Het kasteel van Oostkerke

René De Keyser

Van de gebouwen van het oorspronkelijk kasteel is weinig overgebleven.

De nog bestaande grondvesten van torens en ringmuren laten echter toe, ons een gedacht te vormen van deze 14e eeuwse herenwoning. Op deze plaats woonden eertijds de Heren “van Oostkerke”.

De twee ronde toegangstorens aan weerszijden van de poort, waartoe een tweebogige brug toegang geeft, trekken nog altijd veel nieuwsgierigen.

Het oorspronkelijk kasteel bestond uit een opperhof met de woonst van de Heer en met een totale oppervlakte van ongeveer 1250 m2; en een nederhof dat gelegen was te noorden van het opperhof. Dit nederhof, waar zich de paardenstallen, de koetshuizen en andere dienstgebouwen bevonden, besloeg een oppervlakte van ongeveer 3400 m2. Deze grote oppervlakte staat wellicht in verband met schapenteelt. Begin 1400 pachtten de Heren van Oostkerke immers dijken van de stad Monnikerede. En een stuk land bij het kasteel draagt nu nog de naam “het Schaapgras”.

Die twee hoven vormden elk een onregelmatige vierhoek en waren beide afgesloten door een ringmuur van omtrent één meter dikte. Deze ringmuren waren alle twee omwald. De walgrachten hadden een breedte van 12 meter; wat duidelijk bleek uit de graafwerken in 1938. De enige toegang tot het opperhof liep over een brug die de walling overspande tussen de noordermuur van het opperhof en de zuidermuur van het nederhof.

Op elk van deze twee hoven stonden drie ronde torens, gelegen als volgt.

Het nederhof had op zijn noordzijde drie torens. De eerste twee waren opgetrokken aan weerszijden van do toegangspoort. Het zijn de twee torens die we heden nog zien. Ze zijn gedeeltelijk herbouwd en meten nu vanaf de waterlijn tot aan de kroonlijst 11 meter. Onder het gelijkvloers van de oostelijke toegangstoren bevond zich volgens ooggetuigen vóór de oorlog van 1914—1918 een soort kelder waarnaar alleen toegang was door een vierkante opening in het gelijkvloers van de toren. Boven deze opening was in het gewelf een stevige ijzeren ring gevestigd. Deze kelder kan tot niets anders gediend hebben dan tot ijskelder.

Ook de ligging wijst daarop: in het noordoosten en wat teruggetrokken aohter zijn gebuur, kon hij nooit door de zon beschenen worden. De nevensliggende brug liet toe hem gemakkelijk en snel te vullen met het ijs uit de wallen.

De westelijke toegangstoren werd de spooktoren genoemd, waarover verder.

De derde toren, op de noordwestelijke hoek van het nederhof, deed dienst als duiventoren. Het opperhof had zijn drie torens op drie hoeken; de noordoosthoek bezat geen toren omdat daar het woongebouw van de Heer was opgetrokken, met deuren en vensters naar het zuiden gericht, Vóór die vensters zal op het grote opperhof nog plaats genoeg geweest zijn voor de onmisbare kruidenhof.

Wanneer het kasteel werd opgetrokken is onbekend. Het kan mogelijks uit de 14e eeuw dateren en zou dan een andere woning vervangen hebben. We nemen aan dat het in de 14e eeuw geweest is, omdat ten eerste de aankoop van het Ammanschap door de familie “van Oostkerke” plaats had in 1316. Ten tweede moet dan de oorspronkelijke woning door de ontklinking van het Oudland een vochtige en ongezonde woonst geworden zijn. Ten derde beantwoordde hun woning wellicht niet meer aan de vereisten voor huisvesting zoals die in de 14e eeuw door de rijke adel van het Brugse werden gesteld.

Volgens zeer geloofwaardige ooggetuigen werden gedurende de grondwerken in 1938, te midden het nederhof, de grondvesten blootgelegd van een woontoren of donjon. Er werden helaas geen nauwkeuriger waarnemingen verricht. Op deze plaats bevinden zich nu nog zware steenmassa’s op 1,50 m diepte, die misschien het laatste overschot zijn van de primitieve woning.

De dorpel van de nog bestaande toegangspoort werd nooit gewijzigd en bewijst dat, bij de bouw van het 14e eeuwse kasteel, de grond afkomstig uit de wallingen binnen de ringmuren werd gebracht, waardoor het geheel hoger en droger kwam te liggen.

Het gebruikte materiaal is baksteen. De twee toegangstorens die nog overeind staan, zijn langsonder, gedeeltelijk in het water, gebouwd uit grote moefen van 32 cm lang. De overblijfsels van de ringmuren zijn uit baksteen van enigszins kleinere afmetingen. Alle torens hebben een doorsnede van 5,20 m overmeten. De tegenwoordige gebouwen staan alle op het vroegere nederhof. Van het opperhof zijn alleen de grondvesten van de ringmuren en van de torens te zien.

Zoals voor alle oude kastelen, waren ook hier spookverhalen en legenden gekend. In de westelijke toegangstoren werd door geesten muziek gemaakt, dat maar ophield nadat de plaatselijke pastoor de nodige bezweringen had uitgesproken. Ook wil de volksoverlevering dat het kasteel door een onderaardse gang in verbinding stond met de kerk. De opening in de torenvloer die toegang verleende tot de ijskelder, werd aanzien als de opening naar de “onderaardse gang” langswaar “de tempeliers” die er “in den ouden tijd” woonden, naar de kerk gingen zonder op straat te komen.

René De Keyser

grondplan-kasteel-oostkerke

Grachten

Nederhof
1 Oudste Woontoren ?
2 Toren met ijskelder
3 Spooktoren
4 Toegangsbrug
5 Duiventoren

Grachten

Opperhof

6 Verbindingsbrug
7 Herenwoonst

Schets op 1/500

Het kasteel van Oostkerke

René De Keyser

Rond de poldertorens
1960
03
027-029
Achiel Calus
2023-06-19 14:37:15