Mensen maken de geschiedenis- DEEL 6
Victor Depaepe
Vervolg van Mensen maken de geschiedenis (deel 5)
2de juni 1960
Waarde Gemeenteraadslid,
Vandaag heeft één van onze dagbladen de geschiedenis gepubliceerd dat U en Uw collega’s, niet alleen willen vissen in onze kustwateren, maar dat U ook hoopt aangehouden te worden door de Admiraliteit via de kustwachtboot “H.M.S.S. Suirrel” beroep doende op de onschendbaarheid, waarbij ik versta op grond van een oorkonde verleend aan de Brugse Vissers door Koning Karel II.
Wilt U misschien zo vriendelijk genoeg zijn, om mij te vertellen of er enige waarheid is in deze geschiedenis, en zo ja, wilt U dan zo goed zijn, commentaar te geven over Uw inzichten. Wilt U in dit geval mij de toelating verlenen, om van uw commentaar gewag te maken in ons programma.
Ik ben in voeling met de Admiraliteit, en ik hoop dat indien het tot een ontmoeting komt tussen U en H.M.S. Squirrel, dat wij de gelegenheid zullen hebben om dit rechtstreeks uit te zenden.
Indien U in de eerste dagen moest overgaan tot de actie, zou ik U dankbaar zijn mij telefonisch te willen verwittigen op mijn bureel, of morgen Vrijdag of na volgende Maandag.
Uw toegenegene,
s/ Patrick Harvey,
Producer,
Zuid-Oost streekuitzendingen.
Tot daar de brief dus. Er wordt eenmaal geschreven Suirrel en een maal Squirrel. Het moet wel degelijk “Squirrel” zijn. Vertaald is dit: “Eekhoorntje” Dit is een Engels Kustwachtschip, dat moet waken over de veiligheid van de Engelse kustwateren.
3. De Heer Wostyn. De Heer ‘Wostyn is een welgekende en zelfs vermaarde geneesheer in het Brugse. Hij is een echte volksvriend en doet enorm veel voor de arme mensen. Hij is socialistisch Volksvertegenwoordiger en Gemeenteraadslid. Eens vertelde hij mij vertrouwelijk: “Vick, het is voor mij soms zeer moeilijk om een echte socialist te zijn” en daarop antwoordde ik aan hem:
“Waarom doe je dan aan politiek?“ waarop hij antwoordde: “Tot en met ben ik een boezemvriend van Achille en het is hij die mij dit indertijd gevraagd heeft, en ... wat wil je!”
4. De Heer Declerck, is een zeer gemoedelijk socialistisch Gemeenteraadslid.
V. Gemeenteraadszitting van ‘16 November 1962
hier volgt de originele tekst
Privilegie
DE HEER DEPAEPE. - Mijnheer de Burgemeester, Heren schepenen en collega’s, in verband met de historie van de visscherijprivilegie, heb ik besloten:
ten eerste, dat de privilegie wettelijk is ondertekend;
ten tweede, dat sedert de regering van Karel II nog geen één regering deze akte heeft vernietigd door een of andere wetgeving;
ten derde, dat Koningin Elisabeth rechtstreekse afstammelinge is van Karel II, en dat, na lang onderzoek, noch van Engelse zijde, noch van onze zijde, de verzekering is gegeven dat de privilegie nog rechtsgeldig is;
en heb ik besloten te gaan vissen in de Engelse territoriale wateren.
Voor zes maanden heb ik eens een brief geschreven om aan het stadsbestuur te vragen of het bereid zou zijn een bewijs mede te geven, de geleibrief waarvan gesproken is, omdat men tot slot van rekening zeker wil zijn dat het een Brugs vaartuig is en geen Oostends of een ander en dat niet meer dan vijftig vaartuigen zouden gaan vissen.
Op deze brief is nog geen antwoord gekomen. Ik vermoed dat het onderzoek door de diensten nog niet ver genoeg gevorderd was. Ik heb goed nagegaan dat deze vraag nooit gesteld geweest is in de Gemeenteraad.
Dus stel ik vast dat mijn afvaart nakend is. En nu wil ik dan toch vragen of de Stad bereid zou zijn deze geleibrief mede te geven.
DE HEER BURGEMEESTER. - Mijnheer Depaepe, Mevrouw, Mijne Heren, wij hebben inderdaad van onze achtbare collega woensdagmorgen een brief ontvangen luidend als volgt:
“Waarde Heren Burgemeester en Schepenen, “Over een zestal maand heb ik aan Uw College een schrijven gericht hoever we stonden met het Privilegie van de Visserij, en of U bereid zoudt zijn geweest een geleibrief af te geven."
“Hierop kwam spijtig genoeg nooit een antwoord.”
“Bij dit schrijven stel ik opnieuw de vraag of U bereid zoudt zijn een geleibrief af te leveren voor de Z. 556 Charles Marie Therèse, die het experiment zou doen".
“Alleen heb ik uit gesprekken van enkele schepenen, van man tot man kunnen vernemen, dat U terugdeinst op aanraden van hogerhand, en dat U zodoende de zaak als afgehandeld beschouwt, aldus naar mijn gissing.”
“Ik beschouw echter de zaak niet als afgehandeld, want niemand van het Schepencollege noch onder de leden van de Gemeenteraad beseffen de draagwijdte van dit Privilegie.” “Bij 24 uur trawlen en zelfs op de beste plaatsen in de Noordzee mag men tevreden zijn een 30 à 50 kgr. tong op te vissen, bij uitzondering van een paar mand op de Witte Bank.” “Bij 24 uur vissen in de territoriale wateren van Engeland kunnen op bepaalde plaatsen van 600 à 800 kgr. tong worden gehaald!!!“
“Door de zaak niet door te drijven ontzegt U onze Zeebrugse zeevissers een kapitaal aan vangsten en ontwikkelingsmogelijkheden van hun vloot. En dit weten alle zeevissers.”
“Ik meen te mogen zeggen, dat U meent dat ik die zaak opvat als een avontuurtje en ‘meteen een propagandamiddel van eigen personencultus,”
“Zo U dit meent, bent U volledig mis. Ik meen ook te mogen zeggen, dat ik er niets zou om geven om morgen te sterven en dat ik meer diegenen zou beklagen die ik achterlaat dan mezelf. Dit om te zeggen dat ik geen propaganda nodig heb, omtrent mijn persoon.”
"Verstandelijk geredeneerd vind ik het alleenlijk onverklaarbaar, om geen andere uitdrukkingen te moeten gebruiken, één zo unieke gelegenheid te laten voorbijgaan, en zo we dit doen, we op stuk van “we verdedigen de belangen van onze zeevissers” best onze mond zouden houden in de toekomst zowel in academische zittingen als bij kiesmanifesten. Op zo’n gelegenheden kunnen we dan maar best zwijgen.
Ziedaar dus, mijn principe.”
“Zo de ministeriële overheid, die Uw overheid is, het afgeven van een geleidbrief verbiedt of afraadt, ken ik allerbest Uw standpunt begrijpen dat U niet graag die geleidbrief geeft, of niet wenst te geven.”
“In dit verband vind ik het niet gepast, dat we aldus onze zeevissers “paster en koster” laten.“
“Daarom vraag ik beleefd dit punt op het agenda van de gemeenteraad te willen plaatsen ofwel mij een interpellatie te willen toestaan.”
“Onze zeevissers dienen officieel in kennis te worden gesteld waarom geen geleidbrief wordt afgegeven. Zodoende is de zaak voor de Stad Brugge afgesloten.”
Hetgeen ik dan onderneem, is zuiver ten privé titel en niets belet dat de gemeenschap der belanghebbende reders ter visserij zelf een actie ten overstaan van Engeland inspannen."
“Ik durf verhopen waarde Heren Burgemeester en Schepenen, dat het gevraagde punt ten spoedigste op het agenda zal worden geplaatst.”
Met dank en oprechte hoogachting.
Depaepe Victor”
Deze brief is ondertekend: 9 November 1962, maar wij hebben hem slechts woensdagmorgen ontvangen. Het was dus niet mogelijk het punt op de dagorde te brengen of een interpellatie toe te staan.
Ik verwachtte mij eraan en zal onmiddellijk erop antwoorden. In deze brief verwijt de heer Depaepe dus aan de stad dat zijn schrijven van voor een zestal maanden niet beantwoord werd.
Dit is inderdaad zo, omdat wij vanwege de Rederscentrale van de kust en de vereniging “Hand in hand” een brief ontvangen hebben met de vraag dat geen gevolg zou gegeven worden aan het verzoek.
U weet zeer goed. Mijnheer Depaepe, dat wij ook geen advies hadden ontvangen van het Ministerie van buitenlandse Zaken.
Wij hebben de zaak laten berusten in afwachting van de gebeurtenissen. Wij leggen ons heel zeker neer bij uwe verklaringen, daar waar gij schrijft dat de Gemeenteraad absoluut niet beseft wat de draagwijdte is van de privilegie, dat de zaak geen avontuurtje is voor u en geen propagandamiddel voor eigen personencultus; we zijn daarvan overtuigd. Laat me toe U te zeggen dat wij hopen dat ge morgen niet zult sterven. Wij hopen dat wij U nog vele jaren in de Gemeenteraad zullen mogen begroeten.
U schrijft ook dat wij in de toekomst beter zouden zwijgen in academische zittingen en kiesmanifesten. Hier moet ik laten opmerken dat wij sedert 1927 gewerkt hebben aan de uitbouw van de vissershaven van Zeebrugge, dit in samenwerking met de vissers en reders, en dat wij van Zeebrugge een mooie haven hebben gemaakt. Dat is te danken onder meer aan de Gemeenteraad van Brugge die gedurende al deze jaren de belangen van de vissershaven heeft behartigd.
Uw laatste vraag: waarom geen geleidbrief ?
Welnu, op het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft men de aandacht gevestigd op de conventie van Den Haag van 1882 die ondertekend werd door België, Frankrijk, Engeland, Denemarken, Holland en Duitsland. Deze conventie bepaalt de territoriale wateren en stelt ook vast dat de vissers van het land uitsluitend het recht hebben in die territoriale wateren te gaan vissen. Deze conventie werd door het Belgisch Parlement goedgekeurd en heeft derhalve kracht van wet. Wie deze wet niet eerbiedigt, pleegt inbreuk op die wet. U begrijpt nu waarom het ons onmogelijk is een geleidbrief af te leveren.
Ik ben wel bereid een verklaring af te geven waarbij bevestigd wordt dat de eigenaar of de reder een Bruggeling is en te Brugge gevestigd is. Als ik het goed voorheb, is de eigenaar een Bruggeling, een zekere heer Cattoor. ik herhaal dat ik bereid ben dus dergelijke verklaring af te leveren en ook te bevestigen dat het schip of de boot te Brugge ingeschreven is. Deze verklaring wil ik heel zeker geven.
Ik sluit mijn antwoord met de wens uit te drukken dat, indien U werkelijk in de Engelse territoriale wateren gaat vissen, U onderweg of ter plaats niet zult sterven, maar dat wij het genoegen zullen hebben U hier terug te zien.
Het is naar mijn oordeel niet verantwoord een incident uit te lokken waarvan wij de gevolgen niet kunnen voorzien en die zou schaden aan de faam en de toekomst van onze stad.
DE HEER VERSTAPPE - Mijnheer de Burgemeester, ik meen dat het juist een verklaring is waaruit blijkt dat de eigenaar te Brugge woont of dat de boot te Brugge ingeschreven is, die vriend Depaepe verlangt.
Wanneer U bevestigt dat de boot Zeebrugge als thuishaven heeft, is dat genoeg; dit is om zo te zeggen een geleibrief. De conventie van 1882, gesloten tussen die verscheidene landen, bepaalt wel dat zij slechts in de territoriale wateren mogen vissen, maar de bulle van 1666 voorziet, voor de Brugse boten, dat zij daar buiten mogen vissen.
DE HEER BURGEMEESTER. - Ik meen dat wij gebonden zijn door de conventie van 1882.
DE HEER VEPSTAPPE. - ik weet het niet.
DE HEER BURGEMEESTER. - Ik zal U meer zeggen. Er wordt ook bepaald dat men een borgsom moet betalen van 1000 gulden, waarde van het jaar zestienhonderd en zoveel, dit maakt ongeveer 160.000 Belgische frank van tegenwoordig.
Ik wil bewijzen leveren die ik opgegeven heb, maar U zult begrijpen dat ik geen andere risico’s mag nemen die zouden kunnen nadelig zijn voor de Stad.
Ik meen dat wij zeer inschikkelijk zijn en wanneer mijnheer Depaepe wil gaan vissen dan kan hij een verklaring krijgen waarbij bevestigd wordt dat de eigenaar te Brugge ingeschreven is en de boot Zeebrugge als thuishaven heeft.
Lees verder: Mensen maken de geschiedenis - Deel 7
Nadruk verboden.