Mededelingen
4. Ter Muden: van eenen Scepe. (1408)
“ Jan Weytemoet die zende 1 scip in Oostlant [= Noord-Duitsland /de Hanse steden aan de Oostzee zoals Lübeck, Hamburg e.a.] bi der Zouter Zee met eenen man, die meester was van den scepe, ende hi hadde dat stier an tscip. Ende het gheviel dat die man, die tscip hadde, in Oostlant zijn goede ende zijn ghelt verdobbelde; ende hi vercochte dat scip eenen Oosterlinc [= bewoner van een Hanse stad], ende hi gaffer gifte [= geschenk, ook omkoping] of voor scepenen [= schepenen/gezagsdragers] van dhave. Ende daerof nam hi eenen scaeter, die dat scip cochte, ende hi makede eenen man meester van den scepe ende hi hiet Jan Pateel, ende dat scip dede hi vervrechten ter Sluus.
Doe [= toen] Jan Weytemoet zijn scip sach in tSwin, doe dede hijt arresteren, ende men gaf hemlieden wettelijcken dincghedach [= dag v.d. rechtszitting]. Doe toghede [= tonen /bewijzen] Jan Weytemoet, dat dit scip zine was, doet laetst uten Zwene zeilde en dat hijt hadde ghedoen maken van zijns zelves houte, ende van zijns zelves ysere ende met zijn zelves goede. Ende daerof bood hi scepenen te informeren met goeder informacie.
Ende Jan Pateel die toghede, dat dit scip sijn meester ghecocht hadde ende betaelt met zijnszelves ghelde, ende dat hi meester daer vanden scepe ghemaeckt was, ende dat hi “met mate ende met mele” [= brood en middagmaal gebruiken = vast verblijf houden] up tscip was. Ende daerof bood hi scepenen te informerene.
Ende omme die reden dat hi “malatich ende melatich” [= brood en middag-maal gebruiken = vast verblijf houden] was up tscip, ende hi scepenen hadden geboden te informeren met lieden van buudslants, ende dat buudslants gheviel ende “over zee ende over zand” [= op reis zijn], dat die informacie waerdich sculdich was te wesene van informacie van bindslands: hierof I beroup.
t Vonesse: Scepenen dinct [=denken/oordelen] recht wesen, dat diegene die tscip dede maken, zijn scip behouden.
Medegedeeld door Roger Crois, die het aantrof in : “Rechtbronnen der Stad Aardenburg" Vorsterdam Van Oyen, ‘s Gravenhage 1892, met als bron het “Bouc metten Cnoop”
[verklaringen uit het “Middelnederlandsch Handwoordenboek” van J. Verdam door Achiel Calus aangevuld]
------------0000 0000000 0000---------