Mensen maken de geschiedenis - DEEL 11

Victor Depaepe

Vervolg van: Mensen maken de geschiedenis - DEEL 10

DE HEER DE MEY: Die zaak moet toch oplosbaar zijn. Het ware doodspijtig moest de operatie doorgaan en moest de boot in Engeland geinterneerd worden waar de reder misschien zijn zaak zou verliezen enkel door het feit dat geen geleibrief afgegeven is.

DE HEER BURGEMEESTER: Ik vraag niet beter dan dat het zou doorgaan. Maar ik wil de wet niet overtreden en geen enkel financieel risico lopen voor de stad.

DE HEER VERSTAPPE: Daar is geen kwestie van de wet te overtreden, want er bestaat geen enkele wet, noch in Engeland noch in België, die de keure verbroken of vernietigd heeft; dus zij blijft bestaan.

DE HEER BURGEMEESTER: Er is een wet die verbiedt in de territoriale wateren van een ander land te gaan vissen.

DE HEER VERSTAPPE: Dat is een andere zaak; dat is een wet voor iedereen. Maar hier staan wij met een privilegie voor Brugge, voor vijftig Brugse boten, niet voor vaartuigen uit Oostede of Nieuwpoort, die mogen daar ook niet gaan vissen. Dit is uitsluitend voor Brugse vaartuigen.

DE HEER BURGEMEESTER: Iedereen die het verslag van meester Traen gelezen heeft, weet dat het niet bewezen is dat het privilegie nog geldig of ook ongeldig is en dat die zaak zou moeten voorgelegd worden aan een gerechtshof, dat hierover zou dienen uit te spreken.

DE HEER DECLERCK: Hij zegt noch voor noch tegen.

DE HEER VERSTAPPE: Wij doen het juist om het te weten; dat is de bedoeling.

DE HEER BURGEMEESTER: Ik herhaal: ik wil persoonlijk de wet niet overtreden en geen financieel risico lopen voor de Stad. Iedereen is daarmee akkoord.

DE HEER VERSTAPPE: Volledig akkoord, maar gij moet de wet niet overtreden, daar is geen wet op. Alleenlijk wordt een geleibrief

DE HEER CLAES: Een geleibrief met reserves en met de garantie van een bank.

DE HEER BURGEMEESTER: Dat is iets dat de heer Depaepe zou moeten aanvaarden.

DE HEER VERSTAPPE: Een reserve van 100 F in een bank.

DE HEER DEPAEPE: Ik aanvaard dat, aangezien ik een borg heb van 160.000 F.

DE HEER BURGEMEESTER : In uw brief hebt gij gevraagd de borgsom niet te moeten storten.

DE HEER DEPAEPE : Ik heb alleszins gemeld dat deze borgsom uit sluitend gevraagd wordt door Engeland. Ge moet de betekenis zien. De vangst mocht niet verkocht worden aan een vijandelijke mogendheid van Engeland.

DE HEER BURGEMEESTER : Dat was in het jaar 1666. Dat is nu het geval niet meer.

DE HEER DEPAEPE: Deze 160.000 F heeft ook geen zin meer.

DE HEER BURGEMEESTER: In de laatste zitting van de gemeenteraad hebt U gezegd dat de zaak 850.000 F zou kosten.

DE HEER DEPAEPE: Boot— en proceskosten, dus heel de operatie.

DE HEER CANT: De geleibrief kan afhankelijk gesteld worden van het storten der borgsom.

DE HEER BURGEMEESTER: Dat is niet genoeg; we mogen ook de wet niet overtreden.

DE HEER CANT: Op het einde van de brief van de Minister is er spraak van het administratief karakter van de geleibrief.

DE HEER BURGEMEESTER: Het gaat over de attestatie. Deze is geen geleibrief.

DE HEER CANT: De Stad geeft een interpretatie aan deze woorden.

DE HEER BURGEMEESTER: Luister goed: “De verlening van een attestatie zou slechts mogen gebeuren nadat de Stad Brugge zich zou vergewist hebben van de vervulling van de voorwaarden opgelegd door de Belgische wet (dat de eigenaar van de boot een Belg is; dat hij een immatriculatieletter heeft te Zeebrugge; dat hij houder is van een nationaliteitsakte afgeleverd door de waterschout van Oostende, een toelating tot uitvaren bezit als mede een bewijs van deugdelijkheid voor zijn boot, een meetbrief, enz. )“

Bovendien zou dergelijke attestatie alleen administratieve vermeldingen kunnen bevatten; verder zou haar bewilskracht niet kunnen reiken. “Deze woorden zijn onderlijnd.”

Dus heel eenvoudig een administratieve attestatie. Zij heeft niets te zien met de geleibrief. Ik heb zelf reeds een paar attestaties afgeleverd waarin verklaard werd dat de heer Depaepe eigenaar is van de boot.

Indien U een tekst wilt voorleggen dat wij de wet niet overtreden, dat er bankgarantie is, enz., dan - zoals de heer Demey heeft gezegd - laten wij het onderzoeken. Ik wil het zeker doen.

DE HEER DE MEY: Een geleibrief waarin wij het nodiqe voorbehoud maken, zoals Meester Claes heeft gezegd.

DL HEER VERSTAPPE: Mijnheer de Burgemeester, gij zegt: “ik zou niet graag de wet overtreden”. Niemand van ons wil dat. Nu wordt de vraag gesteld: is er een wettelijke bepaling die deze keure heeft vernietigd? Zolang dergelijke wettelijke bepaling niet bestaat, is de keure niet vernietigd, overtreedt gij de wet niet.

DE HEER BURGEMEESTER: De Stad kan de zaak voor een gerecht brengen, als gij wilt.

DE HEER ARNOU: Onze collega Depaepe heeft gesproken van verjaring van het internationaal recht, zeggende dat er, na een periode van vijftig jaar, een verworven recht zou bestaan. Maar hij heeft niet gesproken van de vernietiging door verjaring. Ik zou het volgende in overweging laten nemen. Volgens hetgeen onze collega Meester Traen heeft voorgebracht, kan de zaak, in plaats van een strafrechterlijke wending aan te nemen, want de boot zou aangeslagen worden en de Heer Depaepe zou enkele prachtige uren in de gevangenis doormaken, kan de zaak misschien opgevat worden op burgerlijk plan, zonder dat de heer Depaepe een geleibrief moet krijgen zonder dat hij moet uitvaren; zodat op burgerlijk plan zou kunnen gediscussieerd worden omtrent de waarde van die keure. Heel de zaak kan op burgerlijk plan voor een Engels gerechtshof gediscussieerd worden door advokaten die dienen aangesteld om die kwestie op burgerlijk en niet op strafrechterlijk plan te verdedigen.

DE HEER BURGEMEESTER: Mijnheer Depaepe heeft daarstraks gesproken van de Gemeenteraad van 1852 en de houding van deze Gemeenteraad als voorbeeld ingeroepen. Maar hij heeft ook gezegd dat die mensen toen gemist hebben. Ik heb hier de vertaling van het besluit dat de Gemeenteraad in 1852 genomen heeft: “De Gemeenteraad beslist, overeenkomstig het advies van de Handelskamer, tot de Regering het verzoek te richten alle middelen aan te wenden om de rechten die voortvloeien uit de keuren van Koning Karel II van Engeland te doen gelden, en, wanneer er aanleiding zou bestaan tot het inspannen van een geding, de eruit voortspruitende kosten en gevolgen uitsluitend ten laste van de openbare schatkist te nemen, daar deze zaak moet beschouwd worden als zijnde van openbaar nut en daar de aan Brugge toegestane voordelen eveneens de reders van de stad Dostende ten goede kunnen komen”.

Er was toen ook sprake van een geding in te spannen en te onderhandelen met de Britse regering wanneer het geding aanhangig werd gemaakt bij een Britse rechtbank. Er wordt ook gesproken van de regering te verzoeken: ik zou het liever zo doen, dan zijn wij zeker de wet niet te overtreden.

DE HEER CANT: Dat is zuiver interpretatie.

DE HEER BURGEMEESTER: Dan zijn wij in regel en lopen geen gevaar verantwoordelijk gesteld te worden en hebben wij geen financieel risico. Wanneer Mijnheer Depaepe nu uitvaart, komt de zaak zeker voor de rechtbank en wat zal de uitspraak zijn?

DE HEER ARNDU: Niemand is ooit zeker van een rechterlijke uitspraak. Mijns insziens speelt de verjaring hiet een grote rol.

DE HEER CANT: Meester Claes heeft gezegd dat een geleibrief kan afgeleverd worden mits zekere reserves. Ik meen, wanneer die reserves duidelijk gestipuleerd worden, de verantwoordelijkheid van de Stad totaal buiten de zaak valt.

DE HEER BURGEMEESTER: Ik zou dit willen op papier zien, en ten tweede er moet een bankgarantie zijn.

Wanneer wij een geleibrief geven, nemen wij in ieder geval de verantwoordelijkheid op ons.

DE HEER CANT: Welke garantie moet U hebben?

DE HEER BURGEMEESTER: Ik herhaal dat ik bereid ben de zaak grondig te onderzoeken op het zicht van een schriftelijk ontwerp van geleibrief met bankgarantie.

DE HEER VERSTAPPE: Wanneer de zaak altijd moet uitgesteld worden of verschoven, wanneer zal er dan een oplossing aan gegeven worden?

DE HEER DEPAEPE: Wij moeten dan nogeens de gemeenteraadszitting hebben om de zaak te beslissen.

DE HEER BURGEMEESTER: U moet de zitting van de Gemeenteraad niet afwachten; ik ben steeds ter beschikking in mijn kabinet. U kan mij daar vinden. Het is nu de zaak van de advocaten, van de juristen, om die geleibrief op te stellen met de nodige restricties.

DE HEER CLAES: Kan geen exemplaar van de keure rondgedeeld worden? Ik ben niet in het bezit van de tekst van dit privilegie.

DE HEER BURGEMEESTER: Het komt voor in de studie van Meester Traen.

DE HEER CLAES: Jawel, maar niet in extenso.

DE HEER BURGEMEESTER: Ik heb een exemplaar, in het Frans opgesteld.

LEES VERDER: Mensen maken de Geschiedenis - DEEL 12

Mensen maken de geschiedenis - DEEL 11

Victor Depaepe

Heyst Leeft
1991
01
012-014
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:38:19