Van ringelo-rangelo tot hoela-hoep

Nera Dogimont
(Opgetekend door Pierre Vantorre )

In ons zomernummer 1979 verscheen een bijdrage van Cyriel Vantorre onder de titel “Mijn kinderspelen van vroeger“. Ik vond het wel aardig, het nogmaals te lezen hoe de jeugd een halve eeuw geleden aan vrijetijdsbesteding deed! Ik schrijf met opzet DE JEUGD, omdat niet alleen de jongens maar ook de meisjes toen HUN kinderspelen hadden die nu niet meer in zwang zijn.

“Ook wij“, zegt Nera Dogimont, “hebben heimwee naar onze schooljaren en de kinderspelen waaraan we toen veel plezier hebben beleefd“.

En ik luister met belangstelling naar haar verhaal.

Verschillende spelen herinner ik me nog goed, vooral deze waaraan ik de meeste leute had in het patronaat. Daar mochten de “groten“ vanaf 14 jaar ‘s avonds bijeenkomen onder toezicht van Eerw. Zuster Odiel die ook meespeelde. Alle spelen uit mijn jeugdjaren opsommen kan ik niet meer. Ze zijn allang uit de mode en op de duur vergeet je er veel.

Ik begin met zakdoekleggen. We zongen “zakdoekleggen, niemand zeggen, ‘k heb een hele dag gewerkt. Twee paar schoenen afgewerkt, één van stof en één van leer, hier leg ik mijn zakdoek neer.“ De zakdoek werd achter de rug van een meisje gelegd en dan was het maar rennen om de zakdoeklegster te grijpen vooraleer zij haar plaats had ingenomen. Lukte het niet, dan werd zijzelf zakdoeklegster.

Pikkelen. Er werd gespeeld met 5 metalen pikkels. Soms ook met steentjes want in de winkel moest 2 fr betaald worden voor 5 pikkels. Er werd begonnen met de pikkels één na één omhoog te gooien en in één hand op te vangen. Dan kwam het maaien, zaaien, kappen enz.. Het was zogezegd een jongenspel, maar ook veel meisjes speelden het graag.

Wie heeft de bal? Een meisje stond met haar gezicht naar een muur gericht. Ze gooide de bal achterwaarts over haar hoofd. Wie de bal kon vangen verstopte hem achter de rug en er werd geroepen Qui a la balle? “ En de werpster moest het raden.

Kallen. Dit werd gespeeld met een plat stukje hout van ± 8 cm2. Op de grond werd met krijt een figuur getekend ingedeeld in genummerde vakjes. Men moest op één been zonder steun het stukje hout van het ene vakje in het andere vakje duwen. Op vak nr. 10 werd even gerust en dan terug gehuppeld tot in het vak nr. 1. Als het houtblokje op de kalklijn bleef liggen, werd men “buitenspel“ gesteld.

Ringelo-Rangelo. Het spel met een ring. De speelsters vormden een cirkel zittend met gevouwen handen. Een meisje liep met een ring rond en liet hem ongemerkt in iemands handen vallen al zingend “Ringelo Rangelo, ring, ring, rangelo, ik moet zenden een ring naar Amerika. Is hij niet hier, hij is daar. Hij zit in Amerika maar ik weet niet waar...” En dan maar raden wie de ring had!

Blinddoeken. Er werd een cirkel gevormd. In de cirkel stond een geblinddoekte medespeelster. De meisjes die de cirkel vormden, bootsten het geluid na van een dier. De geblinddoekte moest op het geluid afgaan en trachten “het dier“ te pakken dat dan de plaats van de geblinddoekte innam.

De sulferdoos. Met een sulferdoos op de top van de neus een rondje maken. Als de doos er afviel moest een pand gegeven worden of iets gepresteerd worden, zoals zingen, een gedicht voordragen, muilentrekken enz..

Schoenleggen. Van elke deelneemster werd één schoen op een hoop gegooid. Met een blinddoek voor de ogen moest de schoen teruggevonden worden. Wie het laatste haar schoen vond, werd verplicht een lied te zingen of een pand te geven.

De glazen brug. Bij dit spel werd gezongen “De glazen brug is gemaakt van suiker en van zeem.“ Een deelneemster legde de gestrekte armen op de schouders van een andere meisje. Eén na één kropen we onder de armen en legden dan ook onze handen op de schouders van de voorgaande speelster tot de brug gevormd was. We speelden dit spelletje tot we er moe van waren.

We speelden ook veel in openlucht. Bijvoorbeeld steltlopen, omdat we de houten latten niet mochten meebrengen naar school en het patronaat. Vele meisjes konden goed toppen, maar dat spel viel niet mee omdat we gauw blaren aan de handen kregen van het opwinden en afwerpen van de top. ‘t Was meer een spel voor jongens, zoals het marbelen. Maar toch konden veel meisjes goed marbelen. Zelfs de “hoela-hoep“ hebben we in onze schooljeugd gekend. We deden het met een fietswiel zonder spaken.

Spelletjes die eigenlijk kattenkwaad waren, kenden we ook. In ‘t bosje, bijvoorbeeld, bonden we een bal of een ander voorwerp aan een lange koord die we onder het zand verborgen. Als iemand het voorwerp wilde oprapen trokken we aan de koord en liepen weg! Belletjetrek stond eveneens op ons programma. ‘t Ging meestal om een wedding en de kans om een rammeling namen we erbij.

Dat belletjetrek wordt nu nog gedaan, maar al die andere geestige kinderspelen behoren, samen met onze zalige jeugdjaren, spijtig genoeg tot het verleden.

Nera Dogimont
(Opgetekend door P. Vantorre )

Van ringelo-rangelo tot hoela-hoep

Nera Dogimont - Pierre Vantorre

Heyst Leeft
1980
01
019-020
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15