Toen de ezels op het strand nog een hondenleven hadden
André Desmidt
Juist vóór de eeuwwisseling hadden onze vroede voorvaderen reeds de microbe van verordeningen en reglementeringen in hun kleren.
Problemen die nu nog volop aan de orde van de dag zijn, zoals de netheid van de stad, de hondjes al of niet aan de leiband, de orde en veiligheid op de markten, het baden op de badplaats..., werden toen ook reeds druk besproken en beslecht.
Teneinde u een beeld op te hangen van de mentaliteit rond de eeuwwisseling, de algemene levenssfeer en de zienswijze van de overheid, geven wij u enige uittreksels uit het algemeen politiereglement van Heist dat tot stand kwam door de goede zorgen van burgemeester Leopold Desutter en secretaris Du Bois en goedgekeurd werd in de gemeenteraad van 18 maart 1896.
Iedereen herinnert zich nog wel Gusten Vandenbroele - later opgevolgd door Nyckees - die dagelijks tientallen malen van ‘t ene strandhoofd naar ‘t andere “ tjoolde” met zijn ezeltjes, goed beladen door een wollige schapenvacht tot genoegen van menig kinderkontje. Het was echt geen “karrot“ tijdens de zomermaanden, maar gelukkig waren er af en toe Heistse kinderen die vroegen of zij eens de ezel mochten begeleiden, soms met alle gevolgen van dien. Zolang ‘t leeg water was, ging alles goed, maar als ‘t water opkwam en de baigneurs toevallig hadden “gezeild buiten hun staktjes”, kwamen de problemen, want de ezeldrijver had dan alle moeite om naar de andere golfbreker te komen. Voortdurend moest hij in ‘t water lopen, om de zeilen heen, wat ook niet ging! Geregeld was er ambiance op het strand en af en toe haalde men er zelfs “Soupe” bij, de inspecteur van de badendienst.
In het politiereglement lezen we: “Elke persoon die begeert op het strand of op alle openbare wegen der gemeente, gedurende het badgetijde ezels ter beschikking van het publiek te stellen, om een wandeling te doen, moet te dien einde eene schriftelijke vraag aan den burgemeester doen.”
Op oude schilderijen is het nog wel eens te zien hoe het ezelfabriekske werkte. We zien ze ook afgebeeld op postkaarten, allen op een rijtje, wachtend op de “kallanten”.
De eigenaars van ezels moeten met hunne rijdieren staan aan de barrelen door den burgemeester aangewezen.” Opvallend toch wel dat er toen van paarden nog geen sprake was. Nochtans herinneren wij ons allen nog “peetje Ryckaert “ de melkboer en manègeman uit de Vissersstraat, die dagelijks langs “de rampe“ naar ‘t strand kwam en zich met enkele paarden installeerde naast de golfbreker hetgeen de begoede toerist toeliet een paardenritje tussen twee strandhoofden te maken, in draf of in galop.
Dat het ezeldrijven als een ernstige aangelegenheid aanzien werd, blijkt uit artikel 318 van het politiereglement:
“ De ezelhouders, in staat van dronkenschap bevonden, zullen onmiddellijk weggezonden worden. Er zal op dezelfde wijze gehandeld worden met degene die stoornissen of oproeringen zullen veroorzaakt hebben, zonder vermindering der straffen hierna bepaald.”
Ook aan de ezeltjes werd gedacht en teneinde oververmoeidheid tegen te gaan, moesten ze netjes op een rijtje staan en kwamen zij, zoals de taxi’s nu vóór ‘t casino, één voor één aan de beurt. In het reglement wordt uiteraard niet voorzien dat man en vrouw elk met een stel van drie ezeltjes heen en weer peddelen. Maar ja, waarom zou een ezel niet mogen doen wat de mens doet?
Artikel 319: “De ezels moeten op de standplaatsen volgens de orde van hunne aankomst gerangschikt worden en geen van hen mag in de plaats van een ander gezet worden. Zij moeten op den rang van hunne aankomst bewaard worden en mogen van die plaats niet verwijderd worden dan na door die, welke van het rijdier willen gebruik maken, te zijn gevraagd geworden. De geleiders moeten zich bovendien te allen tijde naar de aanwijzingen der politie schikken.“
De emancipatiegedachte was in 1900 nog niet doorgedrongen zodat duidelijk in het reglement gesteld werd dat de geleiders van het mannelijk geslacht en ten minste 12 jaar moesten zijn. Ofwel moeten wij hieruit besluiten dat de dames in de vooroorlogse periode nooit de kwaliteiten van een 12-jarige jongeman behaalden wat we ten zeerste betwijfelen, ofwel dat de dames die zich bekloegen over “hun ezel van ‘n vint “ leugenaars waren.., ofwel dat het vrouwelijk schoon toen reeds zo gewaardeerd werd dat ze optimaal beschermd werden en daarom deze lastige job niet mochten doen. Wie weet?
Naast de zorg voor de vrouw was er ook nog de zorg voor de goede zeden en de algemene orde. Wellicht daarom dat het reglement bepaalde dat de geleider “zich betamelijk moest kleden.“
Wat het labeur van de ezeldrijver opbracht, vindt u hieronder vermeld:
“ Art.322: De prijzen van iedere koers wordt per halve uur vastgesteld.
- Voor de eerste halve uur 0,50
- Voor de eerste uur 1,00
- Voor ieder halve uur daarboven 0,50
- De tijd voor het terugkeren nodig, moet medegerekend worden.
André Desmidt