer stilaan in de steden en verdrong paard en kar. In 1896 stond er bij de kredieten van de gemeente "bouwen van waterputten 2.000 fr.". Er werd pas gewag gemaakt over de waterproblemen in een gemeenteraad van juli 1904. Schepen Lamoral vond dat er dringend een studie moest gemaakt worden voor een waterleidingsnet. Men nam kontakt op met de buurgemeente Heist voor een eventuele aankoppeling; anderen waren van oordeel een eigen "waterkasteel" te bouwen. Een delegatie van de raad ging er zelfs voor op studiereis naar Trouville in Frankrijk, om de installaties aldaar te bekijken. Veel kwam er voorlopig niet van in huis. In de beginjaren van onze eeuw verscheen er te Knokke een humoristisch weekblad onder de naam van "Le Knockenaer", waarvan de redaktieleden allen vreemdelingen waren die hun vakantieperiode in de badplaats doorbrachten.
In een nummer van september 1908 laten we enkele misnoegde vreemdelingen aan het woord over de plaatselijke toestand der beslijkte straten, de hygiëne en andere ongemakken.
"Knoks gekeuvel"
"Aangaande ons artikel van de riolering, het drinkwater, de elektrische verlichting, de netheid, kortom de algemene hygiëne, onmisbaar voor de toekomst en de ontwikkeling van Knocke-aan-zee, heeft ons doen gelden en de "Kalvenaar", de hoogstaande Vlaamse confrater die de landbouw en plattelandsbelangen verdedigt van de gemeente en zijn omstreken.
Waarom riolen aanleggen? roept de doorluchtige Evarist, de redaktiechef. Ontbreken ons misschien mensen, paarden, karren en tonnen om de putten van welstand te ledigen, en is deze waar niet van het grootste nut voor onze velden (septische putten). Zij vragen om drinkwater, buldert Filemon, de eerste sekretaris van de redaktie, maar verdorie, als het regent, dan ontstaan er enkele vijvers langs de Lippenslaan, en klagen de vreemdelingen en schijnen de schuld aan de gemeentenotabelen te geven!
Netheid!, roept zijn vrouw Pharilde, maar waarom ? Van zodra gekuist, is het opnieuw vuil. Dit allemaal, zegt ze, is allemaal zwanzerij van de Knokkenaar, die veel beter zou doen van Frans te leren en zich bezig te houden met zijn eigen zaken dan te spreken over Spaanse koeien, en zijn neus te steken in de vertrouwelijkheden van de gemeente; men moet de administratie niet bekritiseren, noch het feestcomité, noch de brandweer en openbare diensten."
"We kunnen antwoorden op dezelfde toon aan de Kalvenaar en pennestrijder op het terrein van de komplete zuiverheid, maar wij verkiezen de vrede, en willen geen ruzie maken met onze landelijke vrienden en geven hieronder heel eenvoudig een passage, van een brief die ons werd geschreven door een beroemde Weense dokter E.L.D. Sprieher:
" Wenen, 18 augustus 1908"
Mijnheer de Redaktiechef van "Le Knockenaar",
Ik laat de lokale humoristische noot opzij liggen, maar hetgeen ik niet kan op prijs stellen in mijn hoedanigheid van vreemdeling, is uw kritiek op de openbare diensten van Knocke, waar ik ieder jaar met veel genoegen enkele weken met mijn familie de vakantie doorbreng, kan ik niet nalaten U te zeggen dat ieder algemeen mens van Uw gemeente die in de tegenwoordige tijd zou verzuimen van mee te doen aan een campagne voor het bekomen van de riolen, drinkbaar water, een degelijk brandweerkorps en goede gezondheidsdienst.
Het zou inderdaad voldoende zijn, hetzij een epidemie ofwel een of ander paniek de aanleiding zou geven dat de badstad een volledige ondergang zou tegemoet gaan. Ik weet overigens dat er in uw raad van bevoegde mensen tot reden van hun schranderheid en hun wetenschap, ze toch van mening zijn dat dergelijke installaties onmisbaar zijn voor de vooruitgang van Knocke aan zee.
We zullen eindigen voor vandaag op dit hoofdstuk, want over riolen en kleuren moet men niet teveel redetwisten, heeft eens een wijze gezegd, en wij wensen hem niet te dwarsbomen".
tot zover "Le Knockenaer".
In hetzelfde jaar 1908 kwam er enige opschudding in een raadszitting! Men vermoedde dat er steekpenningen waren gegeven voor de studiekosten der riolering. Burgemeester Theophiel D'Hoore (2) hield zich met de financiën bezig, en nam deze zinspelingen niet; hij protesteerde krachtdadig en schorste de zitting.
Een studiegroep met schepen Lamoral, raadslid Demey en sekretaris Dubois werd opgericht bijgestaan door gasthofhouder Landschoot en een zekere Vandecasteele, conducteur van Bruggen en Wegen. De plannen voor een watergemaal werden goedgekeurd; de kostprijs werd geschat op 45.000 fr.
Het zou echter nog duren tot in 1913 waar de "Compagnie Le Zoute" zelf zou overgaan een zuiveringsstation en drinkwaterleiding aan te leggen.
In 1910 had ingenieur Putseys de plannen aangevangen. Het ondergronds "waterkasteel" zou ten zuiden van het huidige golfterrein gebouwd worden. Het eigenlijke eerste station kwam in de nabijheid van de Zoutelaan (huidige Marcellaan) naar een voorbeeld van een te Rijsel bestaande installatie. Het gezuiverde water had zijn afloop langs de Zoutevaart (huidige Zoutelaan) naar de Paullusvaart.
De werken werden toevertrouwd aan Watté en Demuyter voor de som van 524.387,81 fr. De overnamen door de gemeente geschiedden in 1922. De rioolleidingen kwamen toe in het pompstation om 't water vervolgens onder druk naar een zuiveringsstation door te stuwen.
In een publiciteitsblad van 1910 kon men lezen:
"Hygiëne: De waterverdeling en het rioolnet funktioneren in 't Zoute zodanig dat het zich op de eerste plaats bevindt van één der modernste stranden".
Iedere dag zag men vele werknemers naar Knokke toekomen met de stoomtram; anderen verbleven hier de ganse week en gingen enkel met het weekeind naar huis.
Veel mankracht was er nodig om de leidingen te leggen, om putten te boren, aankoppelingen te verrichten, kortom de vooruitgang van de badstad was niet meer tegen te houden.
Hoe is de toestand nu, zo een 70 jaar later ?
Voetnoten
- Alfred Verwee, dierenschilder, ontdekker van Knokke; hij kreeg een borstbeeld in 1896, het latere marktplein werd naar hem genoemd.
- Theophiel D'Hoore: ambtsperiode 1896 tot 1912.
Bibliografie
- "Le Knockenaer" 1908.
- Van Polderdorp tot Badplaats 76 D. Lannoy.
- Gemeentelijke archieven vroegere gemeente Knokke.