Rebel uit liefde
Rita Vandewalle
Op een historisch kerkhof in Ukkel, omringd door oude muren, verlaten maar nooit vergeten, staat een familiekapel.
Deze onderscheidt zich van vele andere, want daar rust Baron Antoine Allard, één van de onzen, een groot mens, een wereldburger.
Ik had het voorrecht, het geluk bijna, een ganse namiddag herinneringen op te halen met zijn echtgenote Mevrouw Elena Allard. Nu ik zóveel meer weet over deze unieke man, is het met een zekere weemoed dat ik mij in zijn leven verdiep, zonder hem ooit gekend te hebben.
Zo’n persoonlijkheid is een verrijking voor ieder mens, en ik draag dan ook mijn verhaal op als een postume eerbetuiging aan mijn hoofdpersonnage.
*****************
Het atelier van Mijnheer ademt nog de ziel uit van zijn meester. Ruime vensters met zicht op de polders, een geboende houten vloer, witte muren, veel licht en ruimte, kortom een warme sfeer.
De naam van hun villa “De Regenboog” heeft een heel speciale betekenis, maar laten we meteen aan het verhaal beginnen...
Antoine Allard werd geboren te Brussel op 16 december 1907. Zijn vader, een Belgisch bankier, was ervan overtuigd dat zijn zoon hem zou opvolgen. Maar noch de universiteit van Leuven, noch zijn opleiding tot econoom, konden Antoine Allard afbrengen van zijn roeping om tekenaar en schilder te worden.
Hij vluchtte dan ook naar Schotland, en trotseerde er koude, ziekte en eenzaamheid... Scotland Yard werd ingeschakeld, en hij werd opgespoord. Zijn vader was zó ontroerd hem gezond terug te zien, dat hij zich verzoende met de gedachte voortaan een zoon-kunstenaar te hebben.
Terug thuis, met een hart vol dromen, begon hij ernstig aan zijn academische studies in München. Daar had hij het geluk professor Heymann als leermeester te hebben. Een echte leider en vriend.
Maar Antoine Allard was dan ook een héél gepassioneerde leerling. Want toen de leraar op een vroege morgen op school kwam, vond hij de deur opengebroken. Nochtans was er niets gestolen, maar in de hoek stond een nieuw schilderij nog nat van de verf, en ernaast lag een blonde jongeman in diepe slaap op de grond. Na dit voorval zei de professor aan zijn leerlingen: “ik wou dat er méér onder jullie bezield waren met dat wilde verlangen om te schilderen”.
Antoine Allard was tegen elke vorm van geweld, van oorlog en pijn.
Zijn hele leven stond in het teken van de wereldvrede.. Hij was ook een mystieker, en zijn uitspraken zijn vaak geladen met de kracht van een groot denker.
“Het is niet God, noch de kunst die onzichtbaar zijn, maar het zijn wij die blind zijn”.
of
“Harmonie scheppen in een verwarde wereld wil zeggen, er goedheid, schoonheid en vreugde in brengen. Dat is niet utopisch en niet vernietigend.”
In 1935 huwt hij de Italiaanse Elena Schott.
Zij was de stille kracht, en samen droomden zij dezelfde droom. Want tijdens ons gesprek viel het mij op hoe diep Mevrouw Allard haar man bewonderde. Ze wou helemaal niet op het voorplan treden, en probeerde mij alleen - met een enorm respect - zijn talenten, zijn bezieling, en zijn kracht over te brengen.
Ik kreeg een boek mee naar huis, en ik vroeg haar er een woordje in te schrijven als herinnering.
Ze weigerde echter, en zei heel beslist: “lees het eerst, en als ik zie dat je de geest en de diepte van zijn streven hebt begrepen, dan pas zal ik het tekenen”
Dat vond ik klare taal, maar het maakte mij zó nieuwsgierig dat ik mij avond na avond in zijn boeken en in zijn tekeningen verdiept heb. Heel dikwijls heb ik fragmenten gelezen en herlezen, héél dikwijls voelde ik me klein in zijn stuwende kracht. Maar ik begreep...
Baron Allard hield van onze streek, van onze mensen, en de zee.
Vanuit zijn ouderlijk huis “Le Dragon” gelegen te Knokke, ging hij dikwijls de omgeving verkennen. Later huurde hij een kamer op de boerderij van de Heer De Baets (Deze boerderij hoorde vroeger toe aan de Heer Parmentier) in de Westkapellestraat. Daar kon hij ongestoord schilderen, want de polders inspireerden hem mateloos.
Het was de Heer De Baets die hem de tip gaf dat er naast zijn deur een groot aardappelveld te koop lag. Na onderhandeling met de eigenaar, de Heer Pierre Lierman, werd Antoine Allard de trotse bezitter van de grond. In 1936 reeds begon hij met de bouw van zijn villa. De bouwheer was Oscar De Vooght, en voor het houtwerk werd beroep gedaan op de Heer Joseph Vandewalle.
Men herinnert zich de vlucht van Antoine Allard naar Schot1and. Op de treinreis, die hem steeds verder van huis bracht, en dichter bij zijn idealen, vroeg hij aan God hem een bevestigend teken te geven omtrent zijn leven.
In zijn droom verscheen toen een regenboog in volle nacht over Vlaanderen, als een grote “JA” in kleuren. Zijn droom werd wens, en hij hoopte ooit een gezin te stichten en een huis te bouwen, ergens tussen land en zee, en waar liefde hen zou vasthouden.
De naam “Regenboog” betekent ook dat hun vrienden - van waar ook ter wereld - er welkom zijn.
Voor Baron Allard betekende de “Regenboog” een stukje hemel op aarde. Hij kon er nadenken, schrijven, tekenen en schilderen. En toch was er altijd weer die drang om te vertrekken... Hij vond dat hij het recht niet had om er vreedzaam te leven, zo lang er in de wereld oorlogen waren, ongelukkige kinderen en zoveel haat “Ik zoek niet om te begrijpen, maar om lief te hebben...”
Soms had hij moeite om iedereen graag te zien, maar hij heeft er zijn hele leven zijn best voor gedaan!
Kort na zijn huwelijk kreeg ook Antoine Allard zijn tegen in dit leven. Reeds van in zijn kindertijd leed hij aan ontzettende hoofdpijnen veroorzaakt door sinusitus. Tot viermaal toe werd hij geopereerd, maar zonder resultaat. Tot een Duits geneesheer het besluit nam onmiddellijk de schedel af te nemen, zoniet zou hij blind worden of sterven. Antoine antwoordde: “ik ben schilder en ik heb mijn ogen nodig om te leven!”
In het duitse hospitaal waar alles zo slecht begon en zo miraculeus goed eindigde, heeft hij verschrikkelijke pijnen doorstaan. Maar hij offerde zijn leed op aan Christus!
Op een morgen in het hospitaal vroeg hij zijn verfdoos. Zijn vrouw keek verbaasd, want zijn gezicht was nog gezwollen en verborgen door het verband. En toch schilderde hij een ontroerend zelfportret.
Toen ging hij weer slapen, glimlachte zelfs en zei: de kunst en de mystiek zijn er nodig om de wanhoop te vermijden!”
Zijn gezicht bleef ernstig geschonden en zijn vrouw was bedroefd in zijn plaats. “Maar” zegt ze, “zijn lijden heeft hem mooier gemaakt van binnen uit, en zijn humaniteit groeide nog in de loop der jaren”.
Een jaar later (1936) was er dan weer een blijde gebeurtenis. De geboorte van zijn enig kind “Astrid”.
“Wij hadden zo graag een groot gezin gesticht” zegt Mevrouw, “maar de goede God schonk ons slechts één dochter”. Toen het meisje vier maand oud was, vertrok het echtpaar naar Amerika.
Nu nog kan Mevrouw niet verbergen dat ze verdriet had hun kindje te moeten achterlaten bij hun vader. Maar Antoine wou een studie maken over het probleem van de zwarten, met als doel hun onderwijs te verbeteren. Vooral het boek “Up from Slavery” door Booker T. Washington, had diepe indruk op hem gemaakt.
Zeer gemotiveerd volgde hij de lessen aan de eerste universiteit van de zwarten in Alahama, nl. het Tuskege Normal and Industrial Institute.
De drang om op te komen tegen verdrukking, dateert reeds van in zijn kinderjaren. Want in het begin van de eerste wereIdoorlog is hij met zijn familie voor enkele maanden uitgeweken naar Nederland.
Die ellende heeft hij nooit vergeten, en hij zou zich blijven inzetten om zinloze oorlogen tegen te gaan. Hij had een voorliefde voor kinderen en voor dieren. Tot in het oneindige bleef hij herhalen: “Purpose of my life; protect children against war!” (Doel van mijn leven; kinderen beschermen tegen oorlog).
Als je Allard zijn leven overloopt dan is het onvoorstelbaar hoeveel landen die man bezocht heeft. Vóór zijn huwelijk had hij reeds driemaal de wereld rond gereisd. Eerst dacht ik nog ‘wat een leven!’ Maar zo was het helemaal niet. Want hij vertrok met weinig geld en weinig gezondheid.
Hij reisde slechts in derde klasse, of als dekpassagier. Vaak voelde hij zich eenzaam, en altijd was er het verlangen om terug te keren naar zijn “geliefde Vlaanderen” zoals hij zelf zei. Maar toch trok hij verder, met in zijn ene hand een potlood, en in de andere soms een fles wijn...
Als hij maar kon tekenen! Nu eens waren het heldere kinderogen, dan weer de vermoeide handen van een oude man, maar ook zieken, artiesten, arbeiders of zuigelingen.
Heel dikwijls kwam hij thuis zonder tekeningen, (hij had ze gewoon weggegeven), soms ook waren zijn schetsen beschadigd door de regen, de wind of de vochtigheid.
Als hij tekende midden een groep kinderen, durfden de allerkleinsten wel eens aan zijn snor plukken. Maar hij liet het gewoon toe, om ze niet bang te maken.
Maar op zo’n moment werd zijn potloodpunt magisch, hij kon die opgetogen kinderen zeer goed weergeven, hij kon ze doen lachen, en zelfs de vogels deelden in de feestvreugde.
En als hij dan terugkwam in Vlaanderen, dan tekende of schilderde hij vissers en boeren. Op een dag zag hij een heel oude visser die - met een blik op oneindig - het spel van de zee in zich opnam. Antoine loodste de visser mee naar zijn werkplaats om een portret van hem te maken. Maar plots leek het alsof de oude man al zijn vreugde verloren had, hij keek zo intens treurig. Toen Antoine vroeg wat er scheelde antwoordde de visser: “Ik verveel me hier, zo lang stilzitten, het is alsof ik de mis bijwoon!”
Koeien, varkens, paarden, korenvelden, bloeiende of verdorde bomen, meeuwen en wolken inspireerden hem tot schilderen. Hij hield van de natuur, maar zijn voorkeur ging toch uit naar boeiende mensen: hun lichaam en de expressie van een gezicht. Hij legde er “hun hart” in en voegde er “het Zijne bij”.
Thuis zei hij wel eens “als de ziel van een ander een geheim voor je is, zal je het geluk nooit leren kennen”.
En zijn tekeningen vond hij pas geslaagd als de ziel van de kinderen zich in hun ogen weerspiegelde. Zijn vreugde bestond erin die uitstraling op papier vast te leggen.
In 1938 wilde Antoine Allard, samen met zijn vrouw, nog eens naar München gaan, om zijn leraar terug te zien. Daar vernam hij dat Professor Heymann, (die een jood was) zijn schildersatelier had moeten afstaan aan de nazi’s.
De man kon dus geen les meer geven, en was zó hopeloos dat hij zich van het leven had benomen. Antoine was diep gekwetst. Hij opende nog één keer de deur van de werkplaats hij riep: “hij is niet dood, maar jullie hebben hem vermoord”. Racisme is inderdaad een van de ergste vormen van kanker, die slechts te genezen is met de kracht van een ‘warm hart’.
Door zijn operaties was Baron Allard afgekeurd door het Belgisch leger. En toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bood hij vrijwillig zijn diensten aan als ziekendrager bij het Rode Kruis in Parijs.
Op een dag zag hij vanuit zijn ziekenwagen een smeulend licht in een open veld. Hij snelde ter hulp en zag een brandend vliegtuig met een piloot in nood. hij kon de man nog op het nippertje redden, en nam hem mee naar zijn eenheid. De piloot, een Nieuw Zeelander, vroeg om ingescheept te worden in St. Nazaire met bestemming Groot Brittannië.
Het Rode Kruis kon de man echter niet helpen, want op dat moment vielen de Duitsers Frankrijk binnen met rasse schreden. Het Franse Leger trok achteruit, zij hadden reeds een bepaalde bestemming. Toen besloot Antoine Allard de piloot op eigen initiatief te begeleiden naar de boot. Drie dagen en nachten waren ze onderweg. Ze zochten kleine wegen op om de Duitsers te ontwijken. Er waren overal bombardementen, en onderweg moesten ze ook nog benzine zoeken.
Eenmaal in St. Nazaire ging alles vlug. De piloot mocht direct aan boord, en werd afgevoerd naar de infirmerie. Nieuw Zeeland was immers een land dat deel uitmaakte van de “Common Wealth”. Antoine Allard - met Belgische nationaliteit en Franse legeruitrusting -mocht echter niet mee. Toen heeft de piloot gepleit om toch maar een uitzondering te maken. “Die man heeft mijn leven gered, dit was een heldendaad, hij kan niet meer terug want de duitsers zijn nu overal” zo zei hij.
Antoine mocht zijn ziekenwagen achterlaten, en aan boord stappen ... richting Engeland. Hij kende de naam van de piloot, en jarenlang heeft hij zich afgevraagd wat er met hem zou gebeurd zijn.
Tot hij in Hiroshima een manifestatie bijwoonde en in contact kwam met een landgenoot van de piloot. Die man beloofde de piloot op te sporen, en dit lukte hem vrij vlug. Na 26 jaar vonden de oorlogshelden elkaar terug in Hong Kong.
Captain Shorthouse was dankbaar en zei: “Antoine redde mijn leven, redde mij ook van een gevangenenkamp, hij kende alleen mijn naam, want ik was té ontdaan om me de zijne te herinneren. Mijn vriend heeft er jaren over gedaan om me te vinden. Hij is een prachtmens!”
LEES VERDER: Rebel uit liefde - Deel 2