Fons van Miel van Cents

Pierre Vantorre

Op 27 juli 1902 werd er in het café van Miel van Cents, in de Dwarsstraat, geklonken op de geboorte van een vijfde kindje. Vroedvrouw Sofie Dyserinck had een flinke zoon helpen ter wereld komen, die in het geboorteregister van de burgerlijke stand werd ingeschreven als Ackx Alphons, Joseph, zoon van Emiel en Couwijzer Virgenie. Hij kwam na Bertha, Frans, Victorine, Eugène en Leon.

Later zou broer Karel er nog bijkomen.

Als we Fons vragen hoeveel hij woog bij zijn geboorte, is zijn vrouw Adrienne hem te vlug af en zegt lachend:

“Zoveel als een haring in burgerskleren!“

Maar Fons weet beter

“Ik woog omtrent vier kilo en had geen haartje op mijn hoofd. Ik werd gedoopt door Pastoor Froidure en zoals het in die tijd meer dan nu gebruikelijk was, kreeg ik de borstvoeding. Op mijn eerste verjaardag kon ik alleen lopen en ik heb mijn ouders dikwijls horen zeggen dat ik een brave jongen was.

Mijn schooltijd was van korte duur. In de gemeenteschool kreeg ik les van “meester“ Richard Gobert, maar op 20 juli 1914 - zeven dagen vóór mijn twaalfde verjaardag werd ik als “jongen” aangemonsterd op de H.27 Sint-Antonius.

Twee jaar later zou de H.27 Alphons Ackx naar een erg onprettig oorlogsavontuur voeren….

Ter navolging van andere Heistenaars was Miel van Cents met vrouw en kroost naar Nederland uitgeweken met bestemming Breskens. Fons kon toen nog niet vermoeden dat hij veel vlugger dan hij dacht terug in België zou zijn ...

“We verbleven twee maanden te Breskens, waarna Zierikzee onze vluchthaven werd. Onze Leon was met stuurman Pol van Martjes (Couwijzer) te Breskens gebleven en ik zou hem pas voor het eerst terugzien in de gevangenis van Brugge.

Wat was er gebeurd ?

Vader Miel, Fons - en vier dagen eerder Leen - werden door de “Kriegsflotte“ opgepakt als spionnen. Pas later zou alles duidelijker worden en kwamen ze te weten dat heel die “spionage-story“ rond de figuur van Pol van Gommetjes draaide.

“Pol van Gommetjes was ook een Ackx en werd door de Duitsers opgespoord als spion voor de Engelsen, met als activiteit het overbrengen van Belgische soldaten naar Engeland. De Duitsers organiseerden een klopjacht op al wie de naam Ackx droeg.

Aldus kregen we op zekere dag, tijdens de visvangst, hoog bezoek! Ons vaartuig werd geënterd door een Duitse duikboot, de mariniers doorzochten ons vaartuig en we kregen bevel over te stappen op hun duikboot. Enkele minuten later zagen we onze H.27 aan splinters vliegen...”

De U-boot stevende naar Zeebrugge en twee dagen later zaten vader Miel en Fons in de gevangenis te Brugge, alwaar broer Leon al vier dagen was opgesloten. Fons was één klomp en zijn klak kwijt, maar Brugse burgers zorgden er voor dat de krijgsgevangenen voldoende kledingstukken kregen.

Het verblijf in ‘t Pandereitje duurde zes weken vooraleer de “Heistse Spionnen" per trein naar Duitsland werden gevoerd. De eerste nachtrust in Duitsland kregen ze in het stationsgebouw van Keulen en daar was de bevolking verre van vriendelijk tegenover hun “vijanden“. Sommige spuwden hun in het gezicht.

‘s Anderendaags werden ze overgebracht naar het kamp van “Sennelagen“ waar Pol van Martjes reeds verbleef. Pol werkte in de steenkoolmijn van Dortmund en zou later het strafkamp ontvluchten. Het kamp van “Sennelagen“ was maar een tijdelijk verblijf voor een week of zes. Dan werden vader Emiel en Fons per trein naar het werkkamp “Holzminden“ gevoerd. Ze waren daar ook al niet erg welgekomen voor de Walen die het voor het zeggen hadden. Vlamingen en Walen leefden in het kamp gescheiden, maar de Walen mochten zich bijvoorbeeld altijd eerst tegoed doen in de keuken en de Vlamingen kregen de restjes.

Overvloed van eten is er nooit geweest en het was maar best dat om de maand een pakket kwam langs het Rode Kruis met o.a. suiker en rijst. Fons vertelt nog enkele bijzonderheden over het kampleven en de terugkeer naar Heist.

“We kregen elke dag soep met koolrapen en per drie man één brood, goed afgewogen op een weegschaal. Maar de dag kwam dat er geen eten meer was in het kamp en dat we moesten gaan werken. Sommige werden uitgestuurd naar de steenkoolmijnen, andere - waar vader en ikzelf bij hoorden - werden naar Frankrijk gestuurd om in de bossen te werken en stenen te kappen in de streek van Maubeuge en Valenciennes.

We waren intussen al 1918 en er kwam geen verbetering in de levenswijze. We werden op de duur ziek van de honger en vooral vader “Centen“, die niet meer van de jongste was, baarde zorgen. Na omtrent vier maanden werken in Frankrijk wisten de Duitsers blijkbaar geen raad meer met ons. Toch was het voor ons een volkomen verrassing toen het bericht kwam dat we naar huis mochten.

Het was een lange treinreis naar Heist, alwaar we ons eerst moesten aanmelden op de Kommandantur in het Casino-Kursaal. ‘t Was daar dat we herkend werden door politieagent VandenBroele die het nieuws van onze terugkomst verspreidde. Toen we buiten kwamen waren ontelbare Heistenaars samengetroept om ons te verwelkomen.

We gingen eerst een pot pakken in het café van “Frijns" in de Dwarsstraat, waar ik voor het eerst sinds twee jaar op een stoel kon zitten.

(Frijns = Frans Vantorre die in 1966 gevierd werd als honderdjarige).

Van het café van “Frijns” gingen we naar ons huis, dat bewoond werd door mijn grootouders (Pietje van Centens), want moeder en de rest van ons gezin was nog in Zierikzee. We hebben ons daar netjes gewassen, van de luizen ontdaan en smakelijk gegeten. Intussen werd het een drukte van je welste met bezoek van familieleden en vrienden die ons allemaal te eten vroegen!

Vier weken later kwam ook onze Leon, met zwaar opgezwollen voeten terug. Vader Centen woog maar 37 kilo meer en was op zicht een heel oud ventje geworden, wat hem niet belette om later te voet met ons naar Zierikzee te trekken waar het opnieuw een hartelijk weerzien werd.....

—0—0—0—0—0—0—

Het zo stilaan legendarisch geworden verhaal over de jongste krijgsgevangene van België is al ruimschoots tot het publiek gekomen langs kranten, tijdschriften en andere publicaties. Daarom brengen we met opzet een verkorte versie over Fons zijn belevenissen tijdens de eerste wereldoorlog, want Fons had ook nog andere dingen te vertellen

—o—o—o—o—o—o—

Na de oorlog van 14/18 kocht vader Centen een “Bottertje“ in Holland om de garnaalvangst te beoefenen. Later voerde Fons zijn eigen vaartuig dat tijdens de oorlog 40/45 door de Duitsers werd opgeëist. Maar Fons bleef vissen.....

Met het vaartuig van “De Bels“ alias Tjole (Vantorre) bedreef hij tijdens de oorlogsjaren de sprot- en haringvangst. Oostende, Nieuwpoort, Gravelines en Duinkerken waren zijn aanleghavens.

Adrienne daarover :

“We hebben een tijdje te Nieuwpoort gewoond toen de vangst te Gravelines verkocht werd. Het lag in de bedoeling dat Fons om de week naar huis (Nieuwpoort) zou komen, maar het duurde soms een maand vooraleer ik hem terug zag!“

Na de oorlog 40/45 heeft Fons op zijn minst op tien verschillende vaartuigen gevaren tot hij op zijn vijftigste eraan dacht ander werk te zoeken, desnoods aan wal.”

Waarom ?

“We dachten aan onze oude dag “zegt Adrienne“. Fons had er vele jaren opzitten als zelfstandige en als loontrekkende zou hij een groter pensioen trekken.”

Zo kwam het dat Fons Ackx kapitein werd op een sleepboot van de firma Hanssens en aldus ook meehielp aan de versterkingswerken van de strandhoofden. Niet voor lang echter want drie jaar later kreeg Fons de kans om schipper te worden op het prachtig jacht van mijnheer VanderElst. Het was een als jacht omgebouwde vissersvaartuig onder de naam “Pontevedra “ (= de naam van een havenstad, aan de Spaanse Westkust Atlantische Oceaan). Toen het jacht nadien in eigendom kwam van de heer Blaton was er voor Fons geen vuiltje aan de lucht. Hij bleef schipperen met de “Pontevedra“ waaraan hij veel prettige herinneringen heeft overgehouden, ondanks hij soms vele uren hard moest werken tegen een laag loon maar met de geneugden van lekker eten en geen tekort aan drank... Kon de “Pontevedra“ maar spreken…

“Met de Pontevedra werd ook gevist, want soms werden zeereizen naar Engeland gemaakt. Er werd zelfs een zeetrip van méér dan een maand ondernomen in 1973. Vetrokken te Zeebrugge werd via Calais naar Dover gestevend en dan verder verschillende havens aan de Engelse kust bezocht. Ondertussen werd er gevist vooraleer op 7 augustus de terugreis aan te vatten. Eens heeft de chauffeur van mijnheer Blaton het erg benauwd gehad toen ik voor de eerste maal naar Engeland moest varen. Het was mistig, maar na 8 u varen schipperde ik toch de jacht de haven van Dover binnen.

‘t Was voor iedereen een opluchting en niet in het minst voor mezelf.

Voor een ervaren zeeman als Fons Ackx waren de zeetochten met de “Pontevedra“ misschien de minst attractieve momenten van zijn job, hoewel.... hij het toch eens benauwd kreeg:

“Er werd ‘s nachts aan mijn deur gebeld om het nieuws te brengen dat ik mij onmiddellijk mocht klaar maken om uit te varen ...

Toen het jacht het zeegat koos waren ze wel met z’n twintig aan boord en het feest werd voortgezet met whisky en champagne. Plots werd me gevraagd om het jacht stil te leggen en.... tot mijn grote verwondering sprong iedereen over boord! Ik schrok en dacht bij mezelf: hier gaan er ongelukken gebeuren. Gelukkig kon iedereen goed zwemmen en toen ze wat afgekoeld waren klommen ze terug aan dek en de party werd verder gezet.”

De perioden dat er niet moest gevaren worden en Fons andere opdrachten te vervullen had, was hij meestal in gezelschap van de chauffeur van de grote baas. Ze waren goede maatjes geworden en deelden alle lief en leed, met de nadruk op lief:

“Ik heb eens moeten helpen hij een jachtpartij in de bossen van Waterloo, waar een groep van 24 jagers op hazen en fazanten schoten. ‘s Avonds werd er in een paviljoen gesmuld, gedronken en gedanst tot in de vroege uurtjes terwijl ik dat allemaal mocht beleven vanuit de keuken waar mij niets tekort werd gedaan...

Op een andere keer werd in een kasteel te Brussel een fuif georganiseerd met 180 genodigden en ik, Fons van Miel van Cents, moest met mijn handen in witte handschoenen aan het hekken staan om de gasten binnen te leiden.

Speciaal voor deze gelegenheid was er een enorme tent en een orkest gehuurd. Wilde zwijnen draaiden aan ‘t spit en drank was er zeker niet tekort, ‘t Was me daar een boeltje en toen het feest afgelopen was “kroop” ik onuitgekleed in bed.

Om de “ Pontevedra “ te kuisen en op te tuigen werd het jacht overgebracht naar de jachthaven van Schaarbeek. Een nieuw werkterrein met nieuwe avonturen voor Fons. Het tegendeel is trouwens niet te bedenken.

“Ik kreeg van mijnheer Blaton een treinabonnement Heist-Schaarbeek en terug, maar toch ben ik op zekere dag, met mijn abonnement op zak, niet tot in Heist geraakt.

“‘t Was winter en ‘t had gesneeuwd toen ik op de laatste trein naar Heist stapte. ‘k Was moe gewerkt, viel in slaap en werd wakker geschud te ... Oostende. Op zijn eigen nog niks aan de hand zou je denken, maar ik had geen rooie duit op zak en dat was het grootste probleem voor mij. De stationschef gaf mij de raad om met de trein terug te keren naar Schaarbeek, vermits ik toch een abonnement had. ‘t Was proper bedoeld, maar daarmee was de kous nog niet af vermits de trein die uit Oostende vertrok naar Duitsland reed en geen halt hield in het station van Schaarbeek! Ik bleef toch maar zitten en heb het op de trein uitgepraat met de conducteur die me uit de penarie heeft geholpen met de trein in het station van Schaarbeek “bijna” te doen stilstaan om me de gelegenheid te geven eruit te springen.”

Schaarbeek-Heist met een late trein was dagelijkse sleur voor Fons, maar menig keer wachtte Adrienne tevergeefs op zijn thuiskomst. Dat was de aanleiding van het besluit van Adrienne om op een koele dag Fons eens op zijn nest te pakken te Schaarbeek.

“Ik was nog nooit naar Brussel gespoord, kende ook nergens de weg en kwam te Schaarbeek aan toen het al donker was. Met links en rechts te informeren vond ik de jachthaven en ook Fons! Alphons Ackx kende men daar niet, maar de schipper van de “Pontevedra“ was door iedereen gekend uit de omgeving. Hij heeft het hier goed: eten, drinken en weinig werken zei iemand. Fons haalde me aan boord, waar ik de nacht heb doorgebracht.”

Fons vertelde nog over zijn verblijf te Antwerpen en zijn uitstap, met zijn vriend de chauffeur, naar Parijs.

“Tijdens een verblijf te Antwerpen, kuierde ik rond in het schipperskwartier, een omgeving die mij eigenlijk niet zo goed bekend was. Vanuit een van de vele herbergen hoorde ik op een ruit tikken en ik dacht dat in binnen geroepen werd om een pint te drinken, maar ik was rapper buiten dan binnen toen ik de hoeren zag....!

Te Parijs was het een prettiger ontmoeting. Daar op wandel in afwachting dat de chauffeur van mijnheer Blaton me terug zou oppikken, hoorde ik zeggen: die man lijkt wonderwel op Fons van Miel van Cents. Ik draaide me om en zei die ben ik! En daar stond ik bij een groep Heistenaars, leden van “Vissersvreugd“ de oud-leerlingen en vriendenkring van de Vrije Visserijschool, die met een autobus van Wittesaele op reis waren.

De wereld is klein en ‘t zijn maar de bomen die elkaar niet ontmoeten.”

—0—0—0—0—0—

Het interview ten huize van Fons van Miel van Cents had evengoed de titel kunnen dragen van “Schipper naast Adrienne“, want Adrienne en Fons schipperen nu al 56 jaar in hun huwelijksbootje, hebben een mooi gezin gesticht en vooral tijdens de jaren dat Fons de “Pontevedra“ voerde heeft Adrienne het allemaal van dichtbij meegemaakt en altijd een hulpvaardige hand toegestoken. Sinds hun huwelijk was het samen leven en werken en hoe destijds het passend deksel op de pot kwam, vertelt Adrienne.  

“Mijn vader zaliger, ging elke zondag zijn borreltje drinken in het café van Miel van Cents. Fons was al op weg naar de osseweide, toen op een zondag moeder Virgenie tegen Bertha, een zuster van Fons, zei: onze Fons zou moeten “achter“ de dochter van Petrus Vlietinck zitten. En wonder boven wonder, de omstandigheden hielpen er aan mee dat de wens van moeder Ackx rapper in vervulling ging dan ooit gedacht, dank zij onze kruiwagen.

“De ouders van Pietje Ketser, die in de Vlamingstraat woonden (en ook mijn grootouders waren langs moederszijde), waren gestorven en er zou een “Vendu” gehouden worden. Bertha, de oudste zuster van Fons die al weduwe was, had graag in deze “Vendu” een boerenstoof verkocht, maar had geen vervoermiddel om het ding ter plaatse te brengen. Zo kwam moeder Centen op het idee om de kruiwagen van mijn vader te vragen.

“Onze Fons zou samen met uw dochter Adrienne de boerenstoof kunnen vervoeren“ zei ze.

En zo is het dan ook gebeurd. We hebben de boerenstoof naar de Vlamingstraat gevoerd, maar nadien heeft Fons mij op de kruiwagen naar huis gebracht! We hadden natuurlijk veel bekijks in de Kursaalstraat en Pannestraat op weg naar de Bakkerstraat, waar Fons zijn “vracht“ heeft afgeleverd.”

“Zo is Fons voor de eerste keer bij ons binnen geraakt en blijven “achter” me zitten. Ik en tante Leonie, een zuster van mijn vader, werkten destijds in villa’s en ook in het Kursaal-Palace. Fons kwam daar dikwijls “ronddraaien“ met de hoop me te ontmoeten, maar tante Leonie ging dat thuis verklappen bij zoverre dat ik haast niet meer buiten mocht komen van vader Petrus. Toen ik op zekere dag mijn ouders vertelde dat Fons gevraagd had om bij ons thuis te mogen komen, had vader geen bezwaar, hoewel hij toch zei: “Goed, maar als hij zat is, gooi ik hem buiten”. Vader Vlietinck was nog al een man van zijn woord en toen het toch eens gebeurde dat Fons op bezoek kwam met een zuçhtje op, zat hij hem na met een greep.

Dat was natuurlijk niet kwaadaardig bedoeld en op 8 januari 1927 traden we in het huwelijk. Ons gezin werd verrijkt met vier zonen, waarvan er nog, drie in leven zijn. Emiel en Pierre zijn gehuwd en Frans is nog vrijgezel.”

—0—0—0—0—0—

Op bezoek gaan bij Fons van Miel van Cents is een belevenis apart. Het is merkbaar dat Fons al wat hij vertelt nog eens geestelijk beleeft… Zijn vrouw Adrienne, die gedurende gans de duur van het gesprek met gekruiste armen naast hem zat, knikte meestal instemmend of vulde het verhaal van Fons aan met haar eigen versie.

Eén ding staat vast, het leven van Alphons Ackx is een verbond met de Noordzee. Het was dan ook niet verwonderlijk dat het café dat hij in 1950 opende op de hoek van de Kerkstraat en Kard.Mercierstraat de naam “Noordzeestrand“ kreeg.

Fons van Miel van Cents

alphons-ackx-jongste-krijgsgevangeneVooraan met gekruiste armen, Alphons Ackx als jongste krijgsgevangene van België (1 4/18). Verder v.l.n.r. rechtstaande Leon Ackx (Cents), Jules Demunter, Charles-Louis Gheselle en Emiel Ackx (Miel van Cents). Zittend Leopold Couwijzer (Pol van Martjes), Dobbelaere (Dobbeltje) en Savels (de Fallen).

FOTO

alphons-ackx-als-schipperAlphons Ackx als schipper op het jacht “Pontevedra” (1963)

brugge-zeehaven-openbare-meeting

Mijnheer de Voorzitter,
EEN BESLISSEND OOGENBLIK NADERT VOOR BRUGGE-ZEEHAVEN.

Een Engelsche Maatschappij biedt aan de haven te maken en te doen gelukken; alles hangt dus af van het tegenwoordig Ministerie; daar is de toestand omtrent welken Mijnheer DE MAERE TOEKOMENDE ZONDAG 21 JUNI, in eene OPENBARE MEETING op STADSHALLE, breedvoerige uitleggingen zal geven.

Gelijk Mijnheer VISART gezegd heeft, is er maar iets meer noodig, dat is dat de Brugsche bevolking krachtig haren wil doe blijken BRUGGE ZEEHAVEN te bekomen; wees daarom zoo goed, Mijnheer de Voorzitter, al de leden uwer Maatschappij dringend uit te noodigen ZONDAG AANSTAANDE om VIJF URE namiddag stipt op de Meeting tegenwoordig te zijn.

ER MOET PLAATS TE WEINIG ZIJN OP STADSHALLE.

Aanveerd, Waarde Heer Voorzitter. de uitdrukking onzer bijzondere achting.

NAMENS DE VIER INRICHTENDE MAATSCHAPPIJEN:

Syndicale Vereeniging,
Reizigers Kring,
Vereeniging der Koolieden, Scheepsdaele,
Kring Brugge-Zeehaven.

De Voorzitters,
VAN NIEUWENIIUYSE,
De Schrjvers A. VAN ACKERE,
0. DE RYCKER, CH. SERWEYTENS, A. STORIE, A. PECSTEEN, Ondervoorzitter van den LANDTSOGHT, Kring Brugge-Zeehaven. J. SABBE.
Brugge, druk van Jan Cuypers.

 

Fons van Miel van Cents

Pierre Vantorre

Heyst Leeft
1983
02
010-016
Ludo Sterkens
2023-06-19 14:37:15