Kustwacht bij het hazegras in 1465

Drs Luc Danhieux

In het Ferieboek van het Brugse Vrije ( = register van beraadslagingen van burgemeesters en schepenen van het Vrije), lopend over de jaren 1464 (maart) en 1465 (oktober) (1) werden achteraan een tweetal bladen ingelast, waarvan wij de tekst willen uitgeven met enige kommentaar.

Het betreft twee ongedateerde vragenlijsten gericht tot het college van het Brugse Vrije, met betrekking tot het inrichten van kustwacht aan de Oostkust en, zo men wil, het mobiliseren van de weerbare mannen.

Hoewel ongedateerd, laten noch het geschrift, noch de wijze van inbinden van deze stukken bij het laatste katern van die oude band, enige twijfel over de gelijktijdigheid met het register. Waarschijnlijk zelfs horen de stukken tot het laatste katern van de band en, in dat geval, zouden wij ze nader kunnen dateren en wèl tussen 15 september en 11 oktober 1465. Nochtans wordt in de processen - verbaal van de beraadslagingen nergens gewag gemaakt van enig behandelen van de kwestieuse stukken, hoewel op de stukken zelf een spoedprocedure wordt gevraagd. Een andere hand immers, en dan waarschijnlijk deze van de greffier, heeft op beide stukken onderaan geschreven: “Dit te vermanene ten eerste datmen vergaderen zal”.

Blijkbaar dreigde er toen gevaar van een invasie over zee. Dit gevaar was inderdaad niet denkbeeldig, vermits de spanningen tussen de pas gekroonde koning van Frankrijk, Lodewijk XI, en de Boergondische hertog in datzelfde jaar 1465 uitgelopen waren op een oorlog: de oorlog van de “Ligue du Bien Plublic”. Aan het hoofd van het Boegondisch leger stond de toekomstige hertog Karel de Stoute, nu nog graaf van Charolais, die zopas na een soort staatsgreep, de gunstelingen van de oude hertog Filips de goede aan de kant had laten zetten. Naast hem streden de hertog van Berry, de graaf van Bretanje en vele andere leenmannen van de Franse koning. Hoewel Lodewijk XI verslagen werd, wist hij de naijver tussen de grote feodalen uit te baten. Zo wist hij, reeds in december 1465, het hertogdom Berry opnieuw in handen te krijgen (2). Zo is het best mogelijk dat de twee teksten die zullen volgen, betrekking hebben op de toestand van december J465. Toen immers kon, vanuit de Normandische havens, gemakkelijk een vloot ingezet worden met invasietroepen.

Hebben de getroffen maatregelen de koning van Frankrijk afgeschrikt? In ieder geval wordt geen melding gemaakt van Franse invallen langs de kust in het volgend Ferieboek.

Welke waren nu de maatregelen die de inwoners van de Oostkust voorstelden?

Nemen wij vooreerst de “vraeghe vanden hooftmannen van Oostkercke ambacht”. Daarin treffen wij nog heel wat vraagtekens aan :

Eerst en vooral : waar zal men de wapens en het nodig geschut vandaan halen?

Ten tweede: men moet al de weerbare mannen dwingen mee te waken; maar wat doen met de anderen?

Ten derde: Men zal verder de ongehoorzaamheid van de wakers t.o.v. hun hoofd-mannen moeten bestraffen; maar hoe?

Ten vierde: het Brugse Vrije moet toelating verlenen tot het dragen van alle mogelijke verdedigingswapens. Men weet dat in alle oude keuren van stad en kasselrij het hoofdstuk over de verboden wapens een van de uitvoerigste is; wat meteen aanwijst hoe zachtaardig onze voorvaderen waren. Het is trouwens eeuwen lang een gezocht voorrecht van de schuttersgilden, zich naar hun schuttersfeesten te mogen begeven, maar dan rechtstreeks en zonder omwegen ook voor de terugweg, gewapend met pijl en boog, haakbus of kruisboog.

Eindelijk wordt een bevoegde leiding gevraagd uitgaande van “twee notabele mannen”.

De “Memorie” van Westkapelle en Knokke is, hierbij vergeleken, veel minder vaag. De gedane voorstellen zijn reeds meer concreet.

Eerst en vooral wordt gevraagd een kleine belasting te laten dragen door de weeskinderen (op hun ouderlijke erfenis dus) en door degenen die niet aktief meer kunnen meewaken. Dit geld zou besteed worden om kanonnen (veldslangen), bogen, toortsen, buspoeder, kaarsen enz, te kopen. De belasting zou niet opgehaald worden door algemene ontvangers, maar rechtstreeks geïnd worden door de ammans en de hoofdmannen. Men ziet dit is zoveel als een antwoord op de eerste vraag van Oostkerke Ambacht.

Degenen die de wacht moesten optrekken, dienden behoorlijk gewapend te zijn. Dit is, zij moesten een harnas dragen en een helm en tot wapens mintens een mes bij hebben.

Een strenge tucht wordt opgelegd: elke waker moest aantreden met zijn eigen parochie en onder zijn eigen hoofdman. Die niet onderdanig was, verbeurde 10 schellingen ten bate van zijn parochie. Ook hier krijgen sommige vragen uit het vorige stuk een antwoord.

De zwakke plek in de kustlijn is beslist Het Hazegras, vermits, zegt de tekst, het een grote, onbewoonde vlakte is, waar doorheen de tijden, telkens het gevaar dreigde voor een landing (Vlaanderen nooit last en hadde van uit zee te dien kante of zij en kwamen ten Hazegarse aan land). Heist daarentegen, loopt geen gevaar, omwille van zijn dichte bewoning. Vandaar dat niet alleen de inwoners van Oostkerke de wake zullen houden vanaf zonneondergang en van op de hoogte der duinen, dit op zware boete van 3 pond, maar ook Dudzele en Ramskapelle zullen zich naar Het Hazegras begeven.

Ten slotte zal de wacht eveneens opgetrokken worden met twee paarden, een van Knokke en een van Westkapelle. Men zal er de waterkant mee op en neer rijden, om uit te kijken naar de naderende schepen. Dit is meer dan nodig, want het strand, van zeelijn tot dijk, is er zeer uitgestrekt.
Men ziet, bij gebrek aan een hechte verdedigingsgordel, die later zou opgericht worden, stellen de inwoners van de kuststreek zich persoonlijk te weer. Dat hun optreden voldoende was, zegden wij hoger reeds.

xxxxxxxxxx

“ Dit naervolghende es de vraghe vanden hooftmannen van Oostkerke ambacht, huulieden miin heeren borchmeesters ende scepenen sLands vanden Vrijen.
Teerste point es vanden engienen ende vander artilgerye hoe men dat crighen zoude.

tWeetste point es omme te constringierene hemlieden te wapene dies machtich zijn ende avijs te hebbene op de gnone dies niet machtich en zijn.

tDerde point omme den ghonen die des obedient zijn haren hooftman, in wat manieren dat men ze contringieren zal ende bringhen ter obedientie.

Voirt omme dat elc hem te het voorzien zoude van wapenen dat hemlieden mochte gheconsenteert zijn te draghene alle manieren van wapenen daer mede dat zij hemlieden bewaren willen.

Ende voirt dat upper hooftmans ende onder hooftmans ende al tvolc ghemeenlilke ghaerne zaghen dat hemlieden ghebueren mochte twee notabele mannen daer zij daghelicx haren raet an halen mochten ende alst noodt ware ons allen te stellene in cordinancien.

Ende al dit bij den goede avise van hulieden mijn heeren borchmeesters ende scepenen sLands vanden Vrijen.

Dit te vermanene ten eersten datmen vergaderen zal” .

xxxxxxxxxxx

Over Waescapelle ende Knocke.

“ Memorie om te hebben consent ende last vanden heere ende vander wet om te lasten eenen soeten tacx vanden weezen ende over moghen lieden die in de wake niet ghelast en sijn, ende dat om mede te copen cuelluevren, boghen, ghescot, torken om de vierpannen, buspoeder, kersen up den tor mede te waken, ende al tghant dat den waker van noode es ende dat te poynten bi al de amans ende upper hoofman.

Voort dat alle die ghene die ter wake ghestelt sijn, dat hem elc voorsie van wapen ghelijc voorghebod inhoud, emmer ter mijnste van eenen pansiere, een huve ende een mes of daer of begrepen tsine vanden heere ende vander wet.

Voort dat elc onder houde sijn wake onder sijn hoofman ghelijc dat hi ghestelt es ende onderdanich sij ghelijc dat hi hem stelt up de boete van X sc. par. also dijcwil als van die in ghebreke es te commen ter profite van der prochye.

Voort dat die van Oostkeerke prochye commen waken met arer wake ten cante bi ons ten azegarse ende dat elc hoofman met sinen volke sij ter dunnen voor sonne onderganc om up thoochste van der dunnen te bescauwen waer of sij hem te bewachten hebben up boete van iij [drie] lb.[livre,pond] par.[parisis] die daer of in ghebreke sij.

Voort die van Dudseele ende Ramscapelle int ghelijcxs met harer wake aenghesien dat ten Asegarse es goet om landen ende es een groot ruum land ende blood van huusen ende ooc Vlaender noeit last en adde vander zee te dien cante sij en quamen ten Azegarse an land.

Item te weten dat si trecken met sterker wake te Heys ende dat daer gheen nood es mids den toeverlaet vanden dorpe dat groot es ende sitten bij een ende die wake ten gate waert vander zee can niet en commen.

Item voort dat men waken sal met twee peerden een van Knocke ende van Waescapelle om t’allen ghetiden te ridene upt water daer te wat schepen datter huut of in seilen mids dat voorland zeere breed is vanden watere tooten dijcke.

Dit te vermanene ten eersten dat men vergaderen zal,

xxxxxxxxxxxxxx

(1) Rijksarchief Brugge, Registers van het Vrije, no 16597 bis.

(2) Men leze hierover de hoofdstukken van J, BARTIER in de “Algemene Geschiedenis van de Nederlanden”, Deel III, De Late Middeleeuwen.

Kustwacht bij het Hazegras in 1465

Drs Luc Danhieux

Rond de poldertorens
1961
02
057-060
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15