Oorlogsbelevenissen - Het dagboek van Camiel Beernaert
De jongste tijd werden we bijna dagelijks herinnerd aan de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog, heel in het bijzonder naar aanleiding van de 50ste verjaardag van D-Day.
Een gelegenheid voor ons om ook eens te peilen naar de oorlogsherinneringen van de mensen bij ons.
Zo waren wij te gast bij de heer Camiel Beernaert, motorist aan boord van de H.81 Madeleine Camiel, schip van vader Beernaert Anselmus en moeder Maria Vandierendonck.
De boot, uitgerust met een motor van 180 pk werd gebouwd in Oostende op de werf van Jan Borrey, en kwam voor het eerst in de vaart tussen Kerstdag en Nieuwjaar 1938.
In 1940 werd de visserij uitgeoefend in het Kanaal en elke reis duurde tussen de 4 tot 6 weken...
Op 12 april zijn we terug vertrokken voor een lange reis naar het Kanaal met aan boord schipper Legein Rafael, motorist Beernaert Camiel en de matrozen Gheselle Desiré, Thiel Louis en Sallion Jozef, niets vermoedend dat de reis meer dan 5 jaar zou duren...
Op 14 april werd gevist aan Star Point en later aan Lizard en de Wulf Rock, met een verkoop in Brixham en 2 maal in Penzance.
Op 7 mei werd terug uitgevaren voor een laatste tocht van 8 à 10 dagen om dan terug huiswaarts te keren. Maar op 10 mei in dd vroege morgen vernam de schipper van een ander schip dat België door de Duitsers was binnengevallen en dat er dus oorlog was uitgebroken. De Belgische vissers werden aangeraden naar Engelse havens te varen. In de loop van de voormiddag besloot de schipper de visserij te stoppen en naar de thuishaven Zeebrugge te varen.
10 mei 1940: rond 10 uur werd koers gezet in oostelijke richting, huiswaarts
11 mei 1940: rond 4 uur in de namiddag vaarden wij op een tiental mijl ten zuiden van Beachy Head en werden er door de kustwacht verzocht onze koers te wijzigen en naar Dieppe te varen, wat we met tegenzin deden. We vaarden Dieppe binnen ‘s avonds rond 9 uur. We moesten door een brug varen en konden dan aanmeren, temidden andere Belgische vissersboten. Daar moesten wij op verdere orders wachten. In totaal liepen een 30 tal schepen binnen zowel van Oostende als Zeebrugge.
12 mei 1940: De gevangen vis werd verkocht in de vismijn, maar bij navraag bij de Overheid luidde het antwoord steeds: wachten. We voelden het aan als dat we gevangen lagen, want met de gesloten brug konden wij niet weg.
Op 17 mei werden reeds de eerste bommen op Dieppe geworpen.
18 mei 1940: Nu kwamen er ook Belgische schepen binnen met vluchtelingen aan boord, waardoor we iets konden vernemen over de toestand in België. In de late avond werden opnieuw bombardementen uitgevoerd door de Duitsers en onze toestand zag er niet zo rooskleurig uit, want de Franse Overheid wilde de brug niet openen.
19 mei 1940: Er liepen nog meer schepen binnen met vluchtelingen aan boord en onze drang om uit de bassin te geraken werd steeds groter. Een aantai Oostendse schepen beraamden een plan. ‘s Avonds terug bombardementen en algemene paniek.
20 mei 1940: Er kwamen steeds meer vluchtelingen en van de Franse diensten was er geen spoor meer. Bij zoverre dat de Oostendse schepen probeerden de brug te forceren om er uit weg te geraken, want de bruggedraaiers bleken ook reeds op de vlucht. Tegen de middag waren we allen in volle zee en vaarden richting zuid met bestemming Fécamp.
21 mei 1940: Toen we in Fécamp lagen, vaarde de H.53, een garnaalschuitje van mijn vader binnen, met aan boord mijn drie zusters, broer, vrouw en kind. Mijn moeder, die schrik had van de zee, en mijn gehuwde zuster wiens man was opgeroepen, waren in België gebleven. Tijdens de vaart had mijn vader een achttal Duitse vliegers waargenomen.
22 mei 1940: Vele Belgische vissers verlaten Fécamp, een aantal om naar Engeland te varen, anderen om verder in Frankrijk te varen. Samen met de H.81 en de H.53 en ook nog een paar boten uit Oostende en Nieuwpoort, werd koers gezet naar Quistrecham, waar je mits te versassen binnen kon varen. We meerden aan langs een brede vaart.
26 mei 1940: In de voormiddag vloog er grote Duitse vlieger van Quistercham naar Caen. Hij vloog zo laag dat je met het blote oog de hakenkruisen kon zien. De schrik zat er bij ons in dat ze de sassen zouden bombarderen met een niet te overziene ramp voor gevolg...
28 mei 1940: Soldaten met bajonet op het geweer trokken de wacht op en marcheerden heen en weer voor onze schepen. Niemand mocht nog van het schip af. Dit verbaasde ons maar later vernamen we de capitulatie getekend door de Koning.
29 mei 1940: Tegen de middag trokken de soldaten zich terug en mochten we terug gaan winkelen (melk en brood). In de namiddag kwam een Franse officier op bezoek met een tolk en er werd nagegaan wat onze voorraden waren.
30 mei 1940: De H.81 werd opgeëist voor een bijzondere opdracht. De familie moest van boord en werd ondergebracht in een houten huisje. Alles moest binnen de 24 uren van boord, doch bij ons was het vertrouwen zoek en er werd niets gedaan...
31 mei 1940: Een camion gevuld met reddingsgordels stopte voor het schip. De chef en drie marines brachten een deel ervan aan boord en toen vroegen we hen om ons gerief te vervoeren naar de plaats waar we zouden verblijven, want het was wel een half uur gaan.
1 juni 1940: In aanwezigheid van Franse legermensen werd naar Le Havre gevaren.
2 juni 1940: In konvooi en met wapens aan boord werd naar Dover gevaren. Een aantal kleinere bootjes werden op sleeptouw genomen.
3 juni 1940: Rond de middag kwamen we aan in Dover. We hadden motorpech wat in een drietal uren kon hersteld worden door de mecanicien van een Franse kruiser die er voor anker lag.
4 juni 1940: net voor de middag vertrekken we in konvooi naar Duinkerken waar we tegen de avond de haven binnenvaren. De mariniers werden met motorbootjes afgehaald, terwijl de kogels en obussen om ons heen in het water terecht kwamen.
Daarna vaarden we tot aan het staketsel en in een 10-tal minuten was het schip volgeladen met soldaten. En dan maar op hoop van zegen terug, zonder navigatielichten, kris kras door elkaar, af en toe eens flikkeren met de zijdsvuren. Het was bijzonder oppassen want er lag een niet verlicht gezonken schip en er waren ook mijnenvelden. In de nanacht kwam er dan nog een dikke mist zodat we maar op halve kracht richting Ramsgate konden varen.
5 juni 1940: In de voormiddag konden alle soldaten daar voet aan wal zetten. We moesten buitengaats voor anker en wachten op orders voor de volgende trip. Van ons konvooi heb ik niets meer gezien. In de namiddag kregen wij orders om niet meer naar Duinkerken te varen, maar moesten we terug naar Le Havre.
6 juni 1940: In de vroege morgen werd het anker gelicht en koers gezet naar le Havre, samen met enkele vrienden uit het konvooi, maar velen hebben we niet meer gezien.
7 juni 1940: We zijn Le Havre binnengevaren rond de middag en alle geweren en kogels moesten terug ingeleverd worden en in de namiddag reeds moesten we weer uitvaren naar Quistreham waar we ‘s avonds versast werden en terug moesten aanmeren langs de kant van de vaart. De luitenant, chef en mariniers zijn vertrokken, hun opdracht was vervuld.
8 juni 1940: De schipper beweerde dat zijn vrouw in Brest was, maar vader wilde niet verder Frankrijk in, zodat de schipper alleen is dan vertrokken op zoek naar zijn vrouw. Toen kwam men om alle reddingsgordels op te halen.
10 juni 1940: We kregen opnieuw bezoek van de luitenant uit Quistrecham, vergezeld van een andere officier met verzoek in te staan voor de evacuatie van Le Havre. ‘s Namiddags kwam hij terug met twee mariniers om alles in gereedheid te brengen zodat we de volgende morgen zeer vroeg zouden kunnen versassen en vertrekken.
11 juni 1940: Om 5 uur ‘s morgens vertrokken we reeds naar het sas in het gezelschap van de twee mariniers. De bemanning bestond nu uit schipper-motorist Camiel Beernaert, en matrozen Gheselle Désiré en Thiel Louis. Een uur voor hoog water moesten we terug zijn en ‘s namiddags om half vijf waren we terug met vluchtelingen en enkele soldaten.
12 juni 1940: Om 5 uur terug naar het sas en naar Le Havre om opnieuw terug te keren met vluchtelingen en soldaten.
Lees verder: Oorlogsbelevenissen: Het dagboek van Camile Beernaert