Mededelingen
Een Uitvaart met de hoogste Dienst te Oostkerke - 1775
Firmin Roose
Daags voor Kerstmis 1775 overleed te Oostkerke de vrijgezel Jan Vander Beke; en op 27 december werd hij er met een “officio summo” ten grave gedragen (1). Uit de staat van goed, die na zijn overlijden opgemaakt werd (2), konden wij niet uitmaken hoe die man te Oostkerle terechtkwam: al de immeubele goederen waarin hij gerechtigd was, lagen immers te Klemskerke, te Nieuwmunster en te Bredene. Hijzelf was “vrylaet van Vincx te Clemskerke”.
Inderdaad, op 14 september 1749 (3) werd Joannes Vander Beecke geboren in het gezin Emmanuel en Catharyne Dutr(i)eeuw te Klemskerke. Dit gezin werd verrijkt met acht kinderen, maar de ouders kenden weinig geluk met hun kroost zoals onderstaande tabel duidelijk maakt (4). Vice-versa hadden de “achtergelaeten kynderen” het ook niet bijster goed getroffen, daar zij op zeer jeugdige leeftijd reeds allebei hun ouders verloren.
26 juli 1742 |
huwelijk Vander Beke-Dutreeuw – pag. 256 |
6 juli 1743 |
geboorte Jacobus, + 3 december 1750 – pag. 244 |
31 januari 1745 |
geb. Adrianus, + 17 februari 1747 – pag. 237 |
6 juni 1746 |
geb. Joannes, + 25 februari 1747 – pag. 237 |
17 december 1747 |
geb. Ludovicus |
14 sept 1749 |
geb. Joannes (waarover we hier handelen) |
11 januari 1751 |
geb. Catharina, + 16 januari 1751. – pag. 245 |
11 januari 1751 |
geb. Emmanuel, + 12 januari 1751 – pag. 244 |
23 januari 1752 |
geb. Phillipus |
14 april 1752 |
overlijden vader Emmanuel - uitvaart 9 lessen pag. 248 |
6 mei 1754 |
overlijden moeder Catharyne - idem pag. 253 |
Na twaalf jaar bleven er van dit gezin dus enkel drie kleine zoontjes over.
De familie was nochtans welgesteld, zoals blijkt uit de hogervermelde staat van goed, en ze kon bijgevoig gerust de “meester chirurgyn” betalen.
De rendant van de staat van goed is Jans oudere broer Ludovicus, die tevens voogd materneel is van Isabelle Anthierens, de dochter die Catheryne Dutreeuw uit haar andere huwelijk met Jan Anthierens, gekregen had.
Bij de "commeren" vonden wij de onkosten vermeld van de begrafenis; en wij dachten het nuttig deze eens mede te delen. Ze geven namelijk een goed idee van de kosten van zo’ n “hoogste-dienst-uitvaart” en daarbij bieden ze ons een hele rij namen van personen die rond 1775 te Oostkerke leefden, met de bediening of het ambacht, die zij er uitoefenden. Hieronder de paginae 24 à 29 van deze staat van goed.
“Door den rendant betaelt aen den Eerweerden heere Joannes Vallers, pastor der prochie van Oostkercke, de somme van vier ponden seventhien schellinghen grooten courant, over het begraeven van den overledenen met den hooghsten dienst, als oock twaalf gherecommandeerde zielmissen ende recommanderen in het jaer ghebedt bij den overledenen versocht uijtwijsens sijn specifijque quijtantie vanden 13e januarij 1776.”
“Van ghelijcken betaelt aen P. Faveers, coster ter selver prochie, de somme van een pondt neghen schellinghen acht grooten, over sijn recht Costereel ter voorschreven causen, daerin begrepen het luijden vande middelclocke, inghevolghe sijn verleende quijttantie vanden 12e januari 1776.”
“Voorts betaelt aen Sieur [= mijnheer] ... Dethieu, wasselinckmaecker [= wasbewerker] tot Brugghe, de somme van twee ponden twaelf schellinghen grooten courant, over de leveringhe van twaelf pondt warsch [= was] ten oirboire [= ten behoeve] vanden dienst vanden overledenen bij quijttantie van den 5e januari 1776.”
“Item betaelt aen J. Faveers de somme van sesthien schellinghen ses grooten courant, over het luijden vande groote clocke inde begraevinghe vanden overledenen met den hooghen dienst bij quijttantie vanden 1e jan. 1776.”
“Voorts betaelt aen Danneel Matton, eerst de somme van twee schellinghen grooten over grafmaecken, ende noch vijf schellinghen en acht grooten van het wasch te haelen ende begroeten vande vrienden vanden overledenen en alsoo tsaemen seven schellinghen acht grooten bij quijttantie vanden 31e decembre 1775. “
“Van ghelijcken betaelt aen D. L. De Craecke, meester-chirurgien ter prochie van Westcappelle, de somme van vijf ponden elf schellinghen en acht grooten courant, over ghedaen visiten ende leveringhe van medicamenten inde doodtsieckte vanden overledenen als per quijttantie vanden 31 decembre 1775.”
“Item betaelt aen Jouffrauwe dhuijsvrauwe van J. J. L. Van henden, licenciaet inde medicijnen tot Brugghe, de somme van een pondt seven schellinghen grooten wisselgeldt, over t’doen van een voijagie en advijs inde doodtsieckte vanden overledenen bij quijttantie vanden 5e januarij 1776, doende in courant d’uijtghetrocken 1 pondt 11 schellinghen 6 groten.”
“Voorts betaelt aen J. C. Meylemans de somme van een pondt seventhien schellinghen grooten, over de leveringhe van ses vaeten terwe, ghebacken in broodt ende eenighe soupecasten, bij quijttantie ….,”
“Van ghelijcken betaelt aen G. De Fonsica tot Oostkerke, de somme van twee ponden ses schellinghen en acht grooten, dat over thaire tsijnen huijse ghedaen inden uijtvaert int bedancken vande vrienden ende draeghers, die aldaer ghekommen waeren, hij quijttantie vanden 29e januarij 1776.”
“Item betaelt aen Francois Heyns, timmerman tot Oostkerke, de somme van een pondt drije schellinghen en vier grooten over het maecken ende leveren vande doodtkiste voor den overledenen, bij quijttantie 28e decembre 1776.”
“Voorts betaelt aen E.L. De Roover, beenhouwer tot Brugghe, de somme van een pondt een schellinck grooten courant, over de leveringhe van sessen dertigh pondt ossevleesch, ghelevert ten oirboire vanden uijtvaert int bedancken vande vrienden, bij quijttantie vanden 26 decembre 1775.”
“Voorts betaelt aen Ignatius Maertens als Deken vande Jonghmans ghilde in Clemskercke de somme van een pondt drije schellinghen en vier grooten, over de doodtschuldt vanden overledenen bij hem gheteeckent inde selve ghilde, bij quijttantie vanden 28 decembre 1775 ... “
“Voorts betaelt aen Pieter Beaumont als Deken vande Jonghmansgilde in Breedene de somme van een pondt grooten courant, over de doodtschult vanden overledenen, bij hem gheteeckent inde selve gilde, bij quijttantie vanden 25e januarij 1776...”
“Item betaelt aen den eerw. heer Joes vanden Broecke, coadjutor in Oostkerke de somme van een pont grooten courant, over stipendium van twaelf missen voor den overledenen, bij quijttantie... “
“Eyndelynghe betaelt aen Joannes Heyns de somme van drije ponden grooten over het maecken van een cruys om te stellen op het graf vanden overledenen bij quijttantie van 17e februarij 1776.”
Totaal van de lasten “vanden uijtvaert”: 29 pond en 17 schellingen groten courant geld.
______________________________________________
Voetnoten
- R.A. Brugge, Reg. Nr. van Oostkerke – pag. 304
- R.A. Brugge, Brugse Vrije - 2e reeks nr.1631
- R.A. Brugge, Reg. Nr. 7 van Klemskerke – pag. 217 - Hoewel de naam duidelijk leesbaar in de akte staat, werd hij in de alfabetische tafel geklapperd als “Joannes Vandenbroecke”.
- De gegevens en de pag. komen alle uit bovengenoemd register nr. 7 van Klemskerke.