Uit de "jaerboecken" van de Spaanse tijd

André D'hont

Wanneer kwamen de Marullen voor het eerst naar Brugge? Wanneer brandde de houten spits van de Halletoren af? Wanneer werd het Sas van Slyckens gegraven? Wanneer landde de Prince Maurits van Nassau te Cnocke aan? Wanneer woonde de Hertog van Lorreynen te Blankenberge op het strand een "spel van Slagsweerden" bij? Wanneer belegerde Generaal Salisch het Fort van Isabelle?

Op deze en vele andere vragen vindt men het antwoord in de "Jaer-Boecken der Stadt Brugge", zoals Charles Curtis, Heere van Calvoorde, oudt Schepen der Stadt Brugge, vergaederde uyt menigvuldige Schryvers. De "tweeden druck" ervan dagtekent van 't jaar 1765 en in het derde deel lazen we alles over de Spaanse tijd in onze streek. Zo krijgen we een duidelijke kijk op het leven bij ons, van Philippus II, 33e Graaf van Vlaanderen (in 1555) tot Maria Theresia, Koninginne van Hongarije en 39e Gravinne (in 1740).

Neen, we zullen uit deze "Dagklapper" van Charles Curtis, die de eeuwen overloopt geen antwoord geven op alle vragen. Dit zou ons immers hoofdzakelijk naar Brugge voeren. Maar onthouden we dat ook Knokke zoals de rest van het Vrye door Brugge en wat zich daar afspeelde, bepaald werd. Sproot de Spaanse tijd voort uit de erfenissen binnen de vorstenhuizen, dan bleef de streek steeds Vlaams met de voorrechten van de gemeente maar steeds onderhevig aan betwistingen, als permanente oorlogen. Strikt gezien leek het hier meer op een "Wilde westen" met de steden als bolwerken, het platteland steeds open voor de soldatenbenden. De wet van de sterkste overheerste alles. Spaanse, Hollandse, Engelse, Deense, Franse soldeniers kregen hun beurt om onheil te zaaien. Brugge trachtte steeds maar opnieuw orde te brengen in het Vrye.

– Naer dat Carel den V syne Landen afgestaen hadde aen synen Sone, heeft Vrouwe Marie, Gouvernante van dese Nederlanden, oock van haere bestieringe afgestapt, alswanneer Philippus II, oock begonst heeft te regeeren.

Zo werd Philips II, zoon van Karel V, in 1555 vorst over ons land, maar het bestuur der Nederlanden droeg hij in 1558 over aan zijn zuster Margaretha van Parma.

In 1556 sloegen met Sinksen alle prijzen geweldig op in onze streek. Bij de "groote dierte" te Brugge was het verboden brood buiten te dragen en eenieder werd daarop gekontroleerd. Het zou maar een maand duren.

In 1559 richtte Paus Paulus IV verschillende nieuwe bisdommen op, en dit op verzoek van Koning Philips. Dit gebeurde eveneens binnen de stad Brugge en zo kwam Knokke onder de dekenij Damme. Maar ook de inquisitie deed zich reeds gelden in 1564: "Alsoo de Ketteryen alomme begonden aan te groeyen, was de inquisitie sedert eenigen tyd in dese Landen ingebragt het welcke namenlyck van de Magistraeten met geene goede oogen aansien wierdt."

Het zou jaren duren. In 1565 kwamen de gemoederen van sommige Vlamingen, na een koude winter, zodanig in opstand, "dat sy hunne dolingen openlyck lieten uytschynen, bedryvende alle soorten van moetwilligheden tegen de Roomsgezinden". In 1566 werden beelden en schilderijen uit de kerken weggedaan, de altaren onttakeld, om de Herdopers en Beeldstormers voor te zijn. De meeste kerkelijke diensten werden opgeschort. De rust kwam pas in 1568 terug. Maar de "Nieuw-gesinde" werden steeds talrijker in de Nederlanden van Philips II "en quaemen dagelyckx uytgeloopen tot omtrent Brugge, soo dat de Inwoonders oock benauwd waren van overrompelt te worden". Op 5 mei 1571 kwamen zeven kompagnies Spaanse soldaten in onze streek "die allegaeder bij de Borgers gehuysvest wierden".

Zo kwamen de beroerde tijden van 1572 met de "oproeringe van Vlissinge". De oproerlingen werden "gemeenelyck Geuzen genaemt". Te Knokke bedreigden de piraten het Zwin en op de kerk kwam een uitkijkpost om de bevolking te alarmeren tegen de Watergeuzen. De Spanjaarden maakten van de gelegenheid gebruik om meester te spelen, wat door de gemeenten met een slecht oog gezien werd. In 1773 hebben de "Geusen een Prochie genaemt den Oudeman berooft". In 1574 zakten de Zeegeuzen naar Knokke af en staken de huizen in brand terwijl ze gevangenen naar Vlissingen met zich meenamen. In 1576 kwamen zij "van Vlissingen met eenige sloepen omtrent Blanckenberghe, het welcke sy verbrandt hebben". Het kwam ten slotte zo ver dat toen in 1577 de Prince van Oragnie zich trachtte meester te maken van het land rond Brugge alle parochiekerken tot de grond afgebroken werden: "De Priesters, met alle de cieraeten, quaemen binnen de Stadt gevlucht". Te Knokke werd de klok weggenomen en werden de heiligenbeelden naar Brugge overgebracht, terwijl de altaren verbrijzeld werden. Met 1578 stonden het Vrye en Brugge onder de macht van de Calvinistische Republiek: "Op de Feestdag van alle Heyligen dachten de Nieuw-gesinden dat er vele Catholycken souden naer de Godts-dienst gaen. De vremde Soldaeten gingen naer alle Kercken en sloegen de Priesters van den Autaer: sy namen den Kelck weg benevens de geconsacreerde Hostien. En Naer dat sy selfs de geestelycke kleederen aangetrocken hadden, liepen sy al schimpende langs de straeten".

Vele lieden van het platteland sloegen op de vlucht bij ’t gebeuren in de volgende maanden. Zo namen "vele Landtslieden met hunne koeyen, peerden, wagenen en andere goederen" de wijk. In 1579 waren "de Geusen wederom meester van de Stadt". In 1581 werden "Waelsche Ruyters" gemeld.

Dit alles schetst zeer goed de atmosfeer tijdens de periode van het Calvinisme, die een einde nam in 1584 bij de "Vrede op 22 mey binnen Doornyck gesloten". Men liet de "Kercken suyveren" terwijl de "Geestelycken allengskens wedergekeerd" zijn. Maar hierbij waren de "Nieuw-gesinde geessints tevreden". De Prince van Orangnie liet een Placcaet verkondigen "by het welcke die van Brugge en het Vrye verklaert wierden tot vyanden van de Vereenigde Landen, en alle gemeenschap met hun verboden was".

De eetwaren werden peperduur, 16 stuivers voor een pond boter, 28 voor 25 eieren, 9 voor een pond schapenvlees. Honden of katten verdwenen volledig "want alle de selve waeren opgeëten".

"De gemeene lieden aten broodt van draf gemaeckt, oock Oliebroodt, anders genaemt Kakoecken. En bovendien stierven noch verscheyde persoonen van honger. Daer-en-tusschen wierdt geheel het Landt door de Soldaeten berooft en verbrandt".

Zo was het verder in 1586 en met de vaststelling dat de soldaten "sy alle die sy konden gevangen krygen, souden ophangen". De hongersnood kwam in 1587 verder aankloppen en men maakte brood van "geerste en peerdeboonen".

De Hertog van Parma kwam dan met een groot leger in de streek en bezette alle versterkingen tussen Breskens en Blankenberge. Met Sluys zou hij niet zo vlug kunnen afrekenen omdat het Zwin nog steeds een inham was om schepen door te laten in 1587. "Alsoo de have niet besloten was, hebben die van Zeelandt op de 10 Juny aldaer vele levens-middelen en ammunitie van oorlog ingebracht, benevens thien hondert soldaeten. Maar Parma sig versekert hebbende van geheel het Landt van Cadsant, belette oock seer haest, dat men langs de zyde van de zee geene hulpe meer en konde krygen. De belegerde deden vele kloeke uytvallen maer sy wierden door de belegeraers oock soo kloeckmoedig onthaelt". Toen het Spaans leger op de been kwam, hebben "die van Sluys dan siende" zich op 4 augustus overgegeven. Alles kwam weer in overvloed "in den lande" in 1589, maar het duurde niet lang "vermits die van Oostende korts daer naer geheel het landt beroofden". Zij hebben "op 18 July eenen uytloop gedaan onder het Landt van den Vryen, alwaer sy grooten roof bekomen hebben”.

Gans het "Landt van den Vryen" kreeg het in 1590 nog erg te verduren en in het volgend jaar leed de koophandel er geweldig onder, vooral omdat het Zwin bedreigd bleef. "Niet tegenstaende dat de Stede van Sluys onder de gehoorsaemheyt van de Koning was, en durfden nochtans geene Schepen binnen desselfs Haven komen, uyt vreese van door die van Zeelandt berooft te worden". Het zou tussen die van Brugge met de Staten tot een "Accoordt" komen, in verschillende punten vervat, o.m. om de "negotie ende traffycke deur het Sluyssche Gat te laeten"... "tusschen ende van de Peerdemarckt af, tot Brugge toe in der Stadt, 't zy sy hunnen wegh nemen lanckx Damme ofte lanckx de vaerten".

Knokke met zijn paar honderd inwoners en verspreide landbouwhuizen lag aldus bij het "Gat van der Sluys" en de "Peerdemarckt" met een voortdurende bedreiging uit Zeelandt van over het Zwin. En het zou niet bij het "Accoordt" blijven.

"Den Prince Maurits van Massauw hadde op de Stadt van Brugge eenen aenslag besloten, den welcken hy op de 25 October 1593 meende in het werck te leggen. Hier toe hadde hy omtrent vier duysent mannen uyt verscheyde besettingen ingescheept, ende was met de selve 's nachts omtrent Knocke aangelandt. Sy hadden eenen Brugschen Leydtsman verkoren, om hun voor het aankomen van den dag omtrent de Stadt te brengen; hy was genaemt Wouter Martins en hadde te vooren in de Bogaerde Schole gewoont; en meenden door middel van een Platboom Schuyte, die sy daegs te vooren met Koopmans-goederen afgesonden hadden, over de vesten te geraecken. Sy hadden in de selve eene brugge en verscheyde leederen verborgen. Den nacht was seer duyster; en kortste vooren waeren sulke grote slagregens gevallen, dat geheel het Landt overwatert was; soo dat sy seer stillekens konden voortkomen, en dat sy somwylen in den weg verdoolden. Dit was de oorsaeke, dat, als wanneer het reedts geheel klaer geworden was, sy noch wel twee uren van de Stadt waeren en alsdan niet durvende vervoorderen, zyn sy onverrichter saeken te rugge getrocken."

Te Brugge vernam men de bedreiging en de schipper in kwestie werd later ter dood veroordeeld. Uit "danckbaerheyt" werd een "Generale Processie" gehouden. Het zal echter niet ontgaan dat bij deze gelegenheid Knokke het meest te verduren kreeg van de Hollandse invallers.

Hier zou men van 1597 af beginnen met de heropbouw van de kerk, hoezeer de godsdienstwoelingen nog niet uit de lucht waren door de Geuzenbenden. Maar men was aan het einde van een regering in 1598. "Alhier eyndigt de regeringe van Philippus den II Koning van Spagnien, in de maendt Meye 1598, afstandt gedaen hebbende van dese Landen, op den 13 September van het selve jaer is overleden".

De geschiedenis zou voor onze streek vervolgen met Isabella. Zoals we verder zullen zien, met het Isabella-fort en de Isabella-vaart.

De vestingen der princesse Isabelle

"Albertus, Arts-Hertog van Oostenryck, was ten jaere 1596 in het begin van February uyt Spagnien naer Nederlandt gekomen, om het selve als Gouverneur uyt den naem van Philippus den II te bestieren; doch ten jaere 1598, opden 6 van Mey heeft dan vernoemden Koning Philippus verklaert, dat hy, sen hem syne Dochter Isabella Clara Eugenia ten houwelyck gevende, oock met eenen in vollen eygendom aen haer overstelde de heerschappye van de Nederlanden: op conditie nogtans dat, indien van dit Houwelyck geene kinderen achtergelaeten wierden, alsdan de selve Landen tot de Kroone van Spagnien souden wederkeeren".

Aldus Charles Curtis in het hoofdstuk over de 44e graaf in zijn "Jaer-Boecken der Stadt Brugge". Op 5 september 1599 werden de nieuwe regeerders onder het Spaans Tijdvak "tot Brussel met groote blydschap ingehaelt". Het volgend jaar werd te Gent de nieuwe Graaf van Vlaanderen gehuldigd. Maar "omtrent desen tydt hadden de Staeten Generael der Vereenigde Nederlanden besloten eenen aenslag op Vlaenderen, om alsoo geheel de selve Provincie te overmeesteren" en in 1600 is op "21 Juny een machtig Leger onder de bestieringe van den Graeve Maurits van Nassau omtrent Philippine aengelandt".

Te Knokke en in het Vrye kreeg men andermaal met de Hollanders af te rekenen, vooral waar ze op 26 juni reeds in de omgeving tot bij Brugge kwamen.

"De Hollandtsche Soldaeten beroofden alom het Landt, en hadden een groote menigte van beestiaelen verovert; doch sy hadden groote schaerheyt van dranck; zodanig, dat eenen pot bier binnen Jabbeke koste vijf-en-twintig stuyvers. Selfs booden de soldaeten dry koey-beesten, en konden daer voor geenen pot bier krygen. Maer daer tegen was het vlees seer goeden koop".

De godsdienstwoelingen bleven duren en vele inwoners van ’t platteland verkozen de wijk te nemen toen de Geuzenbenden opdaagden en alom plunderingen uitvoerden. Knokke was vlug onder de voet gelopen en lediggehaald toen de Hollanders tot Nieuwpoort probeerden door te dringen, "maer den Arts Hertog desen in val vernomen hebbende, is aenstondts met een Leger van thien duysent voetknechten, en vyftien hondert ruyters nedergesaeckt en op den laesten Juny omtrent Brugge gekomen". Hij zocht de vijand op en het kwam tot een "Veldtslag in de Duynen". De Spanjaarden zouden echter moeten wijken.

De strijd zou jaren duren. Tot in 1604 de Hollanders een beslissing afdwongen. "Het beleg van Oostende was gedeurende den tydt van omtrent de dry jaeren heftig voortgeset, tot dat den Graeve Maurits, bevreest zynde dat de Stede sulckx niet langer soude kunnen uythouden, op den 21 April 1604 in Cadsandt met een groot getal soldaten aengelandt is, trachtende hier door het Spaensch Leger af te trecken".

Het Zwin bleef nog steeds een ideale scheidingslijn tussen het Spaanse leger en dit der Hollanders. Maar Sluis werd nu door Maurits belegerd en op 6 augustus drongen de galeien van Frederik Spinola het Zwin binnen om te trachten de stad te ontzetten die door de Spanjaarden en de gemeentenaren gehouden werd. Daarbij zette Spinola 3.000 man in maar hij werd "genoodtsaeckt te rugge te keeren" terwijl de vaartuigen tot zinken gebracht werden. Sluis gaf zich over. Maurits van Nassau kwam te Knokke en veroverde er de versterking St.-Joris (door sommige geschiedkundigen gesitueerd bij de Graaf Jansdijk aan het Kapelletje; volgens de h. Gerard Adriaenssens achterhaald op de plaats waar het Isabella-Fort zou komen). Door de "oorloghe ende den benauwden tydt” werden de voorwerpen uit de kerk verstopt en naar Brugge overgebracht. Maar de weerslag liet zich vooral gevoelen op de landbouw, die totaal ontredderd werd.

Bij gelegenheid van de inname van Sluis door Prins Maurits van Nassau op 19 augustus 1604 werden bronzen penningen geslagen. Ze werden afgedrukt in "Rond de Poldertorens" van maart 1968 en Roger Crois bracht er toen kommentaar bij. Op de voorzijde ziet men een kaart van de streek rond Sluis met daarboven de overstroomde gebieden. Op de voorgrond staan de duinen en de kerk van Knokke aangeduid met de dijken voor de polders en het St.-Jorisfort en een tweede dat het Theresiafort kan zijn. Een galei ligt voor het Zwin. Aan de overzijde ligt het land van Kadzant en het Fort van Ter Hofstede. Rond deze illustratie staat in het Latijn geschreven "God alleen de eer 1604".

In april 1607 kwam het in Den Haag tot een wapenstilstand en op 9 april 1609 werd het 12-jarig bestand van Antwerpen afgesloten "tot uytnemende blydschap deser Nederlanden, de welcke door de geduerige oorlogen t'eenemael uytgeput en verplettert waren". Te Knokke konden van 1610 af de voorwerpen in de kerk teruggebracht worden en werd het volgend jaar reeds het feest van de patrones Sinte Margaretha gevierd. De kerk werd hersteld.

"Op den 13 July 1622 is den Arts Hertog Albertus binnen Brussel overleden, sonder eenige afkomelingen achter te laeten". Hierdoor zijn onze gewesten "wederom aen de Kroone van Spagnien vervallen". Filips IV werd de 35e Graaf van Vlaanderen, in 1621. "Philippus den IV, naer het afsterven van synen Vader, in alle desselfs Rycken opgevolgt zynde, is door 't overlyden van Albertus oock in besittinge van de Nederlanden gekomen; sedert welcken tydt dese Landen geregeert zyn geweest door de Princesse Isabelle, als Gouvernante van de selve".

Het 12-jarig bestand met de Verenigde Staten was beëindigd en zo kwam op 17 september 1621 Don Inigo de Borgia, goeverneur van het Kasteel van Antwerpen, met 9.000 man af om te trachten Sluis te overmeesteren. Hiertoe trachtte hij, met behulp van schuiten, vaste voet te krijgen op het Eylandt van Cadsandt tegenover het Zwin en Knokke. Maar de Borgia moest zich terugtrekken toen de goeverneur van Sluis met zijn soldaten ter plaatse kwam en ook uit Zeeland oorlogsschepen in de Zwinmonding arriveerden. In 1626 zou een nieuwe aanval op Sluis gepoogd worden, maar zonder resultaat. De stad lag moeilijk te bereiken, door water omringd en binnen sterke vestingen. Maar ook Knokke was in vaste handen van de Spanjaarden.

Zoals we het eveneens in september/oktober 1944 beleefden, namelijk bij de strijd om de Scheldt Pocket, bepaalde 't water drie eeuwen geleden ook volledig de krijgskunst. Zo kwamen onder Princesse Isabelle vanaf 1621 de forten tot stand aan de westelijke oever van het Zwin; met de Cantelmolijn die tot tegenover Sluis doorliep. Deze was er o.a. op gericht de dijken en sluizen te beschermen, want de vijand was er steeds op uit de landerijen onder water te zetten. Te Knokke was in 1626 hoofdman Jan Dullaert in de weer om de goede verstandhouding tussen inwoners en Spaanse troepen in de plooien te houden. Het was pas in 1631 dat de "Prince van Orangnie op den 29 Meye omtrent Ysendycke aengelandt" nog eens poogde onze streek tot Brugge te overmeesteren, maar hij is "onverrichter saken op de 4 Juny te rugge gekeert".

Na de dood van de Princesse in 1633 zou de vrede bewaard blijven tot 1640. Te Knokke had men wel af te rekenen met 't "partie lopen", of de strooptochten der Spaanse soldaten, die de forten bewonend, van Sint-Pol tot Sinte-Isabella langs de St.-Paulusdijk. Bier werd gedronken in 't Calf bij tavernier Sarel Bril, die op tijd en stond last kreeg om betaald te worden. In 1639 begonnen de soldaten zich wellicht te vervelen, want ze ondernamen rooftochten om de tijd te doden, en de vrouwen dienden beveiligd te worden, temeer daar er een "contagieuse siekte" heerste.

"Op den 4 April 1640 voelde men alhier 's morgens ten 3 ure eene aerdtbevinqe". Of dit de Hollanders weer wakker maakte?"

"Op den 24 Meye van het selve jaer heeft den Prince van Oragnie met een talryck leger in 't Noordtsche Vrye eenen inval gedaen. Hy dede oock het Fort van St.-Donaes bestormen".

Maar de Prins moest zich met grote verliezen terugtrekken. "Tot het ondernemen van desen aenslag hadde hy op den 24 November van het voorgaende jaer een verbondt gemaeckt met den Cardinael de Richelieu, op conditie dat den Koning van Vranckryck aen den Prince van Oragnie betaelen soude eene somme van sesthien hondert duysent Fransche livers; waer mede hy twaelf duysend nieuwe soldaeten opgelicht hebbende, beloofd hadde de Steden van Brugge, Damme, Blanckenberghe, benevens de omliggende Forten t'seffens op eenen tydt te sullen overrompelen".

Het Fort van de Princesse Isabelle hield echter ook stand in deze strijd en Knokke bleef verder gevrijwaard. De Sint-Sebastiaensgilde werd opnieuw ingericht en de schutters zouden op tijd en stond de pijlen kunnen richten op mogelijke nieuwe Hollandse aanvallen.

In 1646 was "den oorlog tusschen Vranckryck en Spagnien seer heftig" en toen Brugge aldus bedreigd was, werd alle "grof geschut van de omliggende Sterckten" daarheen gesleurd om de verdediging te verzekeren. Alles bleef vredig te Knokke, waar er in dit jaar 260 inwoners waren en 65 huizen geteld waarvan 44 in de landbouw ten zuiden van de Graaf Jansdijk.

De Fransen bleven beneden Brugge en waren "nog geduerig voort landt te berooven", toen in 1648 de Vrede van Munster afgesloten werd tussen de koning van Spanje en de Verenigde Nederlanden. Het Fort Sint-Pol werd uitgeschakeld.

Het bleven vredige jaren in deze kusthoek bij het Zwin, zoals verder in het land. In 1650 was er "eynde van July groote dierte van levensmiddelen". Knokke kreeg in dit jaar van hoofdman Ridder Marc Albert Arazola d'Ognati, burgemeester van het Vrye, een keure voor de Gilde van St.-Sebastiaen. De zee was bevroren in de winter van 1656-57. De landbouwers vestigden zich vast in de Vagevierspolder, de Butspolder en de andere, waar Schram, Oosters, Verschuere, De Mey, Van Houtte, Mesdagh en anderen meer, de voor lijnden. Toen in 1659 de vrede tussen de koningen van Spanje en Frankrijk aangekondigd werd, scheen alle oorlogsgevaar wel voor goed geweken. Het zou echter slechts duren zolang de 35e Graaf van Vlaanderen in leven bleef, hetzij tot 1665. "Op den 17 September is te Madrid overleden onsen genadigen Prince Philippus den IV Koning van Spagnien". Hij had ons sedert Princesse Isabelle rust bezorgd. Hoezeer het ook van deze tijd is dat wat Spaans bloed in Knokse aderen vloeide.

Na de pest kwamen Engelsen en Fransen plunderen

In 1665 kregen onze Vlaamse gewesten een graaf die amper 4 jaar oud was, namelijk Carel den II van Spanje, 36e Graeve. "Den Prince Charles, noch maer oudt zynde omtrent vier jaeren is synen Vaeder in alle syne Erflanden ende Rycken opgevolgt; ende wierdt oversulckx als Graeve van Vlaenderen in het volgende jaer op den 3 Meye binnen Gendt gehuldt".

Bij ons had men nog steeds niet de goede landsleiding van Isabella vergeten en haar naam zou in de volgende jaren nog in ere gehouden worden, vooral te Knokke. Zij had voor rustige jaren gezorgd. De boten voeren uit, tot Groenland toe, ter visvangst. Zo vernam men alhier dat op 7 oktober 1665 voor het eerst schepen van de walvisvangst teruggekomen waren, "ses van de selve visschen mede brengende", zoals Charles Curtis in z'n "Jaer-Boecken der Stadt Brugge" noteerde. Maar het volgende jaar, einde september, kwamen "verscheyde inlandtsche schippers" met de mare terug "hoe hunne schepen gelaeden met wyn en brandewyn, ter zee waeren aengetast en geplundert van de Engelsche Vlote, welckers officieren niet anders had geseydt, als vaert naer uwe haeven ledig, ende Koning sal u betaelen".

Erger was in 1666 de "peste, de welcke reedts in Hollandt en Engelandt veel menschen gedoodt hadde, binnen Brugge oock allengskens begonde te ontsteeken". Meteen werden hier "Pest Meesters" en andere toezichters aangesteld. Toen dit maar heel weinig scheen te baten, riep de magistraat een bijzondere heilige aan om de kwaal te bestrijden: de H. Franciscus Xaverius. Te Knokke werden in de kerk schilderijen van beschermheiligen geplaatst, geschilderd door E. Quellinus, en die men er nog steeds kan zien.

Het werd een jaar vol bedreigingen. "Naer het overlyden van Philippus den IV hadde den Koning van Vranckryck besloten de Spaensche Nederlanden te overmeesteren".

In mei viel reeds een machtig leger Vlaanderen binnen. Nu moet men weten dat Engeland in de voorgaande eeuwen steeds aan de zijde stond van de landen die door de Fransen aangevallen of bedreigd werden. Zo zijn dan in juli 1666 "vyfthien honderd mannen Engelsche hulptroupen binnen Oostende aangekomen". Ze werden gelegerd in de streek rond Brugge en vooral Damme. Ze trokken hier rond en "beroofden selfs het landt". Dit was om geld te kunnen krijgen door verkoop van de waren, doch er kwam al dadelijk een verordening dat niets van de Engelse soldaten mocht afgekocht worden.

"Jor. Marcus Albertus d'Ognate was ten desen jaere van wegen den Gouverneur van dit Landt naer Engelandt gesonden, om aldaer een Tractaet van Commercie te besluyten". Deze Marcus Albertus was burgemeester van het Vrye en te Knokke kende men hem als hoofdman van de St.-Sebastiaensgilde. Hij zou er voor zorgen dat onze vissers naar Engeland zouden mogen varen met "eeuwigduerende 50 schepen op syne kusten". Of de historie die vriend De Paepe in onze tijd nog eens - echter tevergeefs - zou overdoen.

Om goede verbindingswegen te verzekeren in 'n Knokke dat geen of weinig rijwegen had, werd in 1667 de Isabellavaart naar de Isabellasluis toe, gegraven.

De tijden bleven beroerd met de bedreiging der Fransen, die afzakten "langs Steenbrugge, Oostcamp en Ruddervoorde, alles beroovende en verbrandende". De Engelse soldaten keken eerder de kat uit de boom, "omdat men eenigen tydt gewacht hadde hun te betaelen". Zo trokken zij op 13 februari vanuit Damme naar Moerkerke en Hoeke, "alwaer sy oock alles beroofden". Van de soldaten, spaar ons Heer! De Spanjaarden sloten dan maar vrede met de Fransen. Doch in 1669 kwam "in de maendt Juny wederom peste binnen Brugge, soo sterck niet woedende als ten jaere 1666".

In 1671 deed Graeve van Montercy, goeverneur der Nederlanden, op 4 augustus zijn intrede te Brugge. Hij zou in 1673 alle steden van Vlaanderen doen versterken toen de oorlog tussen Spanje en Frankrijk opnieuw opflakkerde. En "Spagnien" was ook hier bij ons. De bedreiging zou vele jaren duren, met in 1678 de Fransen voor Brugge. Onze kusthoek bleef ten noorden eerder beveiligd omdat de vijand zich voornamelijk op de steden koncentreerde die zelf ook de omliggende streek bevalen. Ondertussen was Knokke in de winter van 1675-1676 door een doorbraak van de zee tot Fort Sint-Pol toe geteisterd geworden.

In 1679 was de "Vrede tot Nimwegen" gesloten geworden, wat Gent weer Spaans maakte. "Oock wierden de Forten van Blanckenberghe, Isabelle en Nieuwendamme afgeworpen en geslecht". Dit zou dan het einde moeten betekenen van het Isabella-Fort, maar zoals we verder zullen zien, heeft het nog wel bestaan 25 jaar later.

Carel den II, ondertussen reeds 18 jaar geworden, eigende zich als graaf de duinen van het Vrye toe voor 55 jaren. Er heerste weer vrede en peis te Knokke. Tot in 1683 "Den Koning van Vranckryck eenen nieuwen oorloog beginnende, is andermael met een machtig Leger in Vlaenderen gevallen". Een Hollands garnizoen kwam hulp bieden tegen de aanvaller en in 1684 kwam het weer tot een "stilstandt van Wapenen". Voorlopig echter. Te Knokke diende men zich vooral te bekommeren om de strijd tegen de zee, met versterkingen om de Princepolder te beschermen. De Zeedyck (Graaf Jansdijk) vormde de voornaamste wal tussen duin en polders, met daarachter in het bijzonder de grote Ceuvelhoeve en zijn 162 gemeten.

De Fransen wachtten op iedere gelegenheid om voet te krijgen in het Vrye. En om meer duidelijk te schetsen hoe de toestand was en hoe de mensen zich in die tijd daarbij gedroegen, kunnen we best volgend feitje aanhalen.

"Ten jaere 1688 was eenen aensienelycken borger van Gendt naer Brugge komen woonen, en eene secrete correspondentie onderhoudende met de Franschen, hadde hy besloten dese Stadt aen hun met verraedt over te geven. Dog zyn voornemen tydelyck intdeckt zynde, wierdt hy gevangen en onthalst. En alsoo hy gemeent hadde de Franschen langs de Smedepobrte binnen te laeten, wierdt syn hoofdt boven de selve poorte op eene ysere pinne gestelt, alwaer het selve noch hedendags gesien wordt". Neen, het is niet het hoofd van een of ander scheidsrechter die de voetbalsupporters kunnen zien als ze langs de Smedepoort komen...

"In de maendt van Ougst 1689 wierdt geheel het Landt door de Franschen geplettert en berooft; alswanneer sy oock het Kasteel van Wynendaele overmeestert hebbende, het selve in de locht deden springen. In de maendt November van het selve jaer meenden de Franschen eenen inval te doen in het Noordt-Vrye". Ze zouden zich nochtans moeten terugtrekken. Doch de volgende winter waren ze terug en over het ijs konden ze hun doel bereiken, "soo dat sy ten selven tyde het Noordt-Vrye onder contributie gestelt hebben".

Troepen kwamen en gingen in onze streek. Cnocke bleef doorgaans gevrijwaard in de moeilijk te bereiken hoek achter vele vaarten en waar aan de overzijde van het Zwin de Hollanders ook een oogje in het zeil hielden. Achter alles viel hier niet zo heel veel te plunderen. Ver aan de spits van de Zeedyck lag de Witte Hof, veilig buiten het bereik van de plundertroepen.

"Op den 1 November is Carel den II Koning van Spagnien en XXXVI Graeve van Vlaenderen overleden, uyt wiens doodt soo vele bloedige en langduerige oorlogen binnen dese Landen opgeresen zyn". Na de dood van Karel II werd een komende oorlog als onvermijdelijk geacht, omdat er geen afstammelingen waren en "alle Heerschappyen ende achtergelaeten goederen betwist wierden".

In 1702 was de Hollandse generaal Coehoorn te Sluis aangekomen en op 6 mei maakte hij zich meester van Middelburg in Vlaanderen. Op 12 mei sloeg hij de richting in van 't Fort van Isabelle, maar daar komen we later op terug.

1704 : het Fort Isabelle veroverd

Vooraleer verder door te dringen in de Spaanse tijd te Knokke en onze streek, weze uit de oude "Jaer-Boecken" van Charles Curtis een feitje aangehaald om nader te belichten hoe in het begin van de 18e eeuw precies de stemming alhier was. Wat een mensenleven waard was en hoe de inquisitie alles in zijn greep hield.

Het gebeurde te Brugge: "Op den 26 Juny van den jaere 1700 was op den Burg voor het Stadthuys sekeren manspersoon ter Doodt gebragt, om dieswille dat hy eenigen tijdt te vooren, wesende daegs voor de Octave van het Alderheyligste Sacrament, bestolen hadde de Kercke van S. Salvators; alwaer hy uyt het Tabernakel genomen hebbende eene silvere doose met meer als 400 geconsacreerde Hostien, hadde de selve gedragen in sekere herberge genaemt het Peerdeken, staende recht over het Vleesehuys (welck huys naderhande afgebroken zynde, is op de selve plaetse eene Capelle gebouwt) ende die aldaer geworpen in het vertreck. Om deze grauwsaeme heyligschenderye wierde beyde syne handen afgekapt ende syn lichaeme verbrandt".

Ook in onze streek van het Vrye kende men de dood op de brandstapel. Vlaanderen kreeg zijn 36e graaf met Philippus den V, Koning van Spanje: "Naer dat den Koning van Spagnien Carel den II op den eersten November 1700 overleden was, begonde men in dese Landen eenen onvermydelycken oorlog te voorsien, vermits den selven Koning sonder kinderen gestorven zynde, alle desselfs Heerschappyen ende achtergelaeten Goederen betwist wierden".

Te Knokke zou men enkele jaren later de belegering kennen van het Isabella-fort, dat vroeger reeds afgeschreven en weggeschept zou geweest zijn, maar nu wellicht volledig opnieuw in orde gebracht was.

Op 6 mei 1702 kwam de Hollandse generaal Coehoorn naar Sluis en nam bij de verovering van Middelburg in Vlaanderen het Frans garnizoen krijgsgevangen. Hij liet een bezetting van 200 man achter en trok door in de richting van Knokke "tusschen Damme en Sluys". Op 12 mei kwam hij voor het Fort St.-Donaas en begon het met zijn batterijen te beschieten. Toen de bevelhebber van het fort vernam dat de Hollanders het op de 15e "met de degen in de handt" zouden bestormen, verliet hij het in de nacht hiervoor met zijn manschappen "naer dat hy het canon vernagelt, ende alle buskruydt in 't water geworpen hadde". Hierdoor nam generaal Coehoorn zonder slag of stoot het Fort St.-Donaas in en liet het "met eenige bolwercken" versterken. Het Isabella-Fort werd meteen zijn volgende doel: "Den Generaal dede korts daer naer het Fort van Isabelle berennen; maer de besettinge, om het aennaederen te beletten, hadde op den 5 Juny de aldaer liggende Sluyse geopent, waer door de omliggende Landen onderwaetert wierden, tot soo verre dat men genootsaeckt was omtrent Peereboome eenen dyck op te worpen, dm de waeteren aldaer te stutten".

De inwoners van Westkapelle zagen zich door het water bedreigd en doorbraken 's anderendaags op 6 juni deze dijk. Maar de Hollanders dichtten de opening en plaatsten er een wacht by. Op de 8e "begonde men met twaelf stucken canon ende eenige mortieren het Fort soodanig te beschieten dat, geduerende den tydt van 18 uren omtrent 200 bomben daer binnen geworpen zyn". Het garnizoen van het Fort Isabelle werd echter langs de zeekant voortdurend van nieuwe voorraad voorzien. Toen de Hollanders dan gewaar werden dat de Fransen op hen afkwamen, zijn ze weggetrokken en zetten zij hun leger in stelling tussen Sluis en de St.-Anne Polder. "Ten selven tyde hebben sy alle de omliggende Prochien, onder het Landt van den Vryen beschreven, ende die op contributie gestelt". Wat betekende dat de Hollanders een gedeelte van het land van het Vrye bleven bezetten.

Op 12 juni deden de Markies de Bedman en de generaal de Lamotte met 18 kanonnen en 4 mortieren een aanval op de stad en het kasteel van Middelburg in Vlaanderen. Het aldaar gelegerd garnizoen werd krijgsgevangen gemaakt en naar Brugge overgebracht. Filips V benoemde Markies de Bedman in 1703 tot goeverneur van onze Nederlanden. Er deden zich in het jaar geen wapenfeiten meer voor in onze buurt. De Hollandse generaal Spar was met zijn leger bij Sluis blijven liggen. Generaal de Lamotte waakte met het garnizoen van Brugge.

Er kon vervolgens niet precies in de "Jaer-Boecken" bepaald worden in welke maand en preciese datum van 1704 de generalen Spar en Salis weer bij het Fort van St.-Donaas beland zijn. Maar toen "begonde men alhier voor eenen aanval te vreesen. Alle de Buyten-wercken wierden beset en met kanon beplant. De Wachten waeren verdobbelt en het Gouvernement hadde belast eenige Zeedycken tot op eenen voet dichte te graven, om die te gemackelycker op de aennaderinge van den vyandt te konnen doorsteken. Men hadde reeds het meerendeel van de Landen, liggende tusschen het Fort van Isabelle en de Stadt van Damme onder water gestelt; ten welcken eynde men oock alhier, op het versoeck van den Graeve de Lamotte, geopend hadde de Sluyse, liggende voor de halve Maene van de Catharina-poorte, om door desen middel alle het waeter, komende van den Gendtschen Vaerdt, langs de Vesten, door den Duycker, liggende onder den Damschen Vaerdt, te laeten vallen in de Vaerdt van Sluys. Maer dit alles konde weynig baeten; om dieswille de Hollanders alle het waeter langs de Sluyse van het Fort van St.-Donaes aftappende, het Landt wederom droog trocken".

Dit was dan de strategie van begin 1700, met het water als voornaamste wapen. Het leger van generaal Spar trok op 1 juli 1704 door naar Lapscheure, verder naar Brugge, maar moest op 3 juli onverrichterzake terug. Ze gaven zich echter nog niet gewonnen. Integendeel. Op 15 juli kwamen 400 soldaten van Sluis met evenveel van het leger van Bassevelde tot bij het Fort St.-Donaas, waar boeren bezig waren een linie ter verdediging van het Noordse Vrye op te werpen. Vier bataljons en drie eskadrons Spaanse en Franse soldaten dekten de werken, maar ze sloegen op de vlucht toen ze de Hollanders zagen opdagen. De boeren werden er toe verplicht het aangevangen werk weer af te voeren.

Bleef het Isabella-Fort, dat nu ook zijn beurt zou krijgen, want? " ...middelertydt was de Generael Salisch tot Sluys aengekomen, en was stillekens getrocken naer het Fort van Isabelle, het welcke hy reeds belegerd hadde eer dat den Graeve van Lamotte selfs wiste van syn aenkomste. Dit Fort was ten uytersten wel versterckt in synen Fortificatien; doch van genoegsaem garnisoen onvoorsien, soo dat hy korts daer naer het selve met accoordt verovert heeft, en alsoo meester geworden is van de aldaer liggende Sluyse, met de welcke hy het meerderendeel van het Landt konde onder waeter setten".

Het fort en Knokke vielen in Hollandse handen. Generaal de Lamotte vluchtte naar Gent. De bewoners van het platteland vluchtten Brugge binnen. De vijand drong door tot Steenbrugge "alles roovende en brandende". Ze maakten pas rechtsomkeer als ze gewaar werden dat de Fransen een leger samenstelden om tot de tegenaanval over te gaan. Dan zijn de Hollanders naar Middelburg teruggekeerd.

Meerdere jaren van oorlog zouden volgen.

('t Vervolgt)

"Jaer-Boecken" doorlezen met kommentaar van André D'hont

't Volgend nummer van 't tijdschrift “Cnoc is ier” verschijnt in oktober 1976. Eenieder die bijdragen heeft over heemkunde en deze wil laten verschijnen, moet ze uiterlijk eind augustus aan dhr André Sandelé, sekretaris, Dumortierlaan, 99 te 8300-Knokke-Heist-1 bezorgen. Dit is tevens het geval voor uw publiciteit, waarvoor beleefde dank bij voorbaat voor de welwillende medewerking en simpatie.

Het Bestuur.

 

Uit de "jaer-boecken" van de Spaanse tijd

André D'hont

Cnocke is Hier
1976
07
009-022
Leonore Kuijken
2023-06-19 14:38:19