Verslagen - Mededelingen - Berichten
Bezoek aan de Streek tussen Damme, Lapscheure en Moerkerke

René De Keyser

Op 25 juni 1967 ging dan eindelijk het bezoek door aan de streek op de zuidoosteljjke kant van het vroegere Zwin. Deze wandeling, die eerst gepland was op de 28 mei, werd toen onderbroken want, zoals onze sekretaris getuigde, kregen we op die dag regen met kuipen. Op aanvraag van verschillende Leden wordt dit verslag de korte inhoud van hetgeen gedurende deze wandeling werd verteld.

Om zich min of meer een gedacht te vormen over de ontwateringssystemen van dit gebied, is het nuttig eerst en vooral na te gaan hoe deze streek ontstond en hoe ze tegen de zee beveiligd werd. Beschermd tegen de wind achter de toren van Damme, werd door een korte uiteenzetting verduidelijkt hoe de 7 verschillende overstromings- en indijkingsfazen elkaar opvolgden.

Gedurende de Duinkerke II-overstroming (4e tot 8e eeuw) reikte de zee tot de Zandstreek die begint tussen Vijvekapelle en Sijsele. Een kreek op de plaats waar nu Zee-Brugge ligt, reikte tot bij Brugge. Dan ontstond ook de Sincfala (niet te verwarren met het Zwin). Gedurende de rust die op deze stroming volgde, werd de Blankenbergse Watering bedijkt.

Een nieuwe overstroming volgde in de 11e eeuw: “de Duinkerke III - A “ genoemd . De bedijkte Watering van Blankenberge bleef droog. Van uit de Sincfal ontstonden vele zijarmen die het gehele noorden van Brugge doorsneden: de Boudensvliet, de Reigersvliet; met kleinere vertakkingen zoals de Scheure, de Grote Vliet, de Monnikerede, de Neckersvliet en de Eede. Gedurende deze overstroming bleef de streek van Moerkerke -Lapscheure droog. Namen als Scavingswerf, Houtingewerve, Hoge Hem, enz. duiden op bewoning aldaar.

Na deze overstroming werd het noorden, dit is de streek tussen de Blankenbergse Dijk, de zee, de Boudensvliet en de Scheure, ingedijkt door een aaneenschakeling van de Evendijk, de Zomerweg, de Kalverkeetdijk, de Bloedloze Dijk en de Langedijk. De ontwatering van dit gebied gebeurde waarschijnlijk door de opening tussen het eindpunt van de Langedijk en de stad Brugge, langs de Eede.

De laatste grote overstroming, “de Duinkerke III- B “ (1134), overstroomde het ingedijkte noorden niet meer, maar wel de niet bedijkte streek rond Lapscheure, Damme en Moerkerke. De Boudensvliet schuurde uit en werd het Zwin; en de overstroming reikte tot tegen Brugge.

Deze overstroming was van korte duur en reeds in 1180 was een groot deel van Moerkerke beschermd door een dijk, aangelegd tussen de Langedijk en Houtingewerve of Den Hoorn (een hoge plaats te Moerkerke). Op het raakpunt van deze beschermingsdijk en de Langedijk ontstond Damme. De beschermende dijk werd Branddijk of Damweg genoemd.

Door de aanleg van de Damweg was alle waterafvoer van achter deze dijk en van achter de Langedijk afgesloten. Van Brugge tot de ingedijkte Monnikerede werd een afvoerkanaal gedolven dat later het Oud Zwin werd genoemd. Vermits de Monnikerede in het Zwin vloeide en evenals het Oud Zwin van dijken voorzien was, kon op die manier veel van het overtollige water afgevoerd worden; maar zeker niet al het water van achter de Branddijk en de Damweg. Men had immers ook de Reie gedolven van Brugge naar Damme, en deze diende voor de scheepvaart. Waarschijnlijk bereikte het water van Moerkerke de zee langs waterlopen die ten oosten van Den Hoorn in de richting van het Zwin liepen.

Vanuit de Branddijk-Damweg werd in noordelijke richting verder ingepolderd uit de Zwinoverstroming. Reeds in 1228 was een meer noordelijke dijklijn tot stand gekomen. Ze werd gevormd door de Sluise Dijk, de Brolozen dijk, ook genoemd Noorddijk of Polderdijk, en de Maldegemse-Polderdijk. Ook uit de richting van Heile en Lapscheure werd ingepolderd en later nog werd de Sluise Dijk verlengd tot aan de stad Sluis. Daarna bleef van het Zwin alleen nog een brede geul over en in die bedding werden nog verschillende kleine polders bedijkt.

Om de ontwatering te regelen werd het gehele gebied ingedeeld in gemeenschappen of wateringen. De bewoners van een watering droegen gezamenlijk bij in de onkosten om het water van hun gebied af te voeren. Volgende wateringen ontstonden: de Watering van Moerkerke groot 4700 gemet te Moerkerke, Damme en Sijsele; de Oude Watering van Lapscheure groot 3190 gemet te Lapscheure; de Watering van den Broek groot 1854 gemet te St-Kruis en Damme; de Maldegemse Polder groot 1212 gemet te Moerkerke; Stampershoek groot 665 gemet te St-Katelijne buiten Damme.

Waar deze wateringen aan de Zandstreek paalden, en ook waar zij aan elkaar paalden zonder dat er dijken aanwezig waren, werden zijdelingen aangelegd om te beletten dat water van een andere watering of uit de Zandstreek in de eigen watering zou binnen komen.

Ten noorden van de Brieversweg en west van de Heunebeek werd in 1284 het zijdeling vermeld nu nog bekend als “Nunnebarm” omdat hij het water uit de omgeving van het klooster van Spermalie moest tegenhouden. In 1369 werd een zijdeling aangelegd die moest onderhouden worden tot aan de Houtweg, door de abt van Zoetendale.

In 1412 werd een zijdeling aangelegd tussen de Watering van den Broek en Male, nu nog bekend als Hoge Wegel te St-Kruis en als Barm op Vijvekapelle. Andere benamingen voor “zijdeling” waren: “boeredijk” of “waere”.

1234  - Er werd een sluis gebouwd te Damme op de Reie. Alhoewel het versassen van schepen naar Brugge het hoofddoel was, zal ook wel water afgevoerd geweest zijn naar het Zwin door deze sluis

1242  - De Watering van den Broek kreeg, mits zekere voorwaarden , toelating om water af te voeren door een niet nader bepaalde sluis te Damme.

1251  - De stad Gent verkreeg de toelating tot het delven van een kanaal van Gent naar Damme: de latere Lieve. De Watering van Moerkerke werd door de Lieve, die op een verhoogd waterpeil werd gehouden, in twee gesneden. In het vervolg spreekt men van Noord over de Lieve en van Zuid over de Lieve.

1329  - De wateringen van Moerkerke en van Lapscheure hadden elk een hoofdwatergang en een sluis om hun water te lozen in het Zwin. De watergang en de sluis van Moerkerke waren echter dichtgeslijkt. De Watering van Moerkerke kreeg de toelating tot het delven van een nieuwe watergang die zou uitmonden in de watergang en bij de sluis van die van Lapscheure te Brungheers, ten westen van de stad Sluis.

1372  - De waterloop van de Watering van Zuid over de Lieve was geheel verstopt en onherstelbaar. Er werd een buis gevraagd onder de bodem van de Lieve en een nieuwe watergang door de St-Katelijnepolder; alles op kosten van de watering die het aanvroeg.

1373  - “Mijns heren Leie van Male” voor het eerst vermeld. Ze wordt nu kortweg de “Male Leie” genoemd en ligt er tussen dijken vanaf de Barm op Vijvekapelle tot de Branddijk bij Damme. De Male Leie vormt de scheiding tussen den Broek en Moerkerke Zuid over de Lieve. Zij voerde het water af van Male, maar nam geen water op van de nevensliggende wateringen.

1387 - Zuid over de Lieve en den Broek krijgen toelating om samen een nieuwe hoofdwatergang te delven. Die waterloop bestaat nu nog onder de naam “het Geleed”. Hij sloot te Speghelswege aan bij de vroegere hoofd-watergang en mondde uit in het Zwin te Brungheers. De stad Gent verleende toelating tot het leggen van een conduit onder de bodem van de Gentse Leie.

1402 - Stampershoek vroeg en bekwam de toelating om ook te ontwateren langs het Geleed.

1436 - De Sluizenaars mieken een gat in de dijk te Brungheers.

1445 -   Overstroomde gebieden werden uitgepompt met een pomp ten Vageviere een pomp ten Aendepoele.

1452 en 1477 - Kronijken spreken van overstromingen te Lapscheure en te St-Katelijne.

1572 - Er was een geschil ontstaan tussen de wateringen van den Broek en van Moerkerke Zuid over de Lieve ter ener zijde, en de stad Damme ter andere zijde, over het gebruik van een sluis tussen het vestingswater van Damme en de Zoute vaart. Naar aanleiding van dit geschil werd een kaart getekend van de genoemde wateringen door Pieter Pourbus, kaart die nu op het Rijksarchief te Brugge bewaard wordt.

1583 - Gedurende de vijandelijkheden tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden werden de dijken van het Zwin bij Sluis met opzet doorgestoken. Gedurende die jarenlange overstroming die er het gevolg van was, ontstond het Lapscheurse Gat. Lapscheure dorp zelf verdween volledig en werd later heropgebouwd waar het zich nu bevindt. Langs de baan Knokke-Maldegem, langs weerzijden van het huidige dorp Lapscheure, ziet men nu nog de rietkreken die gedurende deze overstroming ontstonden.

1591 - In dat jaar ontstond ook een dijkbreuk ten oosten van Platheule. Om verdere uitbreiding van de overstroming tegen te gaan, werd de dijk hersteld door de Wateringen van Stampershoeke en van Zuid over de Lieve, met medewerking van de Prior van de Kartuizers te Brugge.

18/2/1609 - Gedurende een springvloed bij volle maan overstroomde ‘s avonds om 9 uur een groot deel van St-Katelijne buiten Damme en een groot deel van Moerkerke Noord over de Lieve. De overstroming reikte tot aan de Gentse Lieve en de bewoners werden met bootjes gered van uit de bomen en van op de daken van de gebouwen waar ze gevlucht waren.

1611 - Tussen het Lapscheurse Gat en de dijk van Noord over de Lieve werd de St-Pietersdijk aangelegd. Hij had een lengte van 1409 roeden.

1613 - St-Jobspolder op Lapscheure werd ingedijkt door de aanleg van een dijk die begon aan het Lapscheurse Gat en zuid en zuidoost draaide naar de St-Pietersdijk. Het inbraakpunt van de overstroming uit het Lapscheurse Gat bleef voorlopig open en werd later ingedijkt onder de naam Pannepolder, die ten noorden van het hujdige Lapscheure-dorp ligt. Voortaan waterden St-Jobspolder en later ook de Pannepolder uit in de Zoute vaart doorheen de St-Jobssluis bij het Fort St-Job.

1658 - Gedurende een storm spoelde de St-Jobssluis door.

1679 - De St-Jobssluis werd herbouwd op kosten van diegenen die er door uitwaterden, te weten: Noord- en Zuid over de Lieve, de Watering van den Broek en al de polders van Lapscheure.

1736 - Omdat de Zoute vaart en de St-Jobssluis langzaam verzandden, werd op kosten van al diegenen die er door uitwaterden een nieuwe sluis gebouwd bij het Lapscheurse Gat: de Blauwe Sluis.

1746/48 - Verderop het Lapscheurse Gat, te Sluis bij het Zwin, werd de Passluis gemaakt die al het water ontving van de voornoemde wateringen en ook van verschillende wateringen uit Zeeuws-Vlaanderen.

1756 - Er werd een octrooi verleend waarbij toegelaten werd de Oude Zoute Vaart volledig in te dijken.

1784 - Gedurende de Keteloorlog van Jozef II belemmerden de Noord-nederlanders de afvoer langs de Blauwe Sluis. Bij het Hazegras werd een nieuwe sluis gebouwd en al het water van Lapscheure, Moerkerke en Damme werd er voorbij het Fort St-Donaas naartoe geleid langs een nieuw gedolven watergang. Maar het systeem werkte niet goed.

1815 - Gedurende de hereniging van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden werd de Passluis terug gebruikt en afgestaan aan de wateringen.

1842 - Vermits sedert de onafhankelijkheid van België de waterafvoer over Nederlands grondgebied afgesloten was, werd vanaf Bouchoute tot de zee bij Heist het Leopoldkanaal gedolven. Het doorsneed het hele besproken gebied en alle grote waterlopen lozen langs sluizen hun water in dit kanaal, waardoor de watermiserie definitief eindigde. Omstreeks deze tijd werd het Zuidervaartje gedolven, dat het water van Assebroek en Brugge langs Damme in de Leopoldvaart voert.

Omstreeks 1850 werd naast het Leopoldkanaal, het kanaal van Schipdonk gegraven, dat het water van de Leie vanaf Deinze rechtstreeks naar zee voert. Het Schipdonkkanaal dat doorgaans op een hoger waterpeil staat dan het Leopoldkanaal, neemt geen water op uit de streek.

Na deze uiteenzetting werd een rondrit gemaakt doorheen het besproken gebied. We hebben eerst een ogenblik stil gestaan aan de brug met sluizen, zuid bij Damme-kerk, waar het Zuidervaartje onderdoor spoelt.

Vervolgens hielden we stil langs de baan naar Vijvekapelle waar we de ligging zagen van de wateringen van den Broek en van Zuid over de Lieve. Op dit merkwaardig kruispunt zagen we ook de Pijpeweg waarlangs in 1269 de loden waterpijp werd gelegd van de vijver van Male naar Damme, om deze laatste van drinkbaar water te voorzien. De “Male Leie” ligt op de scheiding van de Broek en Zuid over de Lieve, tussen twee dijken. Nog merkwaardiger is de indrukwekkende breedte van de Branddijk die er op zijn volle breedte zichtbaar is. In de verte ligt het hof van Bonem en nevens de Male Leie, het Chartreusenhof.

We keerden op onze stappen terug om de weg naar Platheule te volgen, waarlangs we uitstapten om de vroegere ligging van de Gentse Lieve na te gaan.

Vandaar ging het verder over de bruggen van het Leopoldkanaal en de Schipdonkvaart naar Platheule. Die plaats dankt haar naam aan de brug die er over het Geleed lag. Bij onze aankomst hadden we nog juist de tijd om onder een hangar te vluchten voor een stortvlaag en hagelstenen als “marbels” [= knikkers], gepaard met een hevige wind, die naar we achteraf vernamen, te Boesinge en te Oostmalle enorme schade had aangericht. Na de stortvlaag zagen we Platheule, de Polderdijk en de plaats waar vroeger de molen stond.

We reden langs de Sluise Dijk, nu Vlienderhagestraat, naar de wijk “Vlienderhage”, waar we nog eens het Geleed zagen. Voor we het dorp Lapscheure aandeden, passeerden we de rietkreek waarvan boven sprake.

Na een verfrissing in het dorp, volgden we de baan naar Maldegem om een eind verder langs de St-Pietersdijk de Preekboom te bereiken. De preek-boom, waarbij de processie van Moerkerke rustte, is echter sinds lang verdwenen; maar de Polderdijk is er goed bewaard. Langs de steenweg bereikten we de wijk “Het Molentje” te Moerkerke, oudtijds genoemd Kruiswege. Provoosts molen is ook verdwenen.

We trokken verder langs de Damweg om links af te draaien naar de West Leiebrug die oorspronkelijk de Cabelsbrug heette en die lag waar de Leegweg werd doorsneden door de Gentse Lieve. Vandaar langs de oude Lievedijk naar de Conduitput, waar het Geleed begint bij de buize of conduit die er onder de Gentse Lieve of Gentse Leie werd aangelegd in 1387. Er bestaat geen siphon meer: de put is niet meer overwelfd waar de bedding van de Lieve overheen ging. Wel steekt er nog een buis over, die het grachtje dat van de Lieve overblijft op weerzijden verbindt. Door dat grachtje en die buis kan men water doen lopen van de Damse vaart naar Moerkerke, en aldus bracht men ook water aan voor de vijver van het kasteel van Moerkerke, wist onze sekretaris Br. Gaëtan te vertellen.

We reden naar huis langs de Spegelsweg, die vóór de overstroming van 1134 waardoor het Zwin ontstond, de verbindingsweg was tussen het kasteel van Oostkerke en het domein dat later het klooster van Spermalie werd op Sijsele. Dit domein behoorde immers toe aan de heren van Oostkerke tot in het begin van de 13e eeuw.

000000000

Bezoek aan de streek tussen Damme, Lapscheure en Moerkerke

René De Keyser

Rond de poldertorens
1968
01
037-041
Achiel Calus
2023-06-19 14:38:19