De Parochiekerk van Moerkerke - 1617-1720

Dr. Jos. De Smet

In 1719 moest de parochiekerk van Moerkerke vergroot worden. Op aanvraag van de tiendeheffers der parochie, die voor een deel moesten tussenkomen omdat ze de inkomsten van de kerkelijke tienden van de parochie opstreken, werd een grondig onderzoek ingesteld. Het dossier ervan vond ik terug (1). Het bevat ook stukken over werken aan de parochiekerk in de vorige eeuw.

Zoals de meeste van onze kerken, had ook Moerkerke veel te lijden gehad van de geuzenberoerten in de jaren 1578—1604. Eerst onder het Twaalfjarig Bestand dat van 1609 tot 1621 de krijgsverrichtingen tussen Spanje en de Noordnederlandse Provinciën opschortte, werden in 1617 de nodige herstellingswerken begonnen. De grote tiende-heffers, waarvan de bijzonderste was de abt van Saint Quentin in Vermandois, verleenden gedurende zes jaar een jaarlijkse toelage van 9 lib. groten, terwijl de kerkfabriek voor 12 lib. groten zou tussenkomen.

Op 26 juli 1657, dus 50 jaar later, had te Moerkerke voor de Brugse notaris N. Duvillers, een getuigenverhoor platas, alwaar verschenen Daneel Duens gezworen landmeter van het Brugse Vrije, Mahieu Boone en Pieter van Lé, alle drie wonende te Moerkerke, die verklaarden dat de oude kerk van Moerkerke, vóór haar vernieling in het jaar 1600, bestond uit een voorkerk, waarvan alleen de muren waren overgebleven, en uit een middenbeuk en twee zijbeuken, die in 1600 ook "toenemael gherinuweert syn geworden". Enkele jaren later (1617) was men begonnen met de herstelling van het O.L.Vrouwkoor of noorderbeuk, gevolgd door het heropbouwen van de middelbeuk.

Het Verdrag van Westfalen kwam in 1640 een einde stellen aan de Tachtigjarige Oorlog, zodat de vrede nu heerste in het grensgebied. In de volgende jaren was er te Moerkerke een aanzienlijke aangroei van de bevolking. De kerk werd te klein, en de zuiderbeuk, die sedert 1600 verdwenen was, moest nu ook heropgebouwd worden. Dit gebeurde in 1654.

Maar de kerk was nog te klein, en op verzoek van de pastoor van Moerkerke Anthone Mundelaers, werd in aanwezigheid van meester Jan—Baptist van der Zype, kanunnik van Sint—Donaas te Brugge, van de kerkmeesters Pieter Simay en Jan Duprez en van nog andere notabelen, op 26 juli 1657, de kerk opgemeten door landmeter Daneel Deuns, die ervan een “caerte figurative” of plan opmaakte.

De kerk was kleiner dan vóór de geuzenberoerten. Op de westzijde lag nog een deel van de oude kerk in puin, met een oppervlakte van 14 vierkante roeden en 192 vierk. voeten (2) of 220,28 m2. De middenbeuk en de noorderbeuk of O.L. Vrouwkapel maten samen 17 vierk. roeden 180 vierk. voeten of 264,21 m². De zuiderbeuk of St—Denijskapel, opgetrokken rond 1654, mat 9 vierk. roeden 81 vierk. voeten of 139,62 m2. Zodat de gehele oppervlakte van de kerk nu bedroeg 27 R² 65 v² of 403,02 m² tegen 42 R² 67 V² of 623,90 m² vóór 1600.

Rond 1720 werd opnieuw gevraagd om de kerk te vergroten. Daarom stelden de tiendeheffers een nieuw onderzoek in en legden enkele preciese vragen voor aan de kerkfabriek.

Primo: “ Hoe groot is de middenbeuk en hoe groot is ieder zijbeuk? “ Hier werd verwezen naar de hierboven aangehaalde gegevens uit het plan van landmeter Duene uit de maand juli 1657.

Secondo: "Hoeveel communicanten datter yegenwoordigh zyn? “. Er bestonden toen nog geen regelmatige volkstellingen, noch registers van de bevolking , en de kerkmeesters zonden als antwoord op deze vraag, de lijst met naam en toenaam van degenen die in 1719 hun paasplicht hadden vervuld: "Naemen van de Paeschbriefkens der Prochie van Moerkerke van het jaar 1719 “. Er waren toen op de parochie 934 communicanten of inwoners van boven de 11 jaar. Vanonder op de lijst werd door de pastoor bijgevoegd, dat men al de kinderen tussen 7 en 11 jaar ook zou moeten optekenen, daar zij ook verplicht zijn mis te horen op zon- en feestdagen. Zodat met dit getal erbij, men zou komen tot twaalfhonderd personen die verplicht zijn mis te horen.

Tertio: “ Was de kerkoppervlakte aangepast aan het aantal parochianen? “ Om op deze vraag te antwoorden werd op 28 juli 1719 een nieuw grondplan op schaal van de kerk opgemaakt door de Brugse vrijmeester-timmerman Jan Seghers.

Op dit plan is het halfronde koor afgesloten door de communiebank. De predikstoel staat links in het koor. In de kerk zelf staan tussen de pilaren, aan beide zijden van de middenbeuk, die zij dan ook afsluiten van de zijbeuken, twee zitbanken. Langs de zuidermuur staat de lange zitbank van de St-Sebastiaansgilde. In de noorderbeuk staat het altaar van O.L.-Vrouw en in de zuiderbeuk dit van St. Denijs. De doopvont staat in de noordwest hoek van de noorderbeuk, met ten O. en ten Z. ervan een biechtstoel. Ten westen van de middenbeuk staat het vooruitspringend portaal.

2016 03 21 112718Schets van het grondplan van de Kerk

De lengte van de 3 beuken was 16,18 m, de breedte 23,04, met een oppervlakte van 372,59 m². Indien men er het portaal bijvoegt, was de totale oppervlakte 405,18 m². Maar daarvan moest afgetrokken worden de oppervlakte van de drie zitbanken, van de twee biechtstoelen, van de zijaltaren, van de vier pilaren en van de afsluiting van de doopvont tesamen 56,29 m2, zodat de nuttige oppervlakte van de kerk 348,89 m² bedroeg. Wat plaats gaf aan 928 parochianen tegen 5 vierkante voeten (0,376 m2) per persoon.

Het is spijtig dat we slechts een grondplan van de kerk en geen tekening ervan bezitten, die het uitzicht van het gebouw zou weergeven.

(1) Zie nota 1. bij volgend artikel.
(2) Een vierkante Roede is 196 vierk. Voeten of 14,7456 m². Een Voet is 0,2743 m; 1 vierk. voet is 0,0752 m².

De parochiekerk van Moerkerke 1617-1720

Dr. Jos. De Smet

Rond de poldertorens
1965
02
054-056
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15